In de Staatscourant van 29 oktober 2004, nr. 209, blz. 23 t/m 33, is gepubliceerd:
Wijziging Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit.
Abusievelijk is door de beleidsmedewerker gebruik gemaakt van een foutieve
bijlage 4 + toelichting.
Bijlage 4
Steekproefopzet Gebruikersprotocol schone grond en bouwstoffen
1. Werkingsgebied
Deze steekproefopzet mag niet worden gebruikt voor een partij die is opgebouwd
uit samengevoegde deelpartijen. Delen die op basis van voorkennis of op basis
van visuele waarnemingen een afwijkend karakter kunnen hebben, moeten apart
worden onderzocht.
De maximale partijgrootte die met deze steekproefopzet mag worden onderzocht
bedraagt 50.000 ton. Partijen die groter zijn dan 50.000 ton moeten worden
opgedeeld in meerdere delen en afzonderlijk worden onderzocht.
Toelichting
Door het stellen van genoemde eisen wordt de kans beperkt dat een deel
van de partij een dermate afwijkend karakter heeft dat daarmee de steekproefopzet
onvoldoende betrouwbaar zou worden. Daarnaast is het voor de toepasser van
belang om spreiding in de analyseresultaten zoveel mogelijk te beperken door
een zorgvuldige partijdefinitie, aangezien een grote spreiding leidt tot een
strengere toetsing.
2. Monsterneming
a. Bepaal de grootte van de deelpartijen. Deze grootte moet overeenkomen
met de grootte van de deelpartij na splitsing en mag maximaal 2.000 ton bedragen.
b. Verdeel de partij voor het onderzoek in deelpartijen van deze grootte
met behulp van een systematisch raster.
c. Onderzoek aselect 5 of 10 deelpartijen. De keuze voor 5 of 10 deelpartijen
staat vrij, waarbij moet worden bedacht dat een grotere onderzoeksinspanning
leidt tot een gunstigere toetsing.
d. Stel per deelpartij minimaal 2 mengmonsters samen. Voor grond dient
elk mengmonster te worden samengesteld uit 50 grepen.
3. Toetsing
De partij mag worden gesplitst in deelpartijen tot een minimale grootte
die overeenkomt met de grootte die bij het voornoemde onderzoek is gehanteerd
als wordt voldaan aan:
Yn + 2,74.sy ≤ log (T)
Bij onderzoek van 5 deelpartijen
en
Xi ≤ 1,5.T voor 1 deelpartij
Xi ≤ T voor de overige 4 deelpartijen
of
Yn + 2,07.sy ( log (T)
Bij onderzoek van 10 deelpartijen
en
Xi ≤ 1,5.T voor 2 deelpartijen
Xi ≤ T voor de overige 8 deelpartijen
waarin:
Yn = (logXi)n = gemiddelde van de 5 of
10 loggetransformeerde gemiddelden per deelpartij (logXi)
Xi = gemiddelde van deelpartij i.
sy = spreiding van de 5 of 10 gemiddelden per deelpartij (logXi)
T = toetsingswaarde, zijnde de samenstellingswaarde uit bijlage 1 of 2
of de immissiewaarde uit bijlage 2.
De waarden 2,74 en 2,07 in bovenstaande formules houden in dat met 90%
betrouwbaarheid kan worden vastgesteld dat 90% van alle deelpartijen voldoet.
4. Rekenvoorbeeld
Partijgrootte: 30.000 ton
Deelpartijgrootte: 2.000 ton
Onderzocht: 5 deelpartijen
Eis: 100 mg/kg

In genoemd voorbeeld mag de partij van 30.000 ton dus worden gesplitst
in deelpartijen van minimaal 2.000 ton.
Toelichting
Hoofdstuk 1. Inleiding
Deze regeling wijzigt de Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit (Uitvoeringsregeling)
op een aantal plaatsen. De wijzigingen die zijn opgenomen in artikel I, onder
A t/m F, hebben betrekking op:
- de aanpassing van de correctieterm `a' in artikel 7.5.3.1;
- wijziging van de berekening van de immissie van slecht doorlatende materialen;
- de verlenging van de geldigheidsduur van de aanwijzing van AVI-bodemas
als bijzondere categorie-bouwstof in artikel 12.3.2;
- actualisering van NEN-normen in de Bijlagen A en F;
- het opnemen van een steekproefopzet in Bijlage F;
- het opnemen van een opsplitsregel voor grond in Bijlage F;
- het accepteren van een zekerheidsfactor van ZF=1,00 bij partijen categorie
1- en 2-grond van maximaal 2000 ton die zijn onderzocht op basis van 2 x 50
grepen in Bijlage F;
- het implementeren van de circulaire van 17 juli 2003, kenmerk BWL/2003048783,
inzake afdichtingsconstructies bij werken met AVI-bodemas in Bijlage H.
Administratieve lasten, uitvoering en handhaving
Term `a'
De wijziging van de term `a' heeft tot gevolg dat in lijn met de wijzigingen
van de samenstellings- en immissiewaarden in de Tijdelijke vrijstellingsregeling
Bouwstoffenbesluit 2004 de kans op goedkeuring van bouwstoffen toeneemt. De
beschikbare informatie is echter niet voldoende specifiek om de gevolgen voor
de administratieve lasten te kunnen berekenen.
Wijziging berekening immissie
De wijziging is bedoeld om de immissie te kunnen berekenen in het geval
dat bij het uitvoeren van de kolomproef minder percolaat wordt verkregen dan
voorgeschreven in NEN7373. Deze hoeveelheid wordt uitgedrukt met de L/S-waarde.
De wijziging is kostenneutraal met betrekking tot de administratieve lasten,
aangezien het hier de oplossing van een analyseprobleem betreft.
Actualisering van NEN-normen in de Bijlagen A en F
Voortschrijding van de techniek sedert de inwerkingtreding van de huidige
Uitvoeringsregeling heeft geleid tot een aantal nieuwe, of gewijzigde NEN-normen
(door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven normen). Deze
technische wijzigingen vinden autonoom, los van wet- of regelgeving, plaats.
Mogelijke gevolgen van deze wijzigingen zijn derhalve geen gevolgen die voortvloeien
uit deze ministeriële regeling.
Steekproefopzet
Door het toestaan van een steekproefopzet wordt het mogelijk om partijen
na onderzoek af te zetten in meerdere werken (splitsen). Hierdoor worden kosten
vermeden die nu moeten worden gemaakt, indien achteraf blijkt dat wordt gesplitst.
Voor het berekenen van de gevolgen voor de administratieve lasten ontbreekt
de vereiste informatie.
Aangepaste zekerheidsfactoren bij splitsing van grond
De wijziging houdt in dat de zekerheidsfactoren bij splitsing van grond
worden verlaagd en dat deze regels (onder voorwaarden) naast schone grond
nu ook gelden voor categorie 1- en categorie 2-grond. De verlaging van de
zekerheidsfactoren betekent dat bij toetsing de kans groter is dat wordt voldaan
aan de eisen. Het toestaan van splitsing van categorie 1- en categorie 2-grond
vereenvoudigt de toepassing van de onderzoeksmethodiek in de praktijk.
Voor het berekenen van de gevolgen voor de administratieve lasten ontbreekt
de vereiste informatie.
Aangepaste zekerheidsfactor bij onderzoeksinspanning schone
grond
De aanpassing houdt in dat een onduidelijke situatie wordt beëindigd.
Deze situatie deed zich voor indien grond werd getoetst als schone grond,
maar dat niet bleek te zijn. De toetsing om te kunnen vaststellen of dan sprake
is van categorie 1- of categorie 2-grond leverde bij de uitgevoerde onderzoeksinspanning
onduidelijkheid of voor de zekerheidsfactor 1,27 of 1,00 moest worden aangehouden.
Deze onduidelijkheid zorgde voor discussies met bevoegd gezag en leidde in
het geval van het hanteren van een zekerheidsfactor van 1,27 tot een strengere
toetsing dan volgens de onderzoeksinspanning gerechtvaardigd was. De onderhavige
aanpassing draagt derhalve bij aan een vereenvoudiging van de uitvoering als
aan de kans op goedkeuring na toetsing.
Voor het berekenen van de gevolgen voor de administratieve lasten ontbreekt
de vereiste informatie.
AVI-bodemas
De verlenging van de geldigheidsduur van de aanwijzing van AVI-bodemas
(as uit een afvalverbrandingsinstallatie) als bijzondere categorie-bouwstof
betekent geen verandering in de huidige omstandigheden.
Wijziging bijlage H IBC-maatregelen bij AVI-bodemas
De wijzigingen in Bijlage H hebben betrekking op het formaliseren van
hetgeen reeds was beschreven in de Circulaire van VROM van 17 juli 2003 `Bouwstoffenbesluit:
afdichtingsconstructies bij werken met AVI-bodemas'. Door deze wijzigingen
wordt schade aan bentonietafdichtingen voorkomen. Deze schade zou kunnen leiden
tot hoge herstelkosten. Het is niet bekend hoe hoog deze herstelkosten zouden
zijn.
Notificatie
Deze regeling wijzigt de Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit op een
aantal plaatsen.
Deze regeling is te beschouwen als technisch voorschrift. De Uitvoeringsregeling
Bouwstoffenbesluit zelf is eerder op grond van de EG-richtlijn betreffende
een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften
bij de Europese Commissie aangemeld onder nummer 94/0398/NL. De in de Uitvoeringsregeling
Bouwstoffenbesluit getroffen voorzieningen om te zorgen dat een buitenlandse
producent van bouwstoffen niet in een ten opzichte van Nederlandse producenten
ongunstige positie komt te verkeren blijven onverlet van toepassing. De regeling
voegt geen nieuwe eisen toe die bouwstoffen uit andere lidstaten direct of
indirect kunnen discrimineren.
De ontwerpregeling is op 24 mei 2004 gemeld aan de Commissie van de Europese
Gemeenschappen [2004/0187/NL] ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van
richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen
en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij
(PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998
(PbEG L 217). Artikel I bevat technische voorschriften welke verenigbaar zijn
met het vrije verkeer van goederen.
Melding aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie, ingevolge
artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen
Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235), heeft
niet plaatsgevonden, omdat de ontwerpregeling geen significante gevolgen heeft
voor de handel.
Hoofdstuk 2. Artikelsgewijs
A Steekproefopzet
De onderzoeksprotocollen die zijn opgenomen in bijlage F van de Uitvoeringsregeling
zijn niet voor alle praktijksituaties toereikend. Het gebruikersprotocol is
bedoeld voor onderzoek van een partij zoals die in een werk wordt aangetroffen
of voor een partij die in één werk wordt toegepast. De statistische
onderbouwing van het gebruikersprotocol is hierop gebaseerd. Dit betekent
dat met deze methodiek splitsen niet mogelijk is. Splitsen houdt namelijk
een grotere kans in dat een deelpartij niet voldoet. Voor schone grond is
wel een uitzondering gemaakt, door een regeling die een zwaardere toetsing
inhoudt naarmate meer wordt gesplitst. Voor alle bouwstoffen niet zijnde schone
grond was onduidelijk hoe moet worden getoetst in het geval sprake is van
splitsen. Splitsen kan zich voordoen als bij toepassing een deel van de partij
wordt overgehouden en in het geval dat een hoeveelheid materiaal vrijkomt
zonder dat duidelijk is in welke werken deze zal worden toegepast. In de praktijk
bleek het ontbreken van een splitsingsregeling in die gevallen tot belangrijke
knelpunten te leiden. Gevolgen daarvan waren dat aanvullend onderzoek achteraf
nodig bleek, veelvuldig de toevlucht werd gezocht tot een ander bewijsmiddel
of in het ergste geval de regels niet werden nageleefd. Om dit probleem te
ondervangen is de steekproefopzet opgenomen. Deze is gebaseerd op de huidige
inzichten en loopt vooruit op de herziening van het Besluit. Zonodig zal op
basis van nieuwe inzichten een aanpassing worden doorgevoerd van de steekproefopzet.
De steekproefopzet is ontleend aan de beginselen van de Handleiding Certificering
waarop de beoordelingsrichtlijnen zijn gebaseerd. Dit houdt in dat zowel het
gemiddelde als de spreiding van 5 of 10 deelpartijen worden gebruikt om een
voldoende betrouwbare uitspraak te doen over alle deelpartijen, zonder dat
elke deelpartij hoeft te worden onderzocht.
De bepalingen in bijlage F blijven met uitzondering van de partijdefinitie
en de toetsing verder van kracht. Bij de toetsing met de steekproefopzet is
geen zekerheidsfactor meer van toepassing, aangezien die reeds is verwerkt
in de formule.
Opgemerkt wordt dat bij het hanteren van de steekproefopzet de nodige
zorgvuldigheid in acht moet worden genomen bij de partijdefinitie teneinde
de steekproef te baseren op een zo homogeen mogelijke partij. Reden daarvoor
is dat bij de statistische beginselen van deze beoordeling, naast het gemiddelde
van de waarnemingen, ook de spreiding doorslaggevend is. Dit wil zeggen dat
bij waarnemingen die ver uiteenlopen (bijv. enkele zeer schoon en de rest
voldoet net), de kans aanwezig is dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden
om de partij in deelpartijen af te zetten.
B Wijziging berekening immissie
De wijziging is bedoeld om de immissie te kunnen berekenen in het geval
dat bij het uitvoeren van de kolomproef minder percolaat wordt verkregen dan
voorgeschreven in NEN7373. Deze hoeveelheid wordt uitgedrukt met de L/S-waarde.
Hiermee wordt de hoeveelheid vloeistof ten opzichte van de hoeveelheid bouwstof
bedoeld. In NEN7373 wordt uitgegaan van een L/S-waarde van 10. Bij slecht
doorlatende materialen als klei en slibben kan bij de standaard proefduur
van 21 dagen maar ook bij verlenging daarvan een lagere L/S-waarde optreden.
Toch kan ook in deze situatie een uitspraak worden gedaan over de immissiewaarde.
Ter aanvulling van de formules die zijn bedoeld voor de standaardsituatie
van L/S=10 zijn daartoe ook de formules opgenomen voor het kunnen omrekenen
van de emissie die is bepaald met een lagere L/S-waarde.
C Aanpassing correctieterm a
Uit het RIVM/RIZA-rapport `Milieuhygiënische kwaliteit van primaire
en secundaire bouwmaterialen in relatie tot hergebruik en bodem- en oppervlaktewaterenbescherming'
(Aalbers en anderen, december 1993) is gebleken dat bouwstoffen en natuurlijke
gronden in het laboratorium een grotere uitloging vertonen dan op grond van
de gemeten gehalten in het grondwater in het veld mag worden verwacht. De
verklaring hiervoor is dat de omstandigheden in het laboratorium afwijken
van de veldsituatie. Daarom wordt de gemeten uitloging omgerekend volgens
de formules die in de Uitvoeringsregeling zijn opgenomen alvorens deze te
toetsen aan de immissiewaarden die zijn vastgelegd in Bijlage 2 van het Besluit.
In deze formules wordt met de term `a' een correctie uitgevoerd waarmee het
hiervoor beschreven effect wordt gecompenseerd.
In het eerder vermelde rapport is beschreven hoe de waarden voor de term
`a' zijn bepaald. In de Tijdelijke vrijstellingsregeling Bouwstoffenbesluit
2004 is ervoor gekozen om de immissiewaarden voor een aantal stoffen tijdelijk
te verhogen met een aangegeven factor. Dit wordt doorgevoerd door zowel de
immissiewaarden als deze term `a' met die aangegeven factor te verhogen, zonder
dat nu een inhoudelijke beoordeling plaatsvindt over de waarde en de achtergrond
van `a' als zodanig.
D Wijziging Hoofdstuk 12 Overige bepalingen
In de circulaire van 23 augustus 2002, kenmerk BWL/2002048958, is reeds
aangegeven dat aanwijzing van AVI-bodemas als bijzondere categorie zal worden
verlengd tot 1 januari 2006. Deze termijn is gebaseerd op de verwachting dat
dan de technieken beschikbaar zullen zijn waarmee AVI-bodemas aan de categorie
2-eisen van het Bouwstoffenbesluit kan voldoen.
E Wijziging Bijlage A
In de gewijzigde Bijlage A zijn de sedert de inwerkingtreding van de Uitvoeringsregeling
gewijzigde NEN-normen en andere gewijzigde meetvoorschriften opgenomen, waarnaar
in het Besluit en in de Uitvoeringsregeling wordt verwezen.
F Wijziging Bijlage F
1 en 2 Opsplitsregel schone grond, categorie 1- en 2-grond
De in de Uitvoeringsregeling opgenomen opsplitsregel voor schone grond
was gebaseerd op een zeer heterogeen computermodel van een partij grond. De
reden voor deze keus was dat er onvoldoende informatie beschikbaar was over
de heterogeniteit van partijen grond.
In 2003 is op basis van een gegevensbestand, verkregen uit het in de praktijk
onderzoeken van 2570 partijen grond, nagegaan in hoeverre het verantwoord
mogelijk is om van een minder heterogeen computermodel uit te gaan. Uitgangspunt
daarbij was dat nog steeds met 90% betrouwbaarheid dient te gelden dat een
uit die partij afkomstige deelpartij voldoet aan de eisen van het besluit.
Dit bleek inderdaad mogelijk. Tevens is vastgesteld dat dit niet alleen geldt
voor schone grond, maar ook voor categorie 1- en 2-grond. Het gevolg hiervan
is:
- een uitbreiding van de opsplitsregels voor alle partijen grond;
- een aanzienlijke verbetering ten aanzien van de mogelijkheden tot opsplitsen;
- een aanzienlijke vermindering van de hoogte van de toe te passen zekerheidsfactor.
Desgewenst kan rekening worden gehouden met de meetfout. In de berekening
van de ZF dient in dat geval te worden uitgegaan van VCpart = 0 omdat de spreiding
in de partij reeds is meegenomen in de bepaalde ZF na opsplitsen. Onder de
standaard aangenomen waarde voor VCmeet = 0,25 wordt de factor waarmee de
ZF-waarden in tabel 7 moeten worden vermenigvuldigd 1,25.
3 ZF = 1,00
Hoewel in dit geval het aantal analyses (2) lager is dan wat de handhaver
zou doen (3), geldt voor de totale betrouwbaarheid dat deze met 2 x 50 grepen
wezenlijk groter is dan met 3 x 4 grepen. De analysefout is namelijk klein
in vergelijking tot de monsternemingsfout; met andere woorden: het vergroten
van het aantal grepen draagt veel meer bij aan het verhogen van de betrouwbaarheid
dan het vergroten van het aantal analyses.
De als schone grond onderzochte partij mag als categorie 1 grond worden
getoetst met ZF = 1,00 of met een berekend ZF. Bij 2 x 50 grepen is ZF gelijk
aan 1,27 (VCtot = 0,65).
De producent is vrij in deze keuze. Wordt gekozen voor ZF = 1,00 (en wordt
de partij dan net goedgekeurd) dan moet wel worden bedacht dat de kans dat
deze partij bij een toetsing door de handhaver wordt afgekeurd vrij groot
is. Bij het hanteren van ZF = 1,27 is deze kans juist klein.
Conform de Toelichting in §1 onder a is het de gebruiker toegestaan
om één deelmonster te onderzoeken op uitloging. In dat geval
dient te worden uitgegaan van ZF = 1,40 (n = 50 en c = 1).
In de gewijzigde tabel 1 van hoofdstuk 2 en tabel 1 van hoofdstuk 3 van
Bijlage F van de Uitvoeringsregeling zijn de sedert de inwerkintreding van
de Uitvoeringsregeling gewijzigde meetmethoden opgenomen. Tevens is een technische
aanpassing meegenomen met betrekking tot bepalingsgrenzen boven de normen
voor bouwstoffen. Met betrekking tot schone grond was dit in de Uitvoeringsregeling
reeds in paragraaf 10 van hoofdstuk 2 geregeld.
G Wijziging bijlage H
1 t/m 3 IBC-maatregelen bij AVI-bodemas
Op grond van het Bouwstoffenbesluit dient de afdichtende werking van de
constructie gedurende de
levensduur van het werk zijn functie te behouden. Uit onderzoek dat in
opdracht van het IPO (Interprovinciaal Overleg) werd uitgevoerd naar de `Functionele
levensduur van minerale afdichtingsmaterialen en kunststoffen in vloeistofdichte
eindafwerking van stortplaatsen', is gebleken dat de interactie tussen bentoniet
en AVI-bodemas een ontoelaatbare achteruitgang van de afdichtende eigenschappen
van bentonietafdichtingen kan bewerkstelligen. Dit onderzoek werd eind 2001
gepubliceerd. Praktijkonderzoek van Rijkswaterstaat/DWW (Dienst Weg- en Waterbouwkunde)
bevestigde dat sprake kan zijn van aantasting van de bentoniet.
Naar aanleiding hiervan werd door VROM en V&W een deskundigenoverleg
`Bentoniet - AVI-bodemas' ingesteld om hierover te adviseren. Door het deskundigenoverleg
is vastgesteld dat er daadwerkelijk sprake is van een fysisch-chemisch mechanisme
dat kan leiden tot aantasting van een minerale afdichtingslaag, zoals bentoniet,
in aanwezigheid van AVI-bodemas.
Verhinderd moet worden dat het aantastingsmechanisme optreedt door tussen
de bentoniet (bentonietmat, zand-bentoniet of zandbentonietpolymeergel) en
de AVI-bodemas een extra laag als barrière aan te brengen. Deze tussenlaag
kan worden gerealiseerd door een laag bitumenemulsie tussen de AVI-bodemas
en de bentonietlaag aan te brengen. Deze methode is inmiddels overeenkomstig
het deskundigenadvies nader in de praktijk getoetst volgens het Toetsingskader
IBC-maatregelen van het CROW. Deze toetsing heeft geleid tot een werkvoorschrift
voor het aanbrengen van zo'n bitumenemulsielaag. Wellicht zijn nog andere
alternatieven denkbaar, die na toetsing aan voornoemd Toetsingskader als gelijkwaardige
oplossing kunnen worden toegepast. Het toetsingsrapport voor bitumenemulsie
als tussenlaag met daarin opgenomen de werkvoorschriften voor toepassing van
deze methode is te vinden op de internetsite van het ministerie van VROM.
4 en 5 Niet-standaardtoepassingen
In bijlage H en I is beschreven hoe moet worden omgegaan met niet-standaardtoepassingen.
Inmiddels is door publicatie van het Toetsingskader IBC-maatregelen van het
CROW daartoe een gedetailleerde methodiek beschikbaar die in deze aanpassing
verplicht wordt gesteld.