Wijziging Regeling aanwijzing bijzondere gevallen bij werkloosheid als gevolg van werkstaking of uitsluiting

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 november 2004, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/F&W/2004/70318, houdende wijziging van de Regeling aanwijzing bijzondere gevallen bij werkloosheid als gevolg van werkstaking of uitsluiting

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 19, zesde lid, van de Werkloosheidswet;

Besluit:

Artikel I

Artikel 1 van de Regeling aanwijzing bijzondere gevallen bij werkloosheid als gevolg van werkstaking of uitsluiting1 komt te luiden:

Artikel 1

Aanwijzing bijzondere gevallen

Artikel 19, eerste lid, onderdeel l, van de Werkloosheidswet blijft buiten toepassing indien voor de werknemer een ontheffing is verleend op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 november 2004.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

In artikel 19, eerste lid, onderdeel l, van de Werkloosheidswet (WW) is bepaald dat geen recht op WW-uitkering bestaat indien de werkloosheid het gevolg is van werkstaking of uitsluiting. Op grond van artikel 19, zesde lid, van de WW is de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) bevoegd in bijzondere gevallen ten aanzien van een werknemer of een groep werknemers hiervan af te wijken. Met de Regeling aanwijzing bijzondere gevallen bij werkloosheid als gevolg van werkstaking of uitsluiting (hierna: de Regeling) is van deze bevoegdheid gebruik gemaakt. Op grond van de Regeling staat het feit dat de werkloosheid het gevolg is van werkstaking of uitsluiting aan het recht op WW-uitkering niet in de weg als:

– de arbeidsvoorwaarden die onderwerp zijn van het arbeidsconflict, niet op de werknemer van toepassing zijn (artikel 1, onderdeel a) en

– de arbeidsvoorwaarden die op de werknemer van toepassing zijn, niet een zodanige samenhang hebben met de arbeidsvoorwaarden die onderwerp zijn van het arbeidsconflict, dat toekenning van een WW-uitkering het verloop van de staking zou kunnen beïnvloeden (artikel 1, onderdeel b).

Op grond van artikel 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA) is het de werkgever verboden éénzijdig de werktijd van werknemers te verminderen. Dat betekent dat werkwilligen, die als gevolg van een werkstaking hun werkzaamheden niet kunnen verrichten, gelet hierop geen recht hebben op WW-uitkering.Van het verbod op werktijdverkorting kan door de minister van SZW voor bepaalde werknemers of groepen van werknemers evenwel ontheffing worden verleend. Over de wijze waarop van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, zijn beleidsregels gesteld. Als een ontheffing van het verbod van werktijdverkorting is verleend, kan de werknemer aanspraak maken op een WW-uitkering, als aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan.

In de laatstelijk gewijzigde Beleidsregels ontheffing verbod van werktijdverkorting (Stcrt. 2004, 199; hierna de Beleidsregels) is opgenomen dat geen ontheffing van het verbod op werktijdverkorting wordt verleend indien de vermindering van werkzaamheden samenhangt met een werkstaking in de betreffende of in een andere onderneming, tenzij redelijkerwijs niet kan worden verwacht, dat de werkstaking door het verlenen van de ontheffing zal worden beïnvloed (beleidsregel 2, onderdeel d).

Zowel de Beleidsregels als de Regeling hebben als uitgangspunt dat geen werktijdverkorting kan worden verleend cq. recht op WW-uitkering bestaat, indien hierdoor een werkstaking ten gunste van één der partijen kan worden beïnvloed. Materieel wordt hetzelfde beoogd. Gelet hierop ligt het in de rede dat bij een ontheffing op het verbod van werktijdverkorting geen nadere toetsing door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen plaatsvindt, anders dan op de overige WW-voorwaarden. Ook het omgekeerde moet gelden: indien er in geval van leegloop als gevolg van een werkstaking geen ontheffing is verleend, dient er ook geen aanspraak op een WW-uitkering te bestaan.

Bij gelegenheid van de laatstelijk gewijzigde Beleidsregels, wordt artikel 1 van de Regeling vervangen door de bepaling dat artikel 19, eerste lid onderdeel l, van de WW buiten beschouwing blijft indien voor de werknemer een ontheffing geldt van het verbod op werktijdverkorting. Dit leidt tot vereenvoudiging van de uitvoeringspraktijk en deregulering. Op het onderdeel van werkstaking zal hierdoor geen dubbele toetsing meer plaatsvinden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

  • 1

    Stcrt. 2002, 85.

Naar boven