Wijziging Warenwetregeling nadere eisen cosmetische producten

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 oktober 2004, nr. VGP/P&L 2526369, houdende de implementatie van richtlijn nr. 2003/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 tot wijziging van richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (PbEU L 66) en richtlijn nr. 2004/94/EG van de Commissie van 15 september 2004 tot wijziging van richtlijn 76/768/EEG van de Raad wat betreft bijlage IX (PbEU L 294)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken,

Gelet op richtlijn nr. 2003/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 tot wijziging van richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (PbEU L 66) en richtlijn nr. 2004/94/EG van de Commissie van 15 september 2004 tot wijziging van richtlijn 76/768/EEG van de Raad wat betreft bijlage IX (PbEU L 294), alsmede op artikelen 13 en 15, eerste lid, van de Warenwet en op artikelen 2, zesde lid, en 3, tweede lid, onder b, c en d, van het Warenwetbesluit cosmetische producten;

Besluit:

Artikel I

De Warenwetregeling nadere eisen cosmetische producten wordt als volgt gewijzigd:

A

In de gehele regeling wordt ‘de richtlijn’ vervangen door: richtlijn 76/768/EEG.

B

Artikel 1 vervalt.

C

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Een methode als opgenomen in bijlage V van richtlijn 67/548/EEG en in bijlage IX, kolom B, van richtlijn 76/768/EEG wordt aangemerkt als een alternatieve methode als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van het Warenwetbesluit cosmetische producten.

D

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een wijziging van bijlage II, III, IV, VI, VII en IX van richtlijn 76/768/EEG en bijlage V van richtlijn 67/548/EEG gaat voor de toepassing van de artikelen 2 tot en met 7 gelden met ingang van de dag waarop aan de wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, met dien verstande dat cosmetische producten die voor dat tijdstip voor het eerst in de handel zijn gebracht en voldoen aan die bijlagen zoals die golden onmiddellijk voor dat tijdstip, nog tot zes maanden na dat tijdstip mogen worden verhandeld.

2. In het tweede lid, onderdelen a en b, wordt de zinsnede ‘2 tot en met 6’ telkens vervangen door: 2 tot en met 7.

Artikel II

De Warenwetregeling uitstel handelsverbod cosmetische producten die op dieren zijn beproefd en de Warenwetregeling cosmetische producten en dierproeven worden ingetrokken.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit kosmetische produkten en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten ter implementatie van richtlijn 93/35/EEG van de Raad van 14 juni 1993 tot zesde wijziging van richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake kosmetische produkten (PbEG L 151), richtlijn nr. 2003/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 tot wijziging van richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (PbEU L 66) en richtlijn nr. 2003/80/EG van de Commissie van 5 september 2003 tot vaststelling van het symbool dat de houdbaarheid van cosmetische producten aangeeft, in bijlage VIII bis bij richtlijn 76/768/EEG van de Raad (PbEU L 224) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

De Warenwetregeling nadere eisen cosmetische producten (hierna: de regeling) is gewijzigd ter implementatie van richtlijn nr. 2003/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 tot wijziging van richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (PbEU L 66) en richtlijn nr. 2004/94/EG van de Commissie van 15 september 2004 tot wijziging van richtlijn 76/768/EEG van de Raad wat betreft bijlage IX (PbEU L 294).

Artikel I

Onderdelen A en B

Aan het Warenwetbesluit cosmetische producten (hierna: het besluit) is bij Besluit houdende de wijziging van het Warenwetbesluit kosmetische produkten en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten ter implementatie van richtlijn 93/35/EEG van de Raad van 14 juni 1993 tot zesde wijziging van richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake kosmetische produkten (PbEG L 151), richtlijn nr. 2003/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 tot wijziging van richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (PbEU L 66) en richtlijn nr. 2003/80/EG van de Commissie van 5 september 2003 tot vaststelling van het symbool dat de houdbaarheid van cosmetische producten aangeeft, in bijlage VIII bis bij richtlijn 76/768/EEG van de Raad (PbEU L 224) (hierna: het wijzigingsbesluit), een aantal definities toegevoegd. Deze definities werken direct door in de regeling en maken de in artikel 1 van de regeling genoemde definities overbodig.

De artikelen worden niet vernummerd in verband met de verwijzing in de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten.

Onderdeel C

In artikel 2, vijfde lid, van het besluit is een verbod gesteld op het verhandelen van cosmetische producten ten behoeve waarvan ingrediënten, combinaties van ingrediënten of de eindsamenstelling van deze producten zijn beproefd volgens een andere methode dan een door de minister voor die beproeving aangewezen alternatieve methode. Artikel 7 wijst de methoden uit bijlage V van richtlijn 67/548/EEG en bijlage IX, kolom B, van richtlijn 76/768/EEG aan, als zijnde de alternatieve methoden. In bijlage V van richtlijn 67/548/EEG staan de methoden die op dit moment het meest alternatief zijn. Het gaat dan om methoden waarbij helemaal geen dieren worden gebruikt en, als een dergelijke methode niet voorhanden is, om methoden waarbij minder dieren worden gebruikt en zo min mogelijk pijn en lijden wordt berokkend.

Onderdeel D

In artikel 8, eerste lid, is vastgesteld op welk tijdstip een wijziging van de in de regeling genoemde bijlagen in werking treedt voor de toepassing van de artikelen 2 tot en met 7 van de regeling en tot wanneer cosmetische producten, die voor deze inwerkingtreding voor het eerst in de handel zijn gebracht en voldoen aan die bijlagen zoals die golden onmiddellijk voor dat tijdstip, nog mogen worden verhandeld. Artikel 8, eerste lid, zoals dat voor deze wijziging van de regeling gold, bleek in veel gevallen niet verenigbaar met de implementatietermijn van de wijzigingsrichtlijnen, die betrekking hebben op de in de regeling genoemde bijlagen voorschreven. Hierdoor moest in veel gevallen bij ministerieel besluit, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de regeling afwijkende termijnen worden voorgeschreven. Naar verwachting sluit de constructie, van artikel 8, eerste lid, beter aan bij de implementatietermijnen die de betreffende wijzigingsrichtlijnen voorschrijven.

Artikel II

De Warenwetregeling uitstel handelsverbod cosmetische producten die op dieren zijn beproefd en de Warenwetregeling cosmetische producten en dierproeven die artikel 2, vijfde lid, van het besluit zoals dat gold voor de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit, buiten toepassing verklaren, worden ingetrokken. De reden hiervoor is dat het genoemde artikel wordt vervangen door een nieuw artikel waarin een nieuw verbod wordt gesteld.

Artikel III

Gelet op het feit dat het bovengenoemde wijzigingsbesluit deels de grondslag voor de regeling biedt en inhoudelijk direct van invloed is op de regeling, treedt de regeling tegelijkertijd met dit besluit in werking.

Administratieve lasten

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Naar boven