Tussentijds Bericht Nationaliteiten TBN 2004/7

Aan:

- de burgemeesters (t.a.v. hoofden Burgerzaken)

i.a.a.:

- de Minister van Buitenlandse Zaken

- de Gevolmachtigde Minister van Aruba

- de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen

- de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Onderdeel: Stafdirectie Uitvoeringsbeleid

Datum: 3 november 2004

Ons kenmerk: INDUIT 04-5970 AUB

Aard: Bekendmaking van voorschriften

Juridische achtergrond: Rijkswet op het Nederlanderschap; Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap

Bijlagen: Modellen 1.30, 1.35 en 2.20

Geldigheidsduur: Een jaar ingaande twee dagen na publicatie in de Staatscourant

Onderwerpen: Divers/verzamel TBN

Inleiding

In dit Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN) worden vier onderwerpen behandeld:

I kinderen beneden de twaalf jaar en verblijfsdocument;

II datum verkrijging Nederlanderschap na niet-verdragsadoptie;

III gevolgen van inwerkingtreding van de Wet justitiële gegevens;

IV uitwisselingsformulier.

In de praktijk is gebleken dat op deze onderdelen de tekst van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) aanvulling en/of wijziging behoeft.

De in dit TBN gebruikte pagina-aanduiding correspondeert met de paginanummering van de losbladige uitgave `Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003'. Dit betreft een gezamenlijke uitgave van het Ministerie van Justitie (Immigratie- en Naturalisatiedienst) en Sdu Uitgevers.

I Kinderen beneden de twaalf JAAR en verblijfsdocument

Artikel 1, eerste lid

Op pag. C.1-3, subparagraaf 1 van de toelichting op artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g, RWN komt in de tweede alinea de zin “Sedert de inwerkingtreding van Vw 2000 (...) in het bezit te zijn van een eigen verblijfsdocument”, te vervallen en wordt vervangen door de volgende zin:

“Sedert de inwerkingtreding van Vw 2000 op 1 april 2001 dienen minderjarige vreemdelingen, tenzij jonger dan twaalf jaar, in het bezit te zijn van een eigen verblijfsdocument.”

Op pagina C.1-5, komt subparagraaf 4 van de toelichting op artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g, RWN, te vervallen en wordt vervangen door de volgende paragraaf:

“4. Toelating minderjarigen

Om in aanmerking te komen voor (mede)naturalisatie dient een kind op grond van artikel 11 RWN te voldoen aan het vereiste `toelating voor onbepaalde tijd'. Gelet hierop moet aan de hand van het verblijfsdocument van het kind worden aangetoond dat het kind beschikt over een zelfstandig dan wel afhankelijk verblijfsrecht van niet-tijdelijke aard. Ingeval van gezinshereniging is het verblijfsrecht van het kind afhankelijk van degene bij wie verblijf wordt beoogd (de verblijfgever, meestal de ouder bij wie het kind verblijf heeft gekregen). Indien het verblijfsrecht van de verblijfgever een niet-tijdelijk karakter heeft, is het verblijfsrecht van het kind tevens van niet-tijdelijke aard. Indien het verblijfsrecht van de verblijfsgever een tijdelijk karakter heeft, is ook het verblijfsrecht van het kind tijdelijk van aard (zie artikel 3.5, tweede lid, aanhef en onder a, Vb 2000). In het laatste geval is er geen sprake van `toelating voor onbepaalde tijd' (zie ook de toelichting bij artikel 11). Echter, ingevolge artikel 4.21, tweede lid Vb 2000 wordt geen verblijfsdocument verstrekt aan kinderen beneden de twaalf jaar, tenzij zij er naar het oordeel van Onze Minister een redelijk belang bij hebben in het bezit van zulk een document te worden gesteld. Ingeval er geen verblijfsdocument aanwezig is kan de toelating worden bepaald aan de hand van een uittreksel van de GBA waarop de verblijfstitelgegevens van het kind staan vermeld.”

Artikel 7

Op pag. C.4-7, subparagraaf 3.3 van de toelichting op artikel 7 RWN komt de eerste alinea van Ad f en g (wat betreft toelating) te vervallen en wordt vervangen door de volgende alinea:

“De verzoeker dient voor alle bij de naturalisatie betrokken personen verblijfsdocumenten te overleggen waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken. Het kan voorkomen dat kinderen die beneden de twaalf jaar zijn, niet in het bezit zijn van een verblijfsdocument. De toelating kan dan worden aangetoond door middel van een uittreksel van de GBA waar de verblijfstitelgegevens op staan vermeld. Zie voor een uitleg van het begrip `toelating' de toelichting op artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g, RWN alsmede de toelichting bij artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, RWN.”

Artikel 11

Op pagina C.4-3 van de toelichting op artikel 11 wordt in de eerste voetnoot na de laatste zin de volgende tekst toegevoegd:

“Echter, ingevolge artikel 4.21, tweede lid Vb 2000 wordt geen verblijfsdocument verstrekt aan kinderen beneden de twaalf jaar, tenzij zij er naar het oordeel van Onze Minister een redelijk belang bij hebben in het bezit van zulk een document te worden gesteld. Ingeval er geen verblijfsdocument aanwezig is kan de toelating van minderjarige kinderen worden bepaald aan de hand van een uittreksel van de GBA waarop de verblijfstitelgegevens van het kind staan vermeld.”

Toelichting

Ingevolge artikel 4.21, tweede lid Vreemdelingenbesluit 2000 wordt geen verblijfsdocument verstrekt aan kinderen beneden de twaalf jaar, tenzij zij er naar het oordeel van Onze Minister een redelijk belang bij hebben in het bezit van zulk een document te worden gesteld. Tevens zijn kinderen beneden de twaalf jaar ingevolge de Wet Identificatieplicht vrijgesteld van de identificatieplicht. Overigens is het wel noodzakelijk voor kinderen beneden de twaalf jaar een aanvraag om een verblijfsvergunning in te dienen voor verblijf onder de gewenste beperking.

II Datum verkrijging Nederlanderschap na niet-verdragsadoptie

Artikel 5b, eerste lid

Op pag. 6-C.2, subparagraaf 5.4 van de toelichting op artikel 5b, eerste lid RWN komt de laatste alinea te vervallen en wordt vervangen door de volgende alinea:

“Het kind verkrijgt het Nederlanderschap met ingang van de datum waarop de Nederlandse rechter een verklaring op grond van artikel 1:26 BW heeft afgegeven. Deze verklaring is een constitutief vereiste voor de erkenning van de buitenlandse adoptie.”

Toelichting

Per abuis is in de toelichting op de concrete voorwaarden voor de verkrijging van het Nederlanderschap als artikel 7 Wet conflictenrecht adoptie (Wcad) in het spel is, opgenomen dat het kind Nederlander wordt met ingang van de datum waarop tegen de buitenlandse adoptiebeslissing niet langer een rechtsmiddel openstaat. Echter, op grond van artikel 5b, eerste lid RWN wordt het Nederlanderschap verkregen indien en op het tijdstip waarop onder meer de adoptie voldoet aan de voorwaarden van artikel 7 Wcad. Ingevolge artikel 7, tweede lid Wcad komt een adoptie slechts voor erkenning in aanmerking indien de rechter - in een procedure ex artikel 1:26 BW - heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor erkenning is voldaan. Aangezien deze omstandigheid op 1 januari 2004 niet anders was, moet deze alinea dan ook worden geacht vanaf die datum, zijnde de inwerkingtreding van artikel 5b, in de toelichting op artikel 5b, eerste lid in de Handleiding te hebben gestaan.

III Gevolgen van inwerkingtreding van de Wet justitiële gegevens

Model 1.30

Bijlage 1 is het gewijzigde Model 1.30: Verzoek tot verstrekken van justitiële gegevens. Op grond van artikel 10, tweede lid, Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, onderzoekt de burgemeester of er ernstige vermoedens bestaan als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Rijkswet, jegens de optant of de personen die ter medeverkrijging in de optieverklaring zijn genoemd, indien zij ouder zijn dan zestien jaar. Voor het opvragen van het hiervoor benodigde uittreksel uit het register van de Justitiële Documentatiedienst bestaat het Model 1.30 zoals opgenomen in deel F van de Handleiding.

Model 2.20

Bijlage 2 is het gewijzigde Model 2.20: Verzoek tot verstrekken van justitiële gegevens. Op grond van artikel 36, eerste lid, Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, onderzoekt de burgemeester of er ernstige vermoedens bestaan als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rijkswet, jegens de verzoeker of de personen die tot medeverlening in het naturalisatieverzoek zijn genoemd, indien zij ouder zijn dan zestien jaar. Voor het opvragen van het hiervoor benodigde uittreksel uit het register van de Justitiële Documentatiedienst bestaat het Model 2.20 zoals opgenomen in deel F van de Handleiding.

Toelichting

Modellen 1.30 en 2.20 zijn aangepast aan de op 1 april 2004 in werking getreden Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wet JSG) (Stb. 2002/552) en Besluit justitiële gegevens (Stb. 2004/130). Door genoemde wet en besluit heeft de informatieverstrekking uit het Justitieel Documentatiesysteem enige wijzigingen ondergaan. De hier van belang zijnde veranderingen betreffen met name de verandering van de wettelijke grondslag bij het opvragen van justitiële gegevens. Daarom wordt in het gewijzigde model 1.30 verwezen naar artikel 9 en artikel 13 Wet JSG en artikel 16 onder b en artikel 31 van het Besluit justitiële gegevens zodat in het kader van de optieprocedure door of namens de burgemeester gebruik wordt gemaakt van de juiste grondslag bij het opvragen van de benodigde justitiële gegevens. In het kader van de naturalisatieprocedure dient door of namens de burgemeester te worden verwezen naar artikel 9 en artikel 13 van de Wet JSG alsook naar artikel 12 onder c en artikel 31 van het Besluit justitiële gegevens.

IV Uitwisselingsformulier

Model 1.35

Bijlage 3 is het nieuwe Model 1.35: Uitwisselingsformulier.

Op pag. 12-C.3, subparagraaf 2.6 van de toelichting op artikel 6, tweede lid RWN alsook op pag. D.1.1-11, subparagraaf 2.6 van de toelichting op artikel 6, tweede lid RWN wordt na het laatste woord van de tweede volzin die in beide paragrafen eindigt met de woorden “(...) betreffende het uitwisselen van gegevens met betrekking tot verkrijging van nationaliteit” toegevoegd:

“(Model 1.35)”

Toelichting

Model 1.35 wordt toegevoegd aan de modellen bij zowel optieverklaringen in het buitenland zoals opgenomen in deel D van de Handleiding RWN als bij de optieprocedure hier te lande zoals opgenomen in deel F van de Handleiding RWN.

Tot heden wordt bij de passages handelend over de administratieve verwerking van de schriftelijke bevestiging van het verkrijgen van het Nederlanderschap door optie melding gemaakt van een zogenaamd uitwisselingsformulier. Dat formulier was echter niet als model in de Handleiding RWN opgenomen. Door de introductie van Model 1.35 wordt deze tekortkoming tenietgedaan.

Overigens zij opgemerkt dat dit uitwisselingsformulier ook wordt gebruikt in de naturalisatieprocedure. In het adviesblad naturalisatie (Model 2.22 onderdeel dossiervolgorde onder punt 16 in het D deel respectievelijk onder punt 20 van het gelijke Model in deel F van de Handleiding RWN) wordt gedoeld op het uitwisselingsformulier zoals dat nu in de Handleiding RWN wordt opgenomen.

Tot slot

Onderdeel I van dit TBN treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2001.

Onderdeel II van dit TBN treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2004.

Onderdeel III van dit TBN treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2004.

Onderdeel IV van dit TBN treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

De tekst van dit TBN wordt, voorzover relevant, zo spoedig mogelijk verwerkt in de Handleiding RWN.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,namens de minister,
het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,
P.W.A. Veld.

Bijlage 1

stcrt-2004-219-p13-SC67400-1.gif

Bijlage 2

stcrt-2004-219-p13-SC67400-2.gif

Bijlage 3

stcrt-2004-219-p13-SC67400-3.gifstcrt-2004-219-p13-SC67400-4.gif
Naar boven