Regeling tijdstip levering benzine van zomerkwaliteit door kleine tankstations

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 oktober 2004, nr. KVI 2004106696, Directoraat-Generaal Milieubeheer, Directie Klimaatverandering en Industrie, tot vaststelling van het tijdstip voor de levering van benzine van zomerkwaliteit door kleine tankstations (Regeling tijdstip levering benzine van zomerkwaliteit door kleine tankstations)

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 4, tweede lid, van het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer;

Besluit:

Artikel 1

Het tijdstip waarop de ten verkoop aangeboden benzine aan de specificaties van zomerbenzine voldoet, is voor tankstations die in de maand april per benzinekwaliteit minder dan driemaal zijn bevoorraad, de dag volgend op de dag waarop het tankstation vanaf 15 april voor de tweede maal is bevoorraad.

Artikel 2

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tijdstip levering benzine van zomerkwaliteit door kleine tankstations.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 oktober 2004.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel.

Toelichting

Deze regeling strekt tot uitvoering van artikel 4, tweede lid, van het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer. In dat artikellid is bepaald dat het tijdstip waarop de zomerperiode voor de benzinekwaliteit aanvangt, voor bepaalde categorieën tankstations op een ander tijdstip kan worden gesteld dan 1 mei van een jaar.

Om in de zomerperiode de verdampingsverliezen van benzine te beperken, zijn in het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer eisen gesteld aan de maximale dampspanning daarvan, die gedurende de zomerperiode gelden. Dat besluit verwijst, wat die eisen betreft, naar richtlijn nr. 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad (PbEG L 350), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 2003/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 maart 2003 (PbEU L 76), hierna: richtlijn 2003/17/EG.

Om recht te doen aan de klimatologische verschillen binnen de Europese Unie biedt richtlijn 2003/17/EG de lidstaten de mogelijkheid om binnen zekere grenzen de zomerperiode te definiëren. Nederland heeft daaraan invulling gegeven in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer, waarin voor Nederland de zomerperiode is gedefinieerd als van 1 mei tot en met 30 september.

Om te verzekeren dat de te verkopen benzine op 1 mei bij de tankstations aan het vereiste voor de dampspanning voldoet beginnen de raffinaderijen op een eerder moment met het produceren van zomerbenzine, die dan via de distributieketen binnen enkele weken geleidelijk de winterbenzine verdringt. Voor de meeste tankstations garandeert deze aanpak dat de benzine per 1 mei aan de zomerkwaliteiteisen voldoet. Voor kleine tankstations met een geringe omzet zou op een eerder moment met productie en distributie van benzine van zomerkwaliteit moeten worden begonnen om eveneens op 1 mei klaar te zijn. Dat is om productietechnische en logistieke redenen echter niet goed mogelijk. Benzine van zomerkwaliteit is in de winter en het vroege voorjaar ongeschikt voor veel motorrijtuigen. Ook logistieke correctieve maatregelen zijn contraproductief voor het milieu.

De onderhavige regeling bepaalt nu dat voor de kleine stations het moment van ingang van de zomerperiode wordt gerelateerd aan het moment waarop men vanaf 15 april tweemaal is bevoorraad. Kleine stations zijn daarbij gedefinieerd als stations die gedurende de voorafgaande maand april minder dan driemaal werden bevoorraad.

De onderhavige regeling leidt niet tot administratieve lasten. Derhalve is de ontwerpregeling niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (ACTAL).

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Naar boven