Subsidieregeling spoorweglawaai 2004

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 26 januari 2004, nr. LMV 2004 001353, houdende vaststelling Subsidieregeling spoorweglawaai 2004

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 15.13, eerste tot en met derde lid, van de Wet milieubeheer;

Besluit:

Artikel 1

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan voor het tijdvak van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 subsidie verstrekken voor activiteiten op het gebied van het milieubeheer, die betrekking hebben op:

a. afschermende maatregelen tegen spoorweglawaai;

b. geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een spoorweg;

c. geluidwerende maatregelen tegen spoorweglawaai;

d. onttrekking aan de bestemming vanwege spoorweglawaai;

e. voorbereiding en begeleiding van en het toezicht op die maatregelen.

Artikel 2

Het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2004 voor het verlenen van subsidies bedraagt € 4.500.000,–.

Artikel 3

Op de toekenning van de subsidies is hoofdstuk 2, afdeling 3, van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer, met uitzondering van artikel 13, zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

1. De projecten die in het kader van de sanering van spoorweglawaai in aanmerking komen voor subsidie, als bedoeld in deze regeling zijn:

a. projecten waarvoor de eerder verleende subsidie wordt verhoogd en die zijn geplaatst op een vóór 1 januari 2004 in de Staatscourant bekendgemaakte lijst als bedoeld in artikel 12, vierde lid, van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer;

b. voor wat betreft afschermende maatregelen of geluidwerende maatregelen in plaats van of in aanvulling op afschermende of geluidreducerende maatregelen: projecten die voor 1 mei 2004 worden geplaatst op een lijst als bedoeld in artikel 12, vierde lid, van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer;

c. subsidieaanvragen voor voorbereiding en begeleiding van en het toezicht op afschermende maatregelen tegen spoorweglawaai of geluidreducerende maatregelen aan de constructie van de spoorweg, welke worden getroffen ter bescherming van een verzameling van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen waarvan ten minste een van deze een hogere geluidsbelasting vanwege een spoorweg ondervindt dan 65 dB(A).

2. De in het eerste lid onder a en b bedoelde projecten komen het eerst voor subsidieverlening in aanmerking. Vervolgens komen de in het eerste lid onder c, bedoelde maatregelen voor subsidieverlening in aanmerking, waarbij geldt dat het eerst in aanmerking komen:

a. in het geval het geluidreducerende maatregelen betreft, projecten waarbij het quotiënt van het bedrag dat volgt uit toepassing van onderdeel 2 van Bijlage A, bij artikel 18 van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer en het aantal daarin betrokken woningen het grootste is;

b. in het geval het afschermende maatregelen betreft, projecten waarvan het quotiënt van de maximale schermkosten, bedoeld in Bijlage I, formulier RBb, bij de Uitvoeringsregeling sanering verkeerslawaai en de gemiddelde kosten van afschermende maatregelen, bedoeld in onderdeel B van Bijlage IV, behorend bij de Uitvoeringsregeling sanering verkeerslawaai, het grootste is;

c. in het geval het geluidwerende maatregelen aan andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidwerende maatregelen in de plaats van geluidreducerende en afschermende maatregelen betreft, projecten waarvan de geluidsbelasting het hoogst is;

d. bij de toepassing van de onderdelen a, b en c, zal tevens het tijdstip van indiening van de aanvraag in de beoordeling worden betrokken.

Artikel 5

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan van het in artikel 4, tweede lid, onder a en b, bepaalde afwijken indien:

a. het gevolg van die afwijking is dat projecten vanuit het oogpunt van doelmatigheid en kostenbeheersing gezamenlijk uitgevoerd worden met andere werken aan de spoorweg;

b. dit, gelet op het belang van het voorkomen of beperken van geluidhinder, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6

Aanvragen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, worden voor 1 maart 2004 ingediend bij de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, p/a Bureau Sanering Verkeerslawaai, Postbus 97, 3440 AB Woerden.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling spoorweglawaai 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 januari 2004.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel.

Toelichting

Algemeen

In hoofdstuk 2, afdeling 3, van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer (hierna: Solm) is de subsidie voor de geluidhinderbestrijding van spoorweglawaai geregeld. In artikel 13, zesde lid, van het Solm is bepaald dat maatregelen in verband met de sanering van spoorweglawaai slechts in aanmerking komen voor subsidie, indien zij door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) zijn vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 90, tweede en vierde lid, van de Wet geluidhinder. Op basis hiervan is jarenlang subsidie verleend voor maatregelen in verband met de sanering van spoorweglawaai. Deze subsidie werd verleend voor maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld het stiller maken van het spoor), maatregelen in de overdrachtsweg (schermen en/of wallen) en geluidwerende maatregelen aan de betrokken woningen (gevelisolatie).

– De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft in een aantal gevallen uitspraken1 gedaan over de juridische basis voor de sanering van spoorweglawaai. Daarbij heeft de Afdeling uitgesproken dat er geen wettelijke grondslag voor de sanering van spoorweglawaai is.

Voor spoorweglawaai betekenen de uitspraken van de Afdeling dat er geen wettelijke betaaltitel is om subsidie te verlenen ten behoeve van het treffen van saneringsmaatregelen. In deze lacune zal worden voorzien door in de algemene maatregel van bestuur, waarin onder meer uitvoering wordt gegeven aan artikel 106 (thans: 107) van de Wet geluidhinder (het Besluit geluidhinder spoorwegen), een saneringsparagraaf op te nemen. Het ontwerp-besluit tot wijziging van het Besluit geluidhinder spoorwegen zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2004 aan de Raad van State ter advisering worden aangeboden.

In de loop van jaar 2004 zal het Ministerie van VROM enkele toezeggingen doen voor saneringsprojecten waarvoor de inwerkingtreding van de wijziging van het Besluit geluidhinder spoorwegen te laat zal komen. Daarom wordt met de onderhavige regeling uitvoering gegeven aan artikel 15.13, eerste tot en met derde lid, van de Wet milieubeheer.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel zijn de verschillende activiteiten ten behoeve waarvan in het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 subsidie kan worden verleend.

Artikel 2

Dit artikel strekt tot de vaststelling van het subsidieplafond sanering railverkeer 2004 ten behoeve van voornoemde activiteiten op het gebied van milieubeheer.

Artikel 4

In dit artikel zijn de verschillende categorieën van projecten opgenomen, ten behoeve waarvoor in het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 subsidie kan worden verleend.

De beschikbare middelen zijn in de eerste plaats bedoeld voor projecten waarvoor al eerder subsidie is verleend (artikel 4, eerste lid, onder a en b). Daarbij gaat het om subsidies die zijn aangevraagd en verleend onder het regime van het Bijdragenbesluit openbare lichamen milieubeheer of het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer. Het betreft bijvoorbeeld het honoreren van aanvragen voor subsidie van meerwerk. Daarnaast is het mogelijk dat reeds verleende subsidies ten gevolge van bezwaar- of beroepsprocedures gewijzigd moeten worden. Ook deze wijzigingen komen ten laste van het subsidieplafond voor het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004.

Het budget dat resteert na honorering van de aanvragen voor verhoging dient te worden verdeeld over de aanvragen voor uitvoeringskosten (artikel 1 onder a, b, c en d) en de aanvragen voor voorbereidingskosten (artikel 1 onder e). De verdeling tussen de respectievelijke plafonds voor voorbereidingskosten en uitvoeringskosten wordt bepaald door de verwachte beschikbaarheid van de meerjarige budgetten en de beschikbare aanvragen voor uitvoeringskosten. Dit betekent dat een aanvraag voor een voorbereidingssubsidie ten behoeve van een project slechts zal worden gehonoreerd, indien er op de gewenste termijn ook subsidie voor de uitvoeringskosten van dat project kan worden verleend. Hierdoor wordt voorkomen dat een groot deel van de – vaak intensieve – voorbereidingswerkzaamheden tevergeefs wordt uitgevoerd, omdat op het gewenste tijdstip om budgettaire redenen voor uitvoeringskosten geen subsidie kan worden verleend.

Indien een aanvraag voor een subsidie voor uitvoeringskosten voldoet aan de in de verlening van de voorbereidingssubsidie gestelde voorwaarden, is deze in beginsel voor subsidieverlening vatbaar. De volgorde van verlenen van de subsidie voor uitvoeringskosten wordt in de eerste plaats bepaald door de in de toekenning van voorbereidingskosten opgenomen datum voor de toekenning van uitvoeringskosten. Het prioriteitscriterium ten aanzien van geluidhinder en effectiviteit speelt in zoverre nog een rol, dat een aanvraag voor uitvoeringskosten slechts voor daadwerkelijke subsidietoekenning in aanmerking komt, indien met toepassing van de in deze regeling opgenomen of voorheen geldende criteria een voorbereidingssubsidie is toegezegd.

Voor het indienen van aanvragen voor uitvoeringskosten is geen algemeen geldende uiterste datum van indiening voorgeschreven. Het voorschrijven hiervan sluit slecht aan op de dynamiek van voorbereiding. De periode tussen de verlening van de subsidie voor voorbereiding en het moment dat de aanvraag voor uitvoeringskosten gereed is, verschilt sterk per project. Omdat de potentiële aanvragen bekend zijn, kan met deze individuele ontwikkelingen rekening worden gehouden en worden op grond daarvan afspraken ten aanzien van de indiening van de aanvraag voor een subsidie voor uitvoeringskosten gemaakt.

Voor het deel van het subsidieplafond dat na honorering van de aanvragen als bedoeld in artikel 4 eerste lid, onder a en b, nog resteert, komen in aanmerking projecten voor voorbereiding en begeleiding van en toezicht op de onder artikel 4 eerste lid, onder c genoemde maatregelen, welke worden getroffen ter bescherming van een verzameling van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen waarvan ten minste één van deze een hogere geluidsbelasting vanwege een spoorweg ondervond dan 65 dB(A) (artikel 4, eerste lid, onder c).

De ervaring leert dat er onvoldoende middelen beschikbaar zijn om, naast aanvragen tot verhoging van reeds verstrekte subsidies, alle aanvragen voor subsidieverlening voor de in hoofdstuk 2, paragrafen 3.3, 3.4 en 3.5 van het Solm genoemde maatregelen of voor de voorbereiding, begeleiding van en het toezicht op die maatregelen te honoreren. Gelet daarop dient met betrekking tot de diverse aanvragen, die voldoen aan de genoemde minimale geluidsbelastingen van 65 dB(A) een prioriteitsvolgorde te worden bepaald. De wijze van prioriteitsverlening voor voorbereidingskosten is beschreven in artikel 4, tweede lid. Met betrekking tot geluidreducerende en afschermende maatregelen wordt prioriteit verleend aan de projecten waar de effecten op het raillawaai het meest omvangrijk zijn en waarbij is gebleken dat de maatregelen op efficiënte wijze zullen worden getroffen. Bij geluidwerende maatregelen aan andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidwerende maatregelen in de plaats van afschermende maatregelen wordt prioriteit gegeven aan projecten, waarbij de geluidsbelasting het hoogste is. Tevens zal bij de bepaling van de prioriteitsvolgorde het tijdstip van de oorspronkelijke aanvraag worden betrokken.

Artikel 5

In dit artikel is bepaald dat bijzondere omstandigheden van het geval kunnen rechtvaardigen dat afgeweken wordt van de prioriteitsvolgorde zoals opgenomen in artikel 4, tweede lid.

Artikel 6

Tot uiterlijk 1 maart 2004 kunnen aanvragen om een subsidie voor voorbereiding, begeleiding van en het toezicht op maatregelen worden ingediend. Eerst nadat de subsidieaanvragen voor voorbereidingssubsidie voor de diverse projecten zijn ingediend, kunnen de in deze regeling neergelegde prioriteitscriteria worden toegepast en kan de prioriteitsvolgorde worden bepaald. Voor alle subsidieaanvragen geldt dat de subsidieaanvragen die niet in het jaar waarvoor ze zijn aangevraagd, zijn gehonoreerd, zullen worden vergeleken met andere aanvragen op basis van de gepubliceerde prioriteitscriteria. Met andere woorden: aanvragen die niet voor een subsidie in het jaar 2003 in aanmerking zijn gekomen, hoeven niet opnieuw te worden ingediend. Na de vaststelling van de prioriteitsvolgorde worden de projecten met de hoogste prioriteit, voor zover deze passen binnen de subsidieplafonds, bekendgemaakt in de Staatscourant.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Naar boven