Subsidieregeling programma starters op buitenlandse markten 2004

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 1 november 2004, nr. WJZ 4060240, tot vaststelling van de Subsidieregeling programma starters op buitenlandse markten 2004

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: de Minister van Economische Zaken;

b. ondernemer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die een onderneming in stand houdt;

c. ondernemersorganisatie: een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die, blijkens haar statuten, tot doel heeft de belangen te behartigen van ondernemingen of organisaties van ondernemingen, die een afdeling in haar bureauorganisatie heeft functioneren welke zich bezighoudt met internationaal ondernemen binnen de bedoelde ondernemingen en die in het kader van de uitvoering van deze regeling een overeenkomst met de minister heeft gesloten;

d. internationaliseringsplan: een plan van aanpak dat is opgesteld door de ondernemer in samenwerking met een ondernemersorganisatie of een consulent internationale handel van een kamer van koophandel en fabrieken, en dat is gericht op de oriëntatie op of het bewerken van een buitenlandse markt vanuit Nederland, en dat een inventarisatie bevat van de sterke en zwakke kanten, kansen en bedreigingen van de onderneming op gebied van export en direct daaraan gerelateerde activiteiten in het buitenland en aangeeft welke activiteiten zullen worden uitgevoerd om de doelstellingen in het plan op die buitenlandse markt te realiseren, bestaande uit:

1°. marktverkenning,

2°. partnerselectie,

3°. beursdeelname,

4°. het ontwikkelen en produceren van presentatiemateriaal,

5°. het vergroten van kennis en kunde op gebied van internationaal ondernemen,

6°. het inwinnen van juridisch advies of

7°. het aanvragen van één of meer internationale octrooien;

e. doelland: land waarop het internationaliseringsplan gericht is;

f. marktverkenning: een schriftelijk verslag over de afzetmogelijkheden van een product of dienst op een markt in het buitenland, opgesteld door een in het betrokken land of in de betrokken regio gevestigde organisatie die deskundig en ervaren is op het gebied van marktonderzoek;

g. partnerselectie: het ten behoeve van de ondernemer selecteren van en het leggen van contacten met van voor de uitvoering van het internationaliseringsplan van belang zijnde gespreks- en zakenpartners verzorgd door een in dat land of in de betrokken regio gevestigde organisatie;

h. beursdeelname: deelname van een ondernemer aan buitenlandse of internationale vak- of jaarbeurzen, congressen of symposia door middel van een stand;

i. presentatiemateriaal: schriftelijke, digitale en/of audiovisuele product- en/of bedrijfsinformatie;

j. vergroten van kennis en kunde op gebied van internationaal ondernemen: het behalen door de ondernemer of een van zijn vaste medewerkers van een in het kader van internationaal ondernemen relevant diploma dat is erkend door de Stichting Examenkamer;

k. inwinnen van juridisch advies: het inwinnen door de ondernemer van een handelsgerelateerd specialistisch juridisch advies;

l. het aanvragen van één of meer internationale octrooien: het indienen van één of meer octrooiaanvragen met behulp van een octrooigemachtigde ter verkrijging van het octrooirecht in het doelland.

Artikel 2

1. De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een ondernemer die voor eigen rekening en risico één of meer activiteiten als bedoeld in artikel 1, onder d, uitvoert.

2. De subsidie wordt slechts verstrekt indien de ondernemer gedurende de 12 maanden voorafgaand aan de aanvraag om subsidie ten hoogste 3% van zijn totale fiscale omzet in het betreffende doelland heeft gerealiseerd, tenzij

a. indien de totale fiscale omzet in het betreffende doelland meer is dan 3% van zijn totale fiscale omzet, die omzet met niet meer dan drie afnemers is gerealiseerd; danwel

b. de ondernemer aannemelijk maakt dat activiteiten ter zake van marktverkenning en partnerselectie in redelijkheid noodzakelijk zijn voor zijn toegang tot een regio binnen dat doelland, waarin hij nog niet actief is.

3. Geen subsidie wordt verstrekt:

a. indien voor de activiteiten, genoemd in het internationaliseringsplan, reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt;

b. indien de aanvrager vóór het indienen van de aanvraag ter zake van de in het internationaliseringsplan genoemde activiteiten reeds verplichtingen is aangegaan;

c. indien aan de aanvrager op grond van deze regeling, de Subsidieregeling programma starters op buitenlandse markten 2003, de Subsidieregeling programma starters op buitenlandse markten 2000, of de Subsidieregeling programma starters op buitenlandse markten 1999 reeds subsidie is verleend voor activiteiten in hetzelfde doelland;

d. indien een eerder aan de aanvrager op grond van één van de in onderdeel c genoemde regelingen verleende subsidie nog niet is vastgesteld;

e. aan een aanvrager die een onderneming in stand houdt als bedoeld in artikel 1, onder a, van verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de de minimis-steun (Pb EG L 10);

f. indien, door een of meer bestuursorganen, aan de aanvrager in de drie aan de aanvraag voorafgaande jaren reeds € 100.000 of meer aan subsidie is verstrekt zonder goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

4. Indien aan de aanvrager reeds subsidie is verleend op grond van één van de in het derde lid, onderdeel c, genoemde regelingen, kan in afwijking van het derde lid, onderdeel c, ten hoogste eenmaal een nieuwe subsidie worden verleend voor activiteiten in hetzelfde doelland, indien de ondernemer aannemelijk maakt dat activiteiten ter zake van marktverkenning en partnerselectie in redelijkheid noodzakelijk zijn voor zijn toegang tot een regio binnen dat doelland, waarin hij nog niet actief is.

5. In de gevallen genoemd in het tweede lid, onderdeel b en het vierde lid, wordt slechts subsidie verstrekt voor de uitvoering van uitsluitend de activiteiten marktverkenning en partnerselectie.

Artikel 3

1. De subsidie bedraagt 50 procent van de rechtstreeks aan de in het internationaliseringsplan genoemde activiteiten toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag door de subsidie-ontvanger gemaakte en betaalde kosten, maar niet meer dan € 11.500 en met dien verstande dat de subsidie per activiteit niet meer bedraagt dan de helft van dit bedrag.

2. Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd voor zover dit tezamen met in de drie voorafgaande jaren door een bestuursorgaan aan de aanvrager verstrekte subsidie waarvoor geen goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen was verkregen, meer bedraagt dan € 100.000.

Artikel 4

1. Als kosten van een marktverkenning worden uitsluitend in aanmerking genomen de kosten die aan de subsidie-ontvanger in rekening worden gebracht door de in het betrokken land of de betrokken regio gevestigde organisatie die deskundig en ervaren is op het gebied van marktonderzoek.

2. Als kosten van partnerselectie worden uitsluitend in aanmerking genomen de kosten die aan de subsidie-ontvanger in rekening worden gebracht door de in het betrokken land of de betrokken regio gevestigde organisatie, reis- en verblijfkosten van de subsidie-ontvanger daaronder niet begrepen.

3. Als kosten van beursdeelname worden uitsluitend in aanmerking genomen de kosten van de huur van de benodigde ruimte en de kosten van de huur, transport, opbouw en inrichting (door derden) van de stand.

4. Als kosten van presentatiemateriaal worden uitsluitend in aanmerking genomen de kosten van schriftelijke, digitale en/of audiovisuele product- en/of bedrijfsinformatie die aan de subsidie-ontvanger in rekening worden gebracht.

5. Als kosten van het vergroten van kennis en kunde op gebied van internationaal ondernemen worden uitsluitend in aanmerking genomen de kosten van het behalen van een relevant diploma internationaal ondernemen dat is erkend door de Stichting Examenkamer.

6. Als kosten van het inwinnen van juridisch advies worden uitsluitend in aanmerking genomen de kosten die in rekening worden gebracht door een in internationale handel gespecialiseerde juridische adviseur.

7. Als kosten van het aanvragen van één of meer internationale octrooien worden uitsluitend in aanmerking genomen de kosten verbonden aan de indiening van één of meer internationale octrooiaanvragen, waaronder begrepen de kosten voor de diensten van een octrooigemachtigde en de indieningstaksen, alsmede kosten voor vertaling.

Artikel 5

1. Ieder begrotingsjaar wordt bij ministeriële regeling een subsidieplafond vastgesteld voor het in dat jaar verlenen van subsidies op grond van deze regeling.

2. Het subsidieplafond voor het in 2004 verlenen van subsidies bedraagt € 2.130.000.

§ 2

Aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel 6

1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

2. De aanvraag gaat vergezeld van een internationaliseringsplan overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2 en een begroting voor de activiteiten, opgenomen in het plan, alsmede van andere bescheiden overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

Artikel 7

De minister geeft een beschikking binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 8

1. De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien:

a. de aanvraag niet voldoet aan deze regeling;

b. de aanvrager op het tijdstip van indiening van de aanvraag meer dan 100 werknemers in dienst heeft;

c. de aanvrager in de twaalf maanden voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag meer dan 30 procent van zijn omzet uit exportactiviteiten behaalde, tenzij de aanvrager in die periode een omzet van niet meer dan € 100.000 heeft behaald.

Artikel 9

De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat, indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

§ 3

Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 10

1. De subsidie-ontvanger voert de activiteiten uit overeenkomstig het internationaliseringsplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft en voltooit deze binnen 18 maanden na de subsidieverlening, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister voor het vertragen, essentieel wijzigen, of stopzetten van de uitvoering van de activiteiten.

2. Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 11

1. De subsidie-ontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle aan de activiteiten toe te rekenen kosten kunnen worden afgelezen.

2. De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan de minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

§ 4

Subsidievaststelling

Artikel 12

1. De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in binnen dertien weken na het tijdstip waarop de activiteiten ingevolge artikel 10, eerste lid, moeten zijn voltooid.

2. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

3. De aanvraag gaat, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld, vergezeld van:

a. afschriften van de op de activiteiten betrekking hebbende, aan de subsidie-ontvanger verstrekte, facturen en de desbetreffende betalingsbewijzen,

b. een eindverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van de activiteiten,

c. overige in het formulier genoemde bescheiden.

Artikel 13

De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

§ 5

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14

De Subsidieregeling programma starters op buitenlandse markten 2003 wordt ingetrokken, met dien verstande dat

a. zij van toepassing blijft op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling, en op subsidies die voor die datum zijn verstrekt;

b. het subsidieplafond voor 2004 voor de Subsidieregeling programma starters op buitenlandse markten 2003 ten aanzien van de aanvragen die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling wordt verhoogd tot € 6.150.200.

Artikel 15

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 16

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling programma starters op buitenlandse markten 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij de EVD, Bezuidenhoutseweg 181, ’s-Gravenhage.

Den Haag, 1 november 2004.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, C.E.G. van Gennip.

Toelichting

I. Algemeen

De Subsidieregeling programma starters op buitenlandse markten 2004 (PSB 2004) volgt de Subsidieregeling programma starters op buitenlandse markten 2003 op en verbreedt het bereik ervan. Het doel van de regeling is het helpen van ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf bij het zetten van de eerste stappen op een nieuwe buitenlandse markt. Met name voor kleine bedrijven brengt het zakendoen in het buitenland allerlei complicaties met zich mee. Door een gebrek aan kennis of onvoldoende inzicht in de mogelijkheden in het buitenland is vaak de drempel om internationaal te ondernemen (internationaliseren) zeer hoog. De regeling wil die drempel verlagen en beoogt bedrijven die willen internationaliseren ondersteuning op maat te bieden. Die ondersteuning bestaat uit een combinatie van advies en begeleiding bij het opstellen en uitvoeren van een internationaliseringsplan en een bijdrage in de kosten van een aantal activiteiten. Zo wordt beoogd dat internationaal ondernemen een vast onderdeel van de ondernemingsstrategie wordt.

De nieuwe regeling heeft als doelstelling om vanaf 2005 jaarlijks tenminste 600 bedrijven te ondersteunen bij het opstellen van een internationaliseringsplan, waarvan er tenminste 300 daadwerkelijk leiden tot realisatie van de in het plan opgenomen doelstellingen. Uit eerdere evaluaties van de PSB-regeling, die sinds 1995 bestaat, is gebleken dat de regeling duidelijk in een behoefte voorziet. Er is een groot aantal bedrijven bereikt en de bedrijven die deelnamen aan de regeling hebben een substantiële stijging van de export naar de landen waarvoor het exportplan gold, verwezenlijkt. Een planmatige aanpak van het voornemen tot internationalisering blijkt de kans op succes te vergroten.

Omwille van de vraagsturing wordt het pakket van subsidiabele activiteiten uitgebreid. Zo wordt, omdat ieder internationaal opererend bedrijf met juridische vraagstukken te maken krijgt, de mogelijkheid om gespecialiseerd, handelsgerelateerd juridisch advies in te winnen toegevoegd. Speciaal om innovatieve bedrijven te ondersteunen bij de vaak noodzakelijke internationale marktbewerking worden de kosten die moeten worden gemaakt voor het aanvragen van internationaal octrooi in het pakket van activiteiten opgenomen. Tenslotte maakt de regeling het mogelijk om in een land waarin een ondernemer reeds actief is een specifieke nieuwe regio te bewerken.

Centraal in de regeling staat een planmatige aanpak van het voornemen tot internationalisering. In de vernieuwde regeling maken de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd integraal onderdeel uit van het internationaliseringsplan en wordt de ondernemer actief begeleid bij het uitoefenen van deze activiteiten, zodat de kans op succes wordt vergroot. Indien een ondernemer besluit een beroep te doen op de regeling, wordt verwacht dat hij zich ook terdege inspant om de doelstellingen van het internationaliseringsplan te realiseren. Door de integrale aanpak worden de administratieve lasten tot een minimum beperkt.

Administratieve lasten

De administratieve lasten van de PSB-regeling omvatten thans het aanvraagformulier (inclusief model voor het opmaken van het internationaliseringsplan) en het vaststellingsformulier (inclusief het eindverslag). De documenten worden gezamenlijk door de consulent en de aanvrager opgesteld. Het overgrote deel van de wijzigingen van de regeling betreft het wegnemen van onnodige belemmeringen, zonder dat dit tot grote veranderingen leidt in de informatieverplichtingen. Ook de omvang van de beschikbaar gestelde middelen (€ 2,13 miljoen voor de resterende maanden in 2004) leidt niet tot toename van de last, aangezien deze anders binnen de PSB 2003 beschikbaar zouden zijn gesteld. Het (ongewijzigde) beschikbare budget voor 2004 heeft derhalve geen gevolgen voor de administratieve lasten.

De opstelling van een internationaliseringsplan is de kern van PSB 2004. De consulent/uitvoerder verstrekt advies en stelt samen met de aanvrager het plan op. Daarnaast begeleidt de uitvoerder/consulent de aanvrager bij de uitvoering van het plan. Het aanvraagformulier en het internationaliseringsplan zijn enigszins gewijzigd, evenwel zonder gevolgen voor de administratieve lasten. Een geringe vermindering van de last wordt bereikt door invoering van een uniforme ingangseis (voor deelname aan PSB mag de aanvrager niet meer dan 30% exportomzet in de afgelopen twaalf maanden hebben behaald). Hierdoor hoeft de aanvrager niet langer te onderscheiden of zijn exportomzet binnen de EU of daarbuiten is behaald. Ook door het vervallen van de groepsdefinitie in de PSB 2004 leidt tot geringe vermindering van de last.

De administratieve lasten blijven ongewijzigd t.o.v. de PSB 2003. De wijzigingen zijn gering en sorteren een neutraal effect op de administratieve lasten. Hierdoor is afgezien van nadere kwantificering.

Deze subsidieregeling is gebaseerd op de Kaderwet EZ-subsidies en wordt namens de Staatssecretaris van Economische Zaken uitgevoerd door de EVD te ’s-Gravenhage.

De regeling behoeft geen melding aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 88 van het EG-Verdrag omdat gekozen is voor een ‘de minimis’-regeling. Ingevolge verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun (Pb EG L 10), behoeven steunmaatregelen niet op grond van artikel 88, derde lid, van het EG-Verdrag te worden gemeld, indien het totale steunbedrag dat aan een onderneming is verleend niet hoger is dan € 100.000 over een periode van drie jaar. De regeling voldoet aan de eisen van deze verordening.

II. Artikelen

Artikel 1

Alleen consulenten internationale handel van de kamers van koophandel en fabrieken en adviseurs werkzaam bij organisaties, genoemd in onderdeel c, zijn in het kader van voorliggende regeling bevoegd om samen met de ondernemer een internationaliseringsplan op te stellen. Genoemde organisaties dienen landelijk werkzaam te zijn en uit de aard van hun missie en activiteiten goede toegang te hebben tot de doelgroep van de regeling: het MKB. Te denken valt aan brancheorganisaties. Door de eis te stellen dat een overeenkomst moet zijn gesloten, is gewaarborgd dat adviseurs van organisaties die tevens uitvoerder zouden kunnen zijn van een activiteit waarvoor ingevolge de regeling subsidie kan worden aangevraagd, zijn uitgesloten. Dit om eventuele belangenverstrengeling te voorkomen. Op de website van de EVD (www.evd.nl) zal worden medegedeeld met welke uitvoerders de minister een overeenkomst heeft gesloten.

Het internationaliseringsplan, onderdeel d, moet worden opgesteld conform het model bij het aanvraagformulier. Dit plan is de kern van de PSB 2004. In het plan wordt gekeken naar de mogelijkheden tot internationalisering die het bedrijf in principe heeft, worden kansen en bedreigingen op dit gebied geïnventariseerd en wordt bezien welke stappen moeten worden genomen om de kans op succesvolle betreding van de nieuwe markt te vergroten. Bij de uitvoering van het plan en het uitvoeren van de daarin opgenomen activiteiten kan de ondernemer een beroep doen op begeleiding van de adviseur. Voor de kosten van de in het plan opgenomen activiteiten kan hij op grond van de regeling een financiële tegemoetkoming vragen.

Artikel 2

Dit artikel bevat, tezamen met de afwijzingsgronden van artikel 8, de criteria voor het verstrekken van subsidie. Aan de criteria van artikel 2 wordt getoetst bij de beslissing omtrent een verlening en bij de beslissing omtrent de subsidievaststelling. Centraal in de criteria staat dat in het internationaliseringsplan één of meer van de in artikel 1, onder d, genoemde activiteiten moeten zijn opgenomen om de doelstelling(en) van het plan te realiseren. Dit impliceert dat moet worden voldaan aan alle in de van toepassing zijnde definities van artikel 1 opgenomen elementen.

In artikel 2, tweede lid, worden de gevallen aangegeven waarin subsidie wordt versterkt. Uitgangspunt is dat subsidie wordt verstrekt indien de ondernemer niet meer dan een zeer klein deel van zijn omzet, namelijk ten hoogste 3 procent van zijn totale fiscale omzet, in de twaalf maanden voorafgaand aan de indiening van de subsidie-aanvraag op de buitenlandse markt heeft gerealiseerd. In dat geval wordt de ondernemer geacht onervaren te zijn op het gebied van internationaal ondernemen voor wat betreft het doelland.

Voor deze formulering is gekozen omdat in de praktijk is gebleken dat het voorkomt dat een incidentele exportorder wordt uitgevoerd en de ondernemer dan niet meer aan de eisen van een nieuwe markt kan voldoen. Zo'n incidentele order is echter onvoldoende om van een structurele ervaring op die buitenlandse markt te kunnen spreken.

Daarnaast kan het voorkomen dat een grotere omzet dan 3% is gerealiseerd maar dat nauwelijks sprake is van een structurele aanwezigheid op de betreffende markt, namelijk als die omzet afkomstig is van een zeer beperkt aantal afnemers. Daarom maakt de regeling het in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, mogelijk om, indien de omzet op het betreffende land over de 12 maanden voorafgaand aan de aanvraag de 3% te boven gaat, een aanvraag in te dienen mits het aantal afnemers niet meer dan drie bedraagt.

Verder is het zo dat de aanwezigheid van een ondernemer op een bepaalde nationale markt vaak beperkt blijft tot aanwezigheid in een bepaalde regio. Met name in grote nationale markten verschilt de praktijk en cultuur van het zakendoen per regio. Ook zijn er nationale markten die bijv. vanwege taalverschillen niet als een homogene markt kunnen worden gezien. Om een vaste positie op die nationale markt in te nemen, kan het nodig zijn om ook een andere regio te bewerken dan de regio waarin een ondernemer reeds actief is. De nieuwe regeling maakt subsidie voor deze gevallen in artikel 2, tweede lid, onderdeel b mogelijk, zij het dat in het internationaliseringsplan aannemelijk moet worden gemaakt dat activiteiten ter zake van marktverkenning en partnerselectie in redelijkheid noodzakelijk zijn voor zijn toegang tot een regio waarin de ondernemer nog niet actief is binnen dat doelland. Omdat algemene vaardigheden op het gebied van internationaal ondernemen in zo’n geval verondersteld worden aanwezig te zijn en er vooral behoefte bestaat aan zeer specifieke marktinformatie en contacten, wordt de inzet van subsidiabele activiteiten beperkt tot marktverkenning en partnerselectie.

Het is mogelijk dat de activiteiten op grond van meer dan één regeling voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Dat kan een regeling van een ander bestuursorgaan of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen zijn, maar ook binnen het stimuleringsintrumentarium van het Ministerie van Economische Zaken is het niet uitgesloten. Omdat het ongewenst is dat ten behoeve van dezelfde activiteiten een beroep gedaan kan worden op meer subsidie-instrumenten, is in het derde lid, onderdeel a, erin voorzien dat slechts op grond van één regeling subsidie wordt verstrekt.

Het is mogelijk voor een ondernemer om meer keren een subsidie-aanvraag in te dienen ten behoeve van nieuwe activiteiten. Op grond van onderdeel d wordt echter geen subsidie verstrekt als de ondernemer de activiteiten van een eerder ingediend internationaliseringsplan, exportplan of exportstrategie, waarvoor hij subsidie heeft gekregen, nog niet heeft voltooid en de subsidie nog niet is vastgesteld.

Het derde lid, onderdelen e en f, zijn opgenomen in verband met de de minimis-verordening. In onderdeel e worden de vervoersector en de sectoren landbouw, visserij en aquacultuur uitgesloten, omdat die sectoren zijn uitgezonderd van het toepassingsgebied van de minimis-verordening. Het zogenoemde de minimis-bedrag is bepaald op € 100.000 per onderneming en betreft alle activiteiten waarvoor steun wordt verleend uit hoofde van de de minimis-verordening gedurende een periode van drie jaar. Aan de de minimis-bepaling is een controleverplichting verbonden. Telkens zal moeten worden nagegaan of met de voorgenomen subsidieverlening het per onderneming toegestane maximale steunbedrag van € 100.000 over een periode van drie aan de subsidie-aanvraag voorafgaande jaren niet zal worden overschreden. Het voorgaande doet overigens niet af aan de mogelijkheid voor begunstigde om andere steun te ontvangen uit hoofde van door de Commissie goedgekeurde regelingen.

In het vierde lid is opgenomen dat er per land slechts tweemaal subsidie kan worden verstrekt.

Een tweede subsidie met betrekking tot hetzelfde doelland kan enkel worden verstrekt indien het gaat om een nieuwe regio in dat land, en indien de ondernemer aannemelijk maakt dat activiteiten ter zake van marktverkenning en partnerselectie in redelijkheid noodzakelijk zijn voor zijn toegang tot een regio waarin hij nog niet actief is binnen dat doelland.

In de situatie dat een ondernemer reeds actief is in een bepaald land en een nieuwe regio in dat land gaat bewerken, wordt in het vijfde lid de inzet van subsidiabele activiteiten beperkt tot het laten uitvoeren van een marktverkenning en partnerselectie. Dit omdat algemene vaardigheden op het gebied van internationaal ondernemen in zo’n geval verondersteld worden aanwezig te zijn en er vooral behoefte bestaat aan zeer specifieke marktinformatie en contacten. Deze beperking ziet zowel op de gevallen waarin de ondernemer reeds eerder een PSB-subsidie heeft gehad, als op de gevallen waarin dit niet het geval is.

Artikel 3

De subsidie zal worden verstrekt in twee fasen. Eerst zal subsidie worden verleend voor de kosten van de betrokken activiteiten. Daarbij wordt het bedrag van de subsidie niet vermeld, maar wel – met een verwijzing naar voorliggende regeling – de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld. Na afloop van de activiteiten wordt het bedrag van de subsidie vastgesteld. Subsidie wordt verstrekt voor de kosten die de betrokken ondernemer maakt voor een marktverkenning, partnerselectie, beursdeelname, de ontwikkeling en vervaardiging van presentatiemateriaal, het vergroten van de kennis en kunde op gebied van internationaal ondernemen binnen een onderneming, het inwinnen van juridisch advies op het gebied van internationaal ondernemen en het met behulp van een octrooigemachtigde indienen van een of meer internationale octrooiaanvragen. Het maximum bedraagt € 11.500 met een maximum van € 5.750 voor elke afzonderlijke activiteit. De kosten van de diensten van de adviseurs worden door het ministerie gedragen.

Artikel 4

In dit artikel is een limitatieve omschrijving opgenomen van de kosten die in aanmerking worden genomen bij de toepassing van artikel 3. Het gaat daarbij om de kosten die aan de ondernemer door derden in rekening worden gebracht voor zover gericht op het doelland en deze voortvloeien uit het internationaliseringsplan.

De activiteit partnerselectie gaat uit van de gedachte dat een onderzoeksbureau op basis van de wensen van een ondernemer en het daaruit volgend profiel mogelijke zakenpartners selecteert en de ondernemer met hen in contact brengt. De partnerselectie kan ook betrekking hebben op selectie van en introductie bij gesprekspartners die anderszins van belang zijn voor het slagen van het internationaliseringsplan. De kosten die aan de ondernemer voor deze activiteiten in rekening worden gebracht, zijn subsidiabel. De benaming partnerselectie is, gelet op de inhoud van de activiteit, duidelijker dan de oude naam bezoekprogramma.

De reis- en verblijfkosten die de ondernemer maakt in het kader van een bezoekprogramma aan het buitenland of een beursdeelname vallen buiten het bestek van de subsidie. Dit geldt ook voor eventuele advertentiekosten.

De kosten van juridisch advies zijn uitsluitend subsidiabel indien deze gemaakt worden in het kader van het internationaliseringsplan, hetgeen wil zeggen dat de kosten verband dienen te houden met de oriëntatie op of het bewerken van een buitenlandse markt. Het moet een gespecialiseerd, handelsgerelateerd juridisch advies betreffen. Gedacht kan worden aan beoordeling van contracten.

Als extra ondersteuning voor innovatieve ondernemingen die internationaliseren is een activiteit toegevoegd die voorziet in de bescherming van industriële eigendom op buitenlandse markten. De aanvraag van een Nederlands octrooi zal niet worden gesubsidieerd. Wel is toegestaan dat de internationale octrooiaanvraag niet alleen betrekking heeft op het doelland, maar ook op andere landen buiten Nederland.

Kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd worden niet gesubsidieerd. Ingevolge artikel 4:46, derde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) blijven zij bij de vaststelling buiten beschouwing.

Artikel 6

Het internationaliseringsplan vormt de basis van de door de ondernemer in het kader van de PSB 2004 te ondernemen activiteiten. De in dit artikel bedoelde formulieren zijn verkrijgbaar bij de organisatie als bedoel in artikel 1, onderdeel c, de consulenten internationale handel van de kamers van koophandel en fabrieken, alsmede bij de EVD, Postbus 20105, 2500 EC ’s-Gravenhage.

In het aanvraagformulier wordt vermeld welke bescheiden met het formulier moeten worden meegezonden. Vooralsnog blijft vereist dat het origineel van een ondertekend aanvraagformulier wordt ingediend. Bij gebreke van een originele handtekening kan de minister er niet zeker van zijn dat de (bevoegde vertegenwoordiger van de) aanvrager de aanvraag heeft ingediend en instaat voor de in de aanvraag en de daarbij behorende bijlagen verstrekte gegevens. Consequentie hiervan is, dat aanvragen die worden ingediend per telefax of elektronische post niet voldoen aan de wettelijke voorschriften. Bezien wordt evenwel of er mogelijkheden zijn het indienen van aanvragen langs elektronische weg te omkleden met zodanige waarborgen, dat de daaraan verbonden bezwaren komen te vervallen.

Artikel 7

Dit artikel bepaalt de termijn waarbinnen de minister moet hebben besloten op de aanvraag. Als de beschikking niet binnen die termijn kan worden genomen stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, eerste lid, Awb).

Artikel 8

In dit artikel zijn de afwijzingsgronden opgenomen. Daarnaast kan ook afwijzend worden beslist op grond van artikel 7 van de Kaderwet EZ-subsidies, indien subsidieverstrekking in strijd zou zijn met ingevolge een verdrag voor de staat geldende verplichtingen, of op grond van artikel 4:35 Awb. Afwijzing op grond van dit laatste artikel is mogelijk indien gegronde vrees bestaat dat de activiteiten niet zullen plaatsvinden, dat niet aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan, of dat niet op behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal worden afgelegd, en bij onjuiste of onvolledige gegevensverstrekking indien dat geleid zou hebben tot een onjuiste beschikking en ingeval van faillissement, surseance van betaling, of van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of indien een verzoek daartoe is ingediend.

In de eerste plaats zal een aanvraag op grond van artikel 8 worden afgewezen, indien hij niet voldoet aan enige bepaling van deze regeling. De belangrijkste daarvan is artikel 2.

Uit de bewoording van het eerste lid, onderdeel b volgt dat indien het aantal werknemers na het indienen van de aanvraag stijgt tot boven de 100, dat geen consequenties heeft voor de subsidievaststelling.

Hetzelfde geldt voor het criterium genoemd in het eerste lid onder c. Met het onderdeel c wordt beoogd de subsidie met name ten goede te laten komen aan die ondernemingen, die nog relatief onervaren zijn op het gebied van internationaal ondernemen. Met name jonge, innovatieve ondernemingen zijn uit de aard van hun activiteiten vaak al direct na de oprichting genoodzaakt internationale transacties aan te gaan waardoor meteen buitenlandse omzet wordt gegenereerd. Zij kunnen daardoor geen subsidieaanvraag indienen. Maar deze bedrijven behoren, indien de absolute omvang van de omzet, die vaak nog zeer beperkt is, in ogenschouw wordt genomen, in feite toch tot de doelgroep van de regeling. Door het criterium dat een ondernemer in de 12 maanden voorafgaand aan de aanvraag niet meer dan 30% van de totale omzet uit export mag hebben gerealiseerd, niet van toepassing te laten zijn in gevallen dat de totale omzet niet groter is dan € 100.000, kunnen jonge, onervaren ondernemingen toch een aanvraag voor subsidie indienen.

Artikel 9

Dit artikel geeft een voorschrift over de wijze van verdeling van het subsidieplafond. Die komt neer op ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Dit betekent dat de minister, beginnend met de eerste aanvraag, subsidies verleent tot het plafond is bereikt en dat hij aanvragen afwijst voorzover het plafond door het totaal van de verleende subsidies zou worden overschreden. Daarbij is het moment van indiening bij de EVD van een aanvraag, die aan alle wettelijke voorschriften voldoet, bepalend. Een aanvraag voldoet pas aan de wettelijke voorschriften, indien het aanvraagformulier volledig en juist is ingevuld en ondertekend en alle bescheiden, die blijkens het formulier moeten worden meegezonden, zijn ontvangen. Het betreft hier niet een regel over de volgorde van het nemen van besluiten. Het is zeer wel mogelijk om op een latere aanvraag eerder te besluiten dan op een eerdere, als toewijzing van de aanvraag maar niet tot gevolg heeft, dat op de eerdere aanvraag afwijzend moet worden beschikt, omdat door subsidieverlening op latere aanvragen het plafond is bereikt. Dreigt dit te gebeuren, dan zal de behandeling van de latere aanvraag worden opgeschort, tot op de eerdere is beslist.

Artikel 10

Dit artikel bevat samen met artikel 11 bepalingen omtrent de verplichtingen voor de subsidie-ontvanger.

Artikel 10 vormt, tezamen met artikel 2, de kern van voorliggende regeling. De activiteiten moeten ook daadwerkelijk worden uitgevoerd binnen 18 maanden na de subsidieverlening. Het is de bedoeling de beschikbare subsidiemiddelen te gebruiken voor die activiteiten, die binnen een redelijke periode bijdragen aan de doelstellingen van deze regeling. In gevallen waarin verzocht wordt om ontheffing voor het vertragen of stopzetten van de uitvoering van de activiteiten zal deze doelstelling dan ook afgewogen worden tegen hetgeen de verzoeker als zijn belangen naar voren brengt. Daarbij zal mede een rol spelen in hoeverre de feiten die vertraging hebben veroorzaakt zijn ontstaan door toedoen van de betrokkene zelf.

Artikel 12

Het formulier waarmee de aanvraag tot subsidievaststelling moet worden ingediend is zodanig ingericht, dat de subsidieontvanger met het invullen van het formulier kan voldoen aan de ingevolge artikel 4:45 Awb op hem rustende verplichtingen om aan te tonen dat de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden en om rekening en verantwoording af te leggen omtrent aan de aan de activiteiten verbonden uitgaven voorzover deze voor de subsidievaststelling van belang zijn. In het formulier voor een aanvraag tot vaststelling van het bedrag van de subsidie zal worden vermeld op welke onderwerpen in een eindverslag, als bedoeld in artikel 12, derde lid, dient te worden ingegaan.

Artikel 13

De vaststelling van het subsidiebedrag is geregeld in de artikelen 4:42 tot en met 4:47 Awb. Dit artikel regelt slechts de termijn waarbinnen het besluit ter zake genomen wordt. Als het besluit niet binnen die termijn kan worden genomen, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, eerste lid, Awb).

Ingevolge artikel 4:44, derde lid, Awb kan, indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet is ingediend binnen de in artikel 13, eerste lid, bedoelde termijn, de minister de subsidie-ontvanger een termijn stellen waarbinnen de aanvraag alsnog moet worden ingediend. In verband daarmee wordt in dit artikel niet verwezen naar de in artikel 13 bedoelde termijn, maar wordt gesproken over ‘de voor het indienen ervan geldende termijn’.

De hoofdregel van artikel 4:46 Awb is, dat vaststelling plaats vindt overeenkomstig de verlening. Daarbij moeten, nu daarbij niet het bedrag van de subsidie wordt vermeld, de wel in de verleningsbeschikking vermelde wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld in aanmerking worden genomen.

Ingevolge artikel 4:46, tweede lid, Awb kan het subsidiebedrag in vier gevallen lager worden vastgesteld:

a. indien de activiteiten niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

b. indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen;

c. indien de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en dat geleid heeft tot een onjuiste verleningsbeschikking;

d. indien de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

Artikel 14

De regeling heeft eerbiedigende werking, hetgeen betekent dat reeds ingediende aanvragen nog conform het oude recht worden afgedaan.

Het subsidieplafond voor het in 2004 verlenen van subsidies op grond van de Subsidieregeling programma starters op buitenlandse markten 20031 wordt met deze regeling verhoogd van € 5 miljoen naar € 6.150.200. Deze verhoging is noodzakelijk voor het verstrekken van subsidies op in behandeling zijnde aanvragen op grond van genoemde regeling.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C.E.G. van Gennip

Naar boven