Regeling intrekking enige veterinairrechtelijke voorschriften

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 2 december 2004, nr. TRCJZ/2004/6115, Directie Juridische Zaken, houdende intrekking van enige veterinairrechtelijke voorschriften

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 12, 68 en 70, van de Veewet, de artikelen 10 en 17 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 2 van de Destructiewet en artikel 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

Artikel I

Artikel 1, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling E.G.-verordening gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten1 komt te luiden:

2. Voor de toepassing van deze regeling gelden de definities, bedoeld in artikel 2 van verordening (EG) nr. 1774/2002, met dien verstande dat onder gespecificeerd risicomateriaal wordt verstaan: gespecificeerd risicomateriaal genoemd in bijlage XI, hoofdstuk A, punt 1, onder a, punt i en ii, van verordening (EG) nr. 999/2001.

Artikel II

De Regeling uitvoer vers vlees en vleesbereidingen 19852 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde gedachtestreepje van onderdeel x vervalt.

2. Onderdeel z vervalt.

3. De onderdelen aa tot en met ac worden geletterd z tot en met ab.

B

Artikel 3, onderdeel j, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde gedachtestreepje van punt 5 vervalt.

2. Punt 9 vervalt.

Artikel III

De Regeling van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 22 november 2000, kenmerk TRCJZ/2000/141213 , wordt ingetrokken.

Artikel IV

1. De artikelen I, II, de onderdelen A, onder 1, en B, onder 1, en III treden in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij is geplaatst.

2. Artikel II, de onderdelen A, onder 2 en 3, en B, onder 2, treedt in werking met ingang van 1 februari 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 mei 2001 (hierna: verordening) bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van onder andere BSE. Frankrijk en Duitsland hebben in het verleden in verband met de bestrijding van BSE nationaal aanvullende maatregelen getroffen ten aanzien van bepaalde dieren of producten. In Nederland golden tot nu toe ten aanzien van uit Frankrijk en Duitsland afkomstige dieren of producten dezelfde aanvullende eisen.

De onderhavige wijzigingsregeling voorziet in de afschaffing van een gedeelte van deze aanvullende maatregelen. Enerzijds is afschaffing mogelijk nu de risico’s waartoe de aanvullende maatregelen waren getroffen minder groot of niet meer aan de orde blijken te zijn, wat inmiddels heeft geleid of naar verwachting zal leiden tot versoepeling van de oorspronkelijke Duitse en Franse regelgeving. Anderzijds houdt het verband met het feit dat het kabinet streeft naar vermindering van de hoeveelheid regelgeving en een zogenoemd ‘level playing field’ dat wil zeggen afschaffing van nationale regels die zijn gesteld in aanvulling op Europese voorschriften.

Afschaffing van aanvullende maatregelen leidt tot wijziging van de Uitvoeringsregeling E.G.-verordening gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en de Regeling uitvoer vers vlees en vleesbereidingen 1985 en tot intrekking van de regeling van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 22 november 2000, met als kenmerk TRCJZ/2000/14121. Deze regeling stelde regels met betrekking tot het gebruik van dierlijke vetten, afkomstig uit Duitsland en Frankrijk, in voeder voor landbouwhuisdieren.

Het gevolg van de onderhavige wijzigingsregeling is dat ten aanzien van uit Frankrijk of Duitsland afkomstige runderen geen aanvullende voorschriften meer gelden. Slechts de voorschriften zoals die zijn neergelegd in de verordening en waaraan in nationale regelgeving uitvoering is gegeven, zijn van toepassing. Dit heeft gevolgen voor de volgende onderwerpen.

De thymus (zwezerik) en de milt van uit Frankrijk afkomstige runderen mogen thans weer worden uitgevoerd en behoeven niet langer te worden vernietigd. Dit houdt verband met het feit dat het in Frankrijk, onder voorwaarden, weer is toegestaan zwezeriken van Franse kalveren en de milt van Franse runderen te consumeren. Hiertoe is artikel 2, eerste lid, onderdeel x, vierde gedachtestreepje, en artikel 3, onderdeel j, onder 5, vierde gedachtestreepje, van Regeling uitvoer vers vlees en vleesbereidingen 1985 vervallen en is artikel 1, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling E.G.-verordening gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten gewijzigd.

Voorts vervalt artikel 3, onderdeel j, onder 9, van de Regeling uitvoer vers vlees en vleesbereidingen 1985. Hierin was vastgelegd dat de T-bonesteak van runderen, die ouder zijn dan 12 maanden en, al dan niet van oorsprong, afkomstig zijn uit Frankrijk, niet mogen worden uitgevoerd. Nu in verordening (EG) nr. 999/2001 is bepaald dat dit materiaal behoort tot gespecificeerd risicomateriaal en dus moet worden vernietigd, is deze bepaling overbodig geworden. Deze wijziging treedt in werking met ingang van per 1 januari 2005. Dit laatste houdt verband met het feit dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vergelijkbare voorschriften met ingang van die datum afschaft.

Voor het testen op BSE van uit Duitsland afkomstige slachtrunderen zal, eveneens vanaf 1 januari 2005, de leeftijdsgrens gelden zoals die in de bijlage III bij de verordening is neergelegd. Het zal niet langer verplicht zijn alle Duitse runderen die ouder zijn dan 24 maanden op BSE te testen. Veterinair bezien is dit aanvaardbaar omdat tot nu toe bij Duitse runderen die na 24 maanden zijn getest, geen BSE is aangetroffen. Artikel 2, eerste lid, onderdeel z, van Regeling uitvoer vers vlees en vleesbereidingen 1985 vervalt dan ook met ingang van 1 februari 2005. Dit laatste in verband met het feit dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vergelijkbare voorschriften met ingang van die datum afschaft.

Ten slotte wordt de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 22 november 2000, met als kenmerk TRCJZ/2000/14121, inzake het verbod op het gebruik van dierlijke vetten afkomstig uit Frankrijk of Duitsland voor de vervoedering van landbouwhuisdieren, ingetrokken. Als gevolg hiervan bestaat binnen Nederland geen verbod op het gebruik van de betreffende dierlijke vetten voor de vervoedering aan landbouwhuisdieren. Dit laat onverlet de eventuele in Duitsland en Frankrijk bestaande beperkingen ten aanzien de verhandeling en het gebruik van de betreffende dierlijke vetten.

Administratieve lasten

Aan de onderhavige wijzigingsregeling zijn geen administratieve lasten verbonden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2003, 171; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 27 augustus 2004, Stcrt. 167.

  • 2

    Stcrt. 1985, 53; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 28 september 2004, Stcrt. 189.

  • 3

    Stcrt. 2000, 227; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 21 december 2000, Stcrt. 249.

Naar boven