Wijziging Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 november 2004, nr. TRCJZ/2004/5579, houdende wijziging van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten in verband met het vorderen van medebewind

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PbEU L 325) en richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PbEU L 325);

Gelet op artikel 94 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de artikelen 3 en 3a van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten;

Besluit:

Artikel I

De Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, onderdeel m, door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

n. verordening (EG) nr. 2160/2003: verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PbEU L 325);

o. richtlijn nr. 2003/99/EG: richtlijn nr. 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PbEU L 325).

B

Na paragraaf 4 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 4a

De monitoring, preventie en bestrijding van zoönosen en zoönoseverwekkers bij dieren

Artikel 9a

1. Ter uitvoering van artikel 3a van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten wordt medewerking gevorderd van het Productschap Pluimvee en Eieren, het Productschap Vee en Vlees, het Productschap Diervoeder en het Productschap Zuivel.

2. De in het eerste lid gevorderde medewerking bestaat uit het stellen van regels ten behoeve van onderzoek naar de aanwezigheid van zoönosen, zoönoseverwekkers, antimicrobiële resistentie bij zoönoseverwekkers en bij andere verwekkers, wanneer deze een gevaar opleveren voor de volksgezondheid, overeenkomstig richtlijn nr. 2003/99/EG;

3. Het Productschap Pluimvee en Eieren, het Productschap Vee en Vlees, het Productschap Diervoeder en het Productschap Zuivel verstrekken de minister de gegevens die zij hebben verzameld in het kader van het tweede lid.

4. Het Productschap Pluimvee en Eieren, het Productschap Vee en Vlees, het Productschap Diervoeder en het Productschap Zuivel kunnen voor de onderzoeken of verrichtingen die de productschappen uitvoeren in het kader van het eerste en tweede lid een vergoeding van kosten heffen.

Artikel 9b

1. Ter uitvoering van artikel 3a van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten wordt medewerking gevorderd van het Productschap Pluimvee en Eieren.

2. De in het eerste lid gevorderde medewerking bestaat uit:

a. het stellen van regels met betrekking tot het verrichten van onderzoek ten behoeve van de monitoring van zoönosen, zoönoseverwekkers, antimicrobiële resistentie bij zoönoseverwekkers en bij andere verwekkers, wanneer deze een gevaar opleveren voor de volksgezondheid, ter uitvoering van de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgestelde voorschriften ter uitvoering van artikel 4 verordening (EG) nr. 2160/2003;

b. het stellen van regels met betrekking tot de uitvoering van het nationale bestrijdingsprogramma zoönosen en zoönoseverwekkers, bedoeld in artikel 5 van verordening (EG) nr. 2160/2003, voorzover het gaat om:

1°. hygiënemaatregelen en vervoersbeperkingen op pluimveebedrijven en bedrijven die producten van pluimvee verwerken ter voorkoming van een besmetting met, naar aanleiding van een verdenking van een besmetting met en naar aanleiding van een besmetting met een zoönose of een zoönoseverwekker;

2°. het doen van onderzoek ten behoeve van de controle op een besmetting met een zoönose of een zoönoseverwekker;

3°. het traceren van de dieren en dierlijke producten die aanwezig zijn of zijn geweest op een pluimveebedrijf en worden verdacht van of zijn besmet met een zoönose of een zoönoseverwekker;

4°. het afvoeren, vernietigen en behandelen van de dieren en dierlijke producten die aanwezig zijn op een pluimveebedrijf en worden verdacht van of zijn besmet met een zoönose of een zoönoseverwekker;

5°. het vergoeden van de dieren en dierlijke producten, bedoeld onder 4°.

c. het stellen van regels met betrekking tot de uitvoering van de speciale bestrijdingsmethoden die de Commissie van de Europese Gemeenschappen op basis van artikel 8 van verordening (EG) nr. 2160/2003 voorschrijft;

d. het verrichten van de noodzakelijke werkzaamheden ter uitvoering en controle van de regels die op grond van de onderdelen a, b en c worden gesteld.

3. Het Productschap Pluimvee en Eieren verstrekt de minister de gegevens die het productschap verzamelt in het kader van het tweede lid.

4. Het Productschap Pluimvee en Eieren kan in de artikelen 2, 3, 4 en 5 van de Verordening Hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2005, de artikelen 2, 3, 4 en 6 van de Verordening Hygiënevoorschriften pluimveeverwerkende industrie (PPE) 2005 en de artikelen 2, 3, 4 en 5 van de Verordening Hygiënevoorschriften kalkoenhouderij (PPE) 2005, bepalen dat bij overtreding van deze artikelen tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld.

5. Het Productschap Pluimvee en Eieren kan personen aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de regels waarvoor, overeenkomstig het vierde lid, tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld.

6. Het Productschap Pluimvee en Eieren kan voor de onderzoeken of verrichtingen die het productschap uitvoert in het kader van het eerste en tweede lid een vergoeding van kosten heffen.

Artikel 9c

De termijn, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten bedraagt twee jaar.

Artikel 9d

1. Artikel 9a en artikel 9b zijn van toepassing vanaf het moment dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 5 van verordening (EG) nr. 2160/2003 het nationale bestrijdingsprogramma zoönosen en zoönoseverwekkers heeft goedgekeurd.

2. Van de goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, doet de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mededeling in de Staatscourant.

3. Overeenkomstig artikel 15 van richtlijn 2003/99/EG zijn tot het moment van goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, de maatregelen van toepassing die zijn vastgesteld en uitgevoerd overeenkomstig richtlijn 92/117/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1992 inzake maatregelen voor de bescherming tegen bepaalde zoönoses en bepaalde zoönoseverwekkers bij dieren en in producten van dierlijke oorsprong teneinde door voedsel overgedragen infecties en vergiftigingen te voorkomen (PbEG 1993 L 62).

C

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen.

D

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Deze regeling berust mede op de artikelen 3 en 3a van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en besmettelijke dierziekten.

E

De titel van Bijlage I komt te luiden:

Bijlage I bij de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen.

F

De titel van Bijlage II komt te luiden:

Bijlage II bij de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen.

Artikel II

Artikel 9t van de Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren 20002 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tiende lid wordt ‘Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten’ vervangen door: Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen.

2. In het elfde lid wordt ‘Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten’ vervangen door: Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen.

Artikel III

De Bijlage bij de Regeling tarieven Gezondheids- en welzijnswet voor dieren3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 4, onder i, wordt ‘Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten’ vervangen door: Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen.

2. In onderdeel 5, onder e, wordt ‘Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten’ vervangen door: Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen.

Artikel IV

Artikel 4 van het Mandaatbesluit LNV Voedsel en Waren Autoriteit4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel f wordt ‘Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten’ vervangen door: Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen.

2. In onderdeel k wordt ‘Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten’ vervangen door: Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen.

Artikel V

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 november 2004.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Naar aanleiding van de totstandkoming van richtlijn nr. 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PbEU L 325) en verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PbEU L 325) is het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten (verder: het besluit) gewijzigd. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft ingevolge artikel 3, eerste lid, van het besluit1 de bevoegdheid tot het stellen van regels op het gebied van de monitoring, preventie en bestrijding van zoönosen en zoönoseverwekkers. Overeenkomstig artikel 3a, eerste lid, van het besluit2 kan hij voor het stellen van regels met betrekking tot het doen van onderzoek naar de aanwezigheid van zoönosen en zoönoseverwekkers en de preventie en bestrijding van zoönosen en zoönoseverwekkers medewerking vorderen van verschillende productschappen. Onderhavige wijziging van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten geeft uitvoering aan deze mogelijkheid tot het vorderen van medebewind.

Richtlijn nr. 2003/99/EG en verordening (EG) nr. 2160/2003 hebben betrekking op de harmonisatie van de monitoring, preventie en bestrijding van zoönosen en zoönoseverwekkers in Europa. Zoönosen zijn ziekten en besmettingen die direct of indirect van dieren op de mens kunnen worden overgedragen. Gezien het belang van de volksgezondheid bij de bestrijding van zoönosen en zoönoseverwekkers is onderhavige wijzigingsregeling in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vastgesteld.

In de nieuwe paragraaf 4a van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten vordert de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, medewerking van verschillende productschappen ten aanzien van de monitoring, preventie en bestrijding van zoönosen, zoönoseverwekkers en de antimicrobiële resistentie bij zoönoseverwekkers en bij andere verwekkers, wanneer deze een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Daarnaast is ten behoeve van de duidelijkheid en de kenbaarheid de citeertitel van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten gewijzigd in Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen (verder: de regeling). Tevens zijn de verwijzingen naar de regeling aan deze wijziging aangepast.

In artikel 9a van de regeling wordt medebewind gevorderd van de Productschappen Pluimvee en Eieren, Vee en Vlees, Diervoeder en Zuivel ten aanzien van het verrichten van onderzoek naar de aanwezigheid van zoönosen, zoönoseverwekkers, antimicrobiële resistentie bij zoönoseverwekkers en bij andere verwekkers, wanneer deze een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Tevens zijn bovengenoemde productschappen verplicht de uit dit onderzoek verkregen gegevens aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ter beschikking te stellen. Op deze manier kan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voldoen aan de uit richtlijn nr. 2003/99/EG voortvloeiende onderzoeks- en rapportageverplichtingen.

Ingevolge artikel 9b van de regeling wordt medebewind gevorderd van het Productschap Pluimvee en Eieren ter uitvoering van verordening (EG) nr. 2160/2003. In het tweede lid is vastgesteld op welke terreinen het Productschap Pluimvee en Eieren over kan gaan tot het stellen van regels. In het kort gaat het om het stellen van regels omtrent:

– de door de Europese Commissie op grond van artikel 4 van verordening (EG) nr. 2160/2003 voorgeschreven monitoring van zoönosen, zoönoseverwekkers, antimicrobiële resistentie bij zoönoseverwekkers en andere verwekkers, wanneer deze een gevaar opleveren voor de volksgezondheid;

– de uitvoering van een deel van het nationale bestrijdingsprogramma, bedoeld in artikel 5 van verordening (EG) nr. 2160/2003, voor zover het gaat om hygiënemaatregelen op een bedrijf en de maatregelen die in eerste instantie nodig zijn om een zoönose of een zoönoseverwekker op een bedrijf te bestrijden, en

– de uitvoering van de specifieke bestrijdingsmethoden die door de Commissie van Europese Gemeenschappen op grond van artikel 8 van verordening (EG) nr. 2160/2003 kunnen worden vastgesteld.

Daarnaast is het Productschap Pluimvee en Eieren verplicht de gegevens die het heeft verzameld in het kader van de medebewindsopdracht aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ter beschikking te stellen (artikel 9b, derde lid, van de regeling). Op deze manier kan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voldoen aan de op grond van verordening (EG) nr. 2160/2003 vastgestelde onderzoeks- of rapportageverplichtingen. Behalve de bevoegdheid tot het stellen van regels is het tevens noodzakelijk dat het Productschap Pluimvee en Eieren de bevoegdheid heeft om de regels die zij heeft opgesteld, te kunnen uitvoeren en controleren. Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 9b, tweede lid, onderdeel d, van de regeling.

Door het Productschap Pluimvee en Eieren een rol toe te kennen in de uitvoering van richtlijn nr. 2003/99/EG en verordening (EG) nr. 2160/2003 wordt op een efficiënte wijze uitvoering gegeven aan de uit richtlijn nr. 2003/99/EG en verordening (EG) nr. 2160/2003 voortvloeiende verplichtingen. De in de sector aanwezige en verzamelde gegevens en de in de afgelopen jaren opgedane kennis op het gebied van de monitoring, preventie en bestrijding van zoönosen en zoönoseverwekkers en de op dit gebied ontplooide initiatieven kunnen op deze manier volledig worden benut.

Ingevolge een wijziging van artikel 2 van het besluit is niet langer in het besluit vastgelegd wat de bewaartermijn van onderzoeksgegevens is voor exploitanten van een levensmiddelenbedrijf die onderzoek doet naar zoönosen en zoönoseverwekkers, maar wordt deze termijn door de minister vastgesteld. De duur van de bewaartermijn blijft ongewijzigd en bedraagt op grond van artikel 9c twee jaar.

Vergoeding voor het doen van onderzoek

In de regeling is de mogelijkheid opgenomen dat de productschappen de kosten voor het verrichten van het uit richtlijn nr. 2003/99/EG voortvloeiende onderzoek in rekening brengen bij de sector (artikel 9a, derde lid, van de regeling). Het Productschap Pluimvee en Eieren kan ook de onderzoeken en verrichtingen die zij uitvoert in het kader van haar medebewindstaak ter uitvoering van verordening (EG) nr. 2160/2003 in rekening brengen bij de sector (artikel 9b, zesde lid, van de regeling).

Handhaving

Het toezicht op de naleving van de onderhavige regeling en de verordeningen die door de de productschappen zullen worden opgesteld, zal aan verschillende instanties worden opgedragen. Het Productschap Pluimvee en Eieren is op grond van artikel 9b, vijfde lid, van de onderhavige regeling bevoegd personen aan te wijzen die toezien op de naleving van de door haar gestelde voorschriften die tuchtrechtelijk worden gehandhaafd. Voorts zijn de Voedsel en Waren Autoriteit, vanuit haar rol op het gebied van onder meer de volksgezondheid en het veterinair complex, en de Algemene Inspectiedienst bevoegd toe te zien op de naleving.

De GWWD kan via het strafrecht, het bestuursrecht en het tuchtrecht worden gehandhaafd. Ingevolge artikel 108a van de GWWD en artikel 3a van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten kan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bepalen dat een productschap bij overtreding van medebewindsverordeningen tuchtrechtelijke maatregelen kan stellen, voor zover het handelen in strijd met de medebewindsverordening als overtreding is strafbaar gesteld. Op grond van de memorie van toelichting bij artikel 108a van de GWWD3 mag tuchtrechtelijke handhaving echter geen automatisme zijn. Hierbij moet gekeken worden naar de aard van het te beschermen belang. Het belang van de bescherming van de volksgezondheid kan zich tegen tuchtrechtelijke handhaving verzetten. In lijn hiermee is er in dit geval voor gekozen bij de kernbepalingen van de verordeningen van het Productschap Pluimvee en Eieren, die zien op de bescherming van de volksgezondheid, het primaat van de strafrechtelijke handhaving te volgen. De kernbepalingen betreffen maatregelen die bij een besmetting met een zoönose of een zoönoseverwekker op een pluimveebedrijf moeten worden getroffen en de verplichtingen rond het zogenoemde logistiek slachten; dit laatste houdt in dat met salmonella besmet pluimvee en niet met salmonella besmet pluimvee gescheiden moeten worden geslacht.

Met oog op een effectieve handhaving van de verordeningen van het Productschap Pluimvee en Eieren wordt ten aanzien van de overige bepalingen van de bevoegdheid tot tuchtrechtelijke handhaving gebruik gemaakt. Overeenkomstig de memorie van toelichting bij artikel 108a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren4 is er voor gekozen de in de verordeningen van het Productschap Pluimvee en Eieren opgenomen administratieve en organisatorische verplichtingen via het tuchtrecht te handhaven. Tevens worden de verplichtingen ten aanzien van de hygiëne, de reiniging en ontsmetting tijdens het normale bedrijfsproces en het onderzoek naar schadelijke organismen via het tuchtrecht gehandhaafd (artikel 9b, vierde lid, van de regeling). De gedetailleerdheid van de door het productschap opgelegde verplichtingen leent zich naar zijn aard beter voor handhaving via het sectorale tuchtrecht dan via het strafrecht. Daarnaast is gebleken dat de tuchtrechtelijke handhaving van de door de sector ontwikkelde actieplannen, het Actieplan Salmonella en Campylobacter pluimveevlees 2000+, het Actieplan Salmonella in de eiersector 2001+ en het Plan van Aanpak Salmonella en Campylobacter in de kalkoensector 1999, effectief zijn. In de afgelopen jaren is het aantal besmettingen gedaald en het verantwoordelijkheidsbesef in de sector gestegen. Vooral in de pluimveevleessector is veel vooruitgang geboekt, het besmettingspercentage op het eindproduct is gedaald van ongeveer 20% naar ongeveer 6%. Om de tuchtrechtelijke handhaving te kunnen effectueren is het Productschap Pluimvee en Eieren bevoegd personen aan te wijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de door haar gestelde regels (artikel 9b, vijfde lid, van de regeling). Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat ingevolge artikel 108a van de GWWD in samenhang met de artikelen 1a en 2 van de Wet economische delicten (verder: WED) alleen van tuchtrechtelijke handhaving sprake kan zijn in geval van niet opzettelijke overtreding van de onderhavige productschapsverordeningen. Opzettelijke overtreding van de verordeningen is in de WED als misdrijf strafbaar gesteld en wordt daarom strafrechtelijk gehandhaafd.

Om de handhaving in goede banen te leiden, zal een handhavingsdocument worden opgesteld.

De onderhavige regeling is besproken met het Ministerie van Justitie. In overeenstemming met het Ministerie van Justitie is de hierboven beschreven verdeling tussen strafrechtelijke en tuchtrechtelijke handhaving vastgesteld.

Overgangsmaatregelen

Verordening (EG) nr. 2160/2003 en richtlijn nr. 2003/99/EG zijn op 12 juni 2003 in werking getreden. De uit de verordening (EG) nr. 2160/2003 en richtlijn nr. 2003/99/EG voortvloeiende verplichtingen zijn echter niet meteen van toepassing. Overeenkomstig artikel 15 van richtlijn nr. 2003/99/EG treden deze pas in werking nadat het nationale bestrijdingsprogramma, bedoeld in artikel 5 van verordening (EG) nr. 2160/2003, door de Commissie van de Europese Gemeenschappen is goedgekeurd. Artikel 9d voorziet in een gelijktijdige inwerkingtreding van de nationale regelgeving. De goedkeuring door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wordt door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit medegedeeld in de Staatscourant. Tot aan deze goedkeuring zijn overeenkomstig artikel 15 van richtlijn 2003/99/EG de maatregelen gebaseerd op richtlijn 92/117/EG van toepassing. Deze maatregelen zijn opgenomen in de Verordening Hygiënevoorschriften Pluimveehouderij (PPE) 1999, de Verordening Hygiënevoorschriften Pluimveeverwerkende Industrie (PPE) 1999, de Verordening Hygiënevoorschriften Kalkoenhouderij 1999 en hoofdstuk 9 van de Verordening PDV Diervoeders 2003.

Administratieve lasten

De onderhavige regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Uitvoeringstabel behorende bij richtlijn nr. 2003/99/EG

Richtlijn 2003/99/EG

Nationale regelgeving

Artikel 1

Behoeft geen implementatie

Artikel 2

Behoeft geen implementatie.

Zie ook: wijziging van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten (Stb. 2004, 497) (verder: zie Stb. 2004, 497)

Artikel 3, eerste lid

Behoeft geen implementatie

Artikel 3, tweede lid

Artikel 2a, tweede lid, van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten

Artikel 3, derde en vierde lid

Behoeft geen implementatie

Artikel 4

De artikelen 9a en 9b van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen

Zie ook: Stb. 2004, 497

Artikel 5

Behoeft geen implementatie

Zie: Stb. 2004, 497

Artikel 6

Artikel 2 van de Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten

Artikel 7

De artikelen 9a en 9b van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen

Zie ook: Stb. 2004, 497

Artikel 8

Behoeft geen implementatie

Artikel 9

Behoeft geen implementatie

Artikel 10

Behoeft geen implementatie

Zie: Stb. 2004, 497

Artikel 11

Behoeft geen implementatie

Artikel 12

Behoeft geen implementatie

Artikel 13

Behoeft geen implementatie

Artikel 14

Behoeft geen implementatie

Artikel 15

Artikel 9d van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen

Zie ook: Stb. 2004, 497

Artikel 16

Behoeft geen implementatie

Artikel 17

Behoeft geen implementatie

Artikel 18

Behoeft geen implementatie

  

Bijlage I

De artikelen 9a en 9b van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen

Zie ook: Stb. 2004, 497

Bijlage II

De artikelen 9a en 9b van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen

Zie ook: Stb. 2004, 497

Bijlage III

Behoeft geen implementatie

Zie: Stb. 2004, 497

Bijlage IV

Behoeft geen implementatie

Uitvoeringstabel behorende bij verordening (EG) nr. 2160/2003

Verordening (EG) nr. 2160/2003

Nationale regelgeving

Artikel 1

Behoeft geen uitwerking

Zie: Stb. 2004, 497

Artikel 2

Behoeft geen uitwerking

Zie: Stb. 2004, 497

Artikel 3

Artikel 9a, eerste lid, van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen

Zie ook: Stb. 2004, 497

Artikel 4

Behoeft geen uitwerking

Artikel 5, eerste en tweede lid

Behoeft geen uitwerking

Zie: Stb. 2004, 497

Artikel 5, derde tot en met vijfde lid

Artikel 9b van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen

Zie ook: Stb. 2004, 497

Artikel 5, zesde en zevende lid

Behoeft geen uitwerking

Zie: Stb. 2004, 497

Artikel 6

Behoeft geen uitwerking

Artikel 7, eerste tot en met vierde lid

Behoeft geen uitwerking

Zie: Stb. 2004, 497

Artikel 7, vijfde lid

Artikel 9a, tweede lid, van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen

Zie ook: Stb. 2004, 497

Artikel 8

Behoeft geen uitwerking

Zie: Stb. 2004, 497

Artikel 9, eerste lid

Artikel 9a, tweede lid, van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen

Zie ook: Stb. 2004, 497

Artikel 9, tweede tot en met vierde lid

Behoeft geen uitwerking

Zie: Stb. 2004, 497

Artikel 10, eerste lid

Artikel 9a, tweede lid, van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen

Artikel 10, tweede en zesde lid

Behoeft geen uitwerking

Zie: Stb. 2004, 497

Artikel 11

Behoeft geen uitwerking

Zie ook: Stb. 2004, 497

Artikel 12

Artikel 3, derde lid, van het Besluit Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten

Artikel 13

Behoeft geen uitwerking

Artikel 14

Behoeft geen uitwerking

Artikel 15

Behoeft geen uitwerking

Artikel 16

Behoeft geen uitwerking

Artikel 17

Behoeft geen uitwerking

Artikel 18

Behoeft geen uitwerking

  

Bijlage I

Behoeft geen uitwerking

Bijlage II A en B

De artikelen 9a en 9b van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen

Zie ook: Stb. 2004, 497

Bijlage III

Behoeft geen uitwerking

  • 1

    Stcrt. 2001, 107; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 15 oktober 2004 (Stcrt. 2004, 205).

  • 2

    Stcrt. 2000, 121; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 30 juli 2004 (Stcrt. 2004, 146).

  • 3

    Stcrt. 1994, 121; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 15 oktober 2004 (Stcrt. 2004, 206).

  • 4

    Stcrt. 2004, 177; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 15 oktober 2004 (Stcrt. 2004, 200).

Naar boven