Wijziging Voorschrift Vreemdelingen 2000 (negenentwintigste wijziging)

Regeling van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 12 oktober 2004, nr. INDUIT04-4482, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (negenentwintigste wijziging)

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op artikel 107a, derde lid, Vreemdelingenwet 2000;

Besluit:

Artikel I

Na artikel 7.1 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 worden vier artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 7.1a

1. De verwerking van bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 107a, eerste lid, van de Wet is noodzakelijk:

a. voor de beoordeling van het bij een aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 14 en 20 van de Wet beoogde verblijfsdoel, voor de beoordeling van een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur alsmede voor de beoordeling van de algemene weigeringsgronden of intrekkingsgronden van de verblijfsvergunning en ambtshalve beoordelingen;

b. voor het beoordelen van een aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 28 en 33 van de Wet, voor de beoordeling van een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur alsmede voor de beoordeling van de algemene weigeringsgronden of intrekking van de verblijfsvergunning en ambtshalve beoordelingen;

c. voor het beoordelen van de gronden voor het ongewenst verklaren van een vreemdeling en de opheffing van de ongewenstverklaring;

d. voor de beoordeling van de voorwaarden voor het verlenen van de toegang als bedoeld in artikel 2.1, 2.9 en 2.10 van het Besluit;

e. voor de toepassing van vrijheidsbeperkende en -ontnemende maatregelen krachtens de artikelen 6, 56, 57, 58 en 59 van de Wet;

f. voor de handhaving van de afschriftplicht van vervoerders als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van het Besluit;

g. voor de beoordeling van de voorwaarden voor verblijf in de vrije termijn als bedoeld in de artikelen 3.2 en 3.3 van het Besluit;

h. bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het uitzetten van een vreemdeling als bedoeld in 6.1 van het Besluit, daaronder begrepen de verwerking van bijzondere gegevens in het kader van de beoordeling of de uitzetting achterwege dient te blijven als bedoeld in artikel 64 van de Wet.

2. De bijzondere persoonsgegevens worden ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde doeleinden opgenomen in documenten die in een persoonsgebonden dossier en in een geautomatiseerd bestand worden neergelegd. De gegevens in het geautomatiseerde bestand worden gebruikt voor het opstellen van beschikkingen.

Artikel 7.1b

1. Voorzover de bijzondere persoonsgegevens zijn opgeslagen in een geautomatiseerd bestand, wordt dit bestand beveiligd tegen ongeautoriseerd gebruik door:

a. het toekennen van autorisaties aan alleen die personen, die voor het uitoefenen van hun taak toegang tot de opgeslagen informatie moeten hebben;

b. het bewaren van een reservebestand op een voor niet-geautoriseerde personen ontoegankelijke plaats.

2. De autorisaties als bedoeld in het eerste lid worden toegekend aan medewerkers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de ambtenaren, bedoeld in de artikelen 46 tot en met 48 van de Wet.

3. De verantwoordelijke stelt richtlijnen op voor het verwerken van bijzondere persoonsgegevens in het geautomatiseerde systeem.

Artikel 7.1c

1. Bijzondere persoongegevens als bedoeld in artikel 107a, eerste lid, van de Wet kunnen worden verstrekt aan de volgende derde personen en instanties:

a. de Minister van Buitenlandse Zaken, voor het verrichten van onderzoek in het buitenland op verzoek van Onze Minister alsmede ten behoeve van de beoordeling van visumaanvragen;

b. artsen, voor het beoordelen van de gezondheidstoestand van de vreemdeling op basis van de door de vreemdeling ondertekende toestemmingsverklaring, alsmede de overdracht van medische gegevens van een vreemdeling in het kader van uitzetting.

2. De verstrekking van bijzondere persoonsgegevens aan de in het eerst lid genoemde personen geschiedt op geen andere wijze dan schriftelijk.

Artikel 7.1d

De onverenigbare verwerking van bijzondere persoonsgegevens wordt op de volgende wijze tegengegaan:

a. de toegang tot de gegevens in het persoonsgebonden dossier en het geautomatiseerde bestand is voorbehouden aan die personen, die voor het uitoefenen van hun taak als bedoeld in de artikelen 7.1a en 7.1c toegang tot de informatie moeten hebben;

b. de verantwoordelijke stelt een Functionaris voor de Gegevensbescherming aan, die toeziet op de naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens;

c. de verantwoordelijke verricht integriteits- en kwaliteitsaudits ten aanzien van de verwerking van de persoonsgegevens en rapporteert deze aan de Functionaris voor de Gegevensbescherming.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 oktober 2004.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, M.C.F. Verdonk.

Toelichting

Algemeen

Ingevolge artikel 23, aanhef en eerste lid, onder e, van de Wet bescherming persoonsgegevens is het verbod op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens niet van toepassing indien een dergelijke verwerking noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang. In dat geval dienen passende waarborgen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer te worden geboden en dient de verwerking bij wet te worden voorzien. Artikel 107a, eerste lid, van de Wet voorziet daarin.

Ingevolge het derde lid van artikel 107a van de Wet worden bij ministeriële regeling binnen het kader van het eerste en tweede lid nadere regels gesteld ter waarborging van de persoonlijke levenssfeer. In de onderhavige regeling zijn de passende waarborgen opgenomen.

Artikelsgewijs

Artikel 7.1a

In artikel 7.1a is opgenomen in welke gevallen bijzondere persoonsgegevens worden verwerkt. Het betreft ten eerste de beoordeling van de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier, voor een bepaald verblijfsdoel. Dit zijn met name de aanvragen voor het verrichten van arbeid in loondienst als godsdienstleraar of geestelijk voorganger, waarvoor het noodzakelijk is om de godsdienst of levensovertuiging vast te leggen. Daarnaast gaat het om het vastleggen van gegevens betreffende de gezondheid van de vreemdeling in het geval deze verblijf wenst voor medische behandeling of een onderzoek naar tuberculose moet ondergaan. Maar ook voor andere verblijfsdoelen kan het noodzakelijk zijn om bijzondere persoonsgegevens te verwerken.

Voor het beoordelen van de verblijfsvergunning asiel dient vastgelegd te worden om welke reden de vreemdeling het land van herkomst heeft verlaten. Daarbij zal het, gelet op de gronden waarop toelating kan worden verkregen, gaan om bijzondere persoonsgegevens.

In het kader van de grensbewaking alsmede het verblijf en uitzetten van en het toezicht op vreemdelingen is het noodzakelijk om bijzondere persoonsgegevens te verwerken. In dit artikel is opgesomd in welke gevallen die noodzaak aanwezig is.

Artikel 7.1b

In dit artikel is de beveiliging van de toegang tot de opgeslagen gegevens geregeld, voor zover het de geautomatiseerde opslag betreft. In de regeling is neergelegd welke functionarissen toegang hebben tot de opgeslagen informatie en hoe die toegang is geregeld. De medewerkers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) hebben toegang tot de geautomatiseerde systemen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De ambtenaren bedoeld in de artikel 46 tot en met 48 van de Wet hebben toegang tot de gegevens in de Basisvoorziening Vreemdelingenzorg (BVV). De toegang is beperkt door middel van autorisaties, teneinde te verzekeren dat alleen die personen toegang hebben tot de gegevens, die daarvan kennis moeten hebben voor de uitoefening van hun taak.

De beveiligingsmaatregelen zelf dienen, gelet op het vertrouwelijke karakter daarvan, onvermeld te blijven.

Artikel 7.1c

In dit artikel wordt aangegeven aan welke personen of instanties de verzamelde bijzondere persoonsgegevens worden doorgegeven voor de uitoefening van hun taak, voorzover deze zien op de uitvoering van het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen. De gegevens worden schriftelijk verstrekt, waardoor altijd na te gaan is welke gegevens zijn verstrekt.

Zij dienen die gegevens alleen maar te gebruiken voor het in dit artikel genoemde doel. Het is niet toegestaan de gegevens te gebruiken voor een ander doel dan het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen. Dit laat onverlet dat in voorkomende gevallen de genoemde personen en instanties niet onder hun gezag opererende personen moeten inschakelen. De personen en instanties, aan wie de bijzondere persoonsgegevens zijn verstrekt, zijn verantwoordelijk voor de verwerking van die gegevens op grond van de bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens.

Artikel 7.1d

In dit artikel is aangegeven dat naast de geautomatiseerde verwerking als bedoeld in artikel 7.1b ook de verwerking in een fysiek dossier geschiedt. Dit dossier is toegankelijk voor de medewerkers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), die voor de uitoefening van hun taak toegang moeten hebben tot de in dat dossier neergelegde gegevens. Een afschrift van dit dossier wordt op grond van de Algemene wet bestuursrecht ter beschikking gesteld van de vreemdeling of diens gemachtigde, de rechter en de door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ingeschakelde advocaten.

Tevens is aangegeven dat er integriteits- en kwaliteitsaudits worden verricht, die moeten waarborgen dat de verplichtingen van de Wet bescherming persoonsgegevens en artikel 107a van de Wet worden nageleefd.

Ook is bepaald dat de verantwoordelijke daarnaast een Functionaris voor de Gegevensbescherming benoemt, die eveneens toeziet op de juiste naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M.C.F. Verdonk

Naar boven