Wijziging enige regelingen i.v.m. Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 november 2004, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/A&L/2004/72567, tot wijziging van enige regelingen in verband met de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 14, tweede lid, 39, eerste lid, onderdeel d, en 40, vijfde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 15, eerste lid, onderdeel d, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 14, eerste lid, onderdeel d, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en op artikel 8, zesde lid, van de Toeslagenwet;

Besluit:

Artikel I

Wijziging van de Regeling herziening arbeidsongeschiktheidsuitkering zonder wachttijd

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 januari 1999, nr. SV/WV/99/1193, inzake herziening arbeidsongeschiktheidsuitkering zonder wachttijd1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, onderdeel a, wordt ‘52 weken’ vervangen door: 104 weken respectievelijk 52 weken.

B

In artikel 3 wordt ‘52 weken’ vervangen door: 104 weken.

C

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

Overgangsbepaling

Indien op de belanghebbende in verband met de toeneming van de arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, artikel 37, eerste lid, van de WAO van toepassing is, zoals dat luidde op 31 december 2003, wordt in de artikelen 2 en 3 voor ‘104 weken respectievelijk 52 weken’ respectievelijk ‘104 weken’ gelezen: 52 weken.

Artikel II

Wijziging van de Nadere regelen herziene dagloonberekening arbeidsongeschikte WSW-ers

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 april 1982, nr. 52783, houdende vaststelling van nadere regelen op grond van artikel 40, derde lid, WAO, in verband met arbeidsongeschikte WSW-ers2 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, wordt ‘52 weken’ vervangen door: 104 weken.

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

Indien op de uitkeringsgerechtigde, bedoeld in artikel 3, eerste lid, artikel 29, vijfde lid, van de Ziektewet van toepassing is, zoals dat luidde op 31 december 2003, dan wel artikel 629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat luidde op die datum, wordt in artikel 3 voor ‘104 weken’ gelezen: 52 weken.

Artikel III

Wijziging van de Dagloonregelen Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

In artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 april 1967, nr. 615243 vervalt: 52 weken.

Artikel IV

Wijziging van het Besluit gelijkstelling ander inkomen met loondervingsuitkering.

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 december 1986, nr. SVV86/109984 , houdende gelijkstelling van ander inkomen met loondervingsuitkering, wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt ‘Dit besluit is’ vervangen door: De artikelen 1 tot en met 3 van dit besluit zijn.

B

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

Voor de toepassing van artikel 8, vierde lid, van de Toeslagenwet wordt voor de persoon die loon ontvangt op grond van artikel 629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of artikel XV, tweede lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim, dat loon gelijkgesteld met de op het dagloon of de grondslag in mindering te brengen loondervingsuitkering.

Artikel V

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt voor wat betreft de artikelen I tot en met III terug tot en met 1 januari 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 november 2004.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Algemeen

Op 1 januari 2004 is de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 (hierna: de Wet) in werking getreden. In die wet is de periode gedurende welke de werkgever bij ziekte van een werknemer gehouden is het loon door te betalen verlengd van 52 weken naar 104 weken. Deze wijziging heeft geleid tot aanpassing van een aantal andere wetten, waaronder de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO) en de Toeslagenwet (hierna: TW).

De Wet noodzaakt tevens tot een aantal technische wijzigingen in lagere regelgeving. In deze regeling zijn de wijzigingen in diverse ministeriële regelingen opgenomen. Deze regeling voorziet niet in de aanpassing van de Regeling procesgang eerste ziektejaar, noch in de wijziging van rechtspositieregelingen voor ambtenaren op het niveau van ministeriële regelingen; die wijzigingen worden afzonderlijk geregeld.

De wijzigingen in deze regeling hebben een technisch karakter en behelzen geen (nieuwe) informatieverplichtingen voor werkgevers. Deze regeling is derhalve niet (of nauwelijks) van invloed op de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven.

Wijziging van een aantal regelingen in verband met verlenging loondoorbetalingsperiode

Op diverse plaatsen in de lagere regelgeving wordt verwezen naar de loondoorbetalingsperiode respectievelijk uitkeringsperiode bij ziekte c.q. de wachttijd voor de WAO van 52 weken. In de Wet zijn het tijdvak van verplichte loondoorbetaling voor de werkgever het uitkeringstijdvak van het ziekengeld en de wachttijd voor de WAO gewijzigd in 104 weken. In de artikelen I en II van deze regeling worden diverse verwijzingen naar het loondoorbetalingstijdvak c.q. de wachttijd voor de (herziening van de) WAO in de lagere regelgeving in overeenstemming gebracht met de gewijzigde duur van dat tijdvak. In artikel III wordt de verwijzing naar de duur van de wachttijd uit artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 april 1967, nr. 61524 verwijderd, omdat de duur van de wachttijd daarin niet relevant is.

In de artikelen I en II wordt verder geregeld dat het verlengde uitkerings- respectievelijk loondoorbetalingstijdvak c.q. de verlengde wachttijd (van 104 weken) voor de WAO niet van toepassing is indien op grond van het overgangsrecht in de artikelen 86 van de Ziektewet (ZW), 214 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek en 91b van de WAO een uitkerings- respectievelijk loondoorbetalingstijdvak c.q. wachttijd van 52 weken geldt.

Wijziging van het Besluit gelijkstelling ander inkomen met loondervingsuitkering

In het kader van de Wet is de garantie dat de werknemer bij ziekte ten minste het minimumloon behoudt niet verlengd naar het tweede ziektejaar. Indien de werknemer in het tweede ziektejaar onder het voor hem geldende sociaal minimum zou belanden, kan hij in aanmerking komen voor een toeslag onder de voorwaarden van de TW. De TW is hiertoe gewijzigd. De onderhavige wijziging van het Besluit gelijkstelling ander inkomen met loondervingsuitkering in artikel IV van deze regeling betreft de technische uitwerking hiervan.

De hoogte van de toeslag is gebonden aan een maximum. In artikel 8, vierde lid, van de TW wordt aangegeven dat de toeslag niet meer bedraagt dan het verschil tussen het bedrag van het dagloon of de grondslag waarop de loondervingsuitkering is gebaseerd en het bedrag van de loondervingsuitkering zelf. Aangezien de werknemer die bij ziekte recht heeft op doorbetaling van loon of bezoldiging tevens recht heeft op ziekengeld, zij het dat dat ziekengeld op grond van artikel 29, eerste lid, van de ZW niet wordt uitgekeerd, is er wel sprake van een dagloon waarnaar de loondervingsuitkering (nl. dat ziekengeld) is berekend. De loondervingsuitkering komt evenwel, zonder dat er sprake is van enig handelen of nalaten van betrokkene dat hem redelijkerwijs kan worden verweten, niet tot uitbetaling zodat deze maximering – ongeacht de hoogte van het doorbetaalde loon of de doorbetaalde bezoldiging – uitkomt op de hoogte van het dagloon. Hierdoor zou de toeslag op loon of bezoldiging, ook bij toepassing van de overige maximeringen die in artikel 8 van de TW zijn opgenomen, hoger kunnen uitvallen dan de toeslag op uitkering.

In het Besluit gelijkstelling ander inkomen met loondervingsuitkering is daarom een artikel toegevoegd, zodat het aan de werknemer doorbetaalde loon voor de toepassing van artikel 8, vierde lid, van de TW gelijk wordt gesteld met de loondervingsuitkering die, ten behoeve van de bepaling van de maximale toeslag, op het dagloon of de grondslag in mindering wordt gebracht.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Met betrekking tot artikel IV is dit van belang, omdat de eerste dag dat personen die onder de Wet aan hun tweede ziektejaar beginnen en recht kunnen hebben op een toeslag een paar dagen voor 1 januari 2005 ligt. De artikelen I tot en met III werken voorts terug tot en met 1 januari 2004. De reden hiervoor is dat de Wet op 1 januari 2004 in werking is getreden, terwijl artikelen die door de onderhavige regeling worden gewijzigd, ook verwijzen naar artikelen die als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet zijn gewijzigd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

  • 1

    Stcrt. 1999, 27.

  • 2

    Stcrt 1982, 80; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 14 april 1998 (Stcrt. 73).

  • 3

    Stcrt. 1967, 126; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 18 september 2003 (Stcrt. 185).

  • 4

    Stcrt. 1986, 250.

Naar boven