Memorandum van Overeenstemming tussen Zweden en Nederland inzake de stroomlijning en intensivering van wederzijdse bijstand op het gebied van de directe belastingen

Memorandum van overeenstemming tussen het Zweedse Belasting Agentschap en het directoraat-generaal Belastingdienst van Nederland inzake de stroomlijning en intensivering van wederzijdse bijstand op het gebied van de directe belastingen van 3 september 2004

26 oktober 2004

Nr. DGB2004/4601M

Directoraat-generaal Belastingdienst, Team Internationaal

De directeur-generaal Belastingdienst geeft namens de Staatssecretaris van Financiën kennis van het volgende.

In het kader van het Verdrag tussen het Koninkrijk Zweden en het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het vermogen van 18 juni 1991 hebben Nederland en Zweden een Memorandum van Overeenstemming getekend ten behoeve van de stroomlijning en intensivering van wederzijdse bijstand op het gebied van de directe belastingen. Het Memorandum geeft richtlijnen voor de aanwezigheid van een ambtenaar van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat ten behoeve van een boekenonderzoek. In de bijlage is een procedurebeschrijving opgenomen van een gelijktijdige controle.

Verder geeft het Memorandum categorieën weer voor de automatische uitwisseling van inlichtingen, onder andere inkomsten uit salarissen, zelfstandige arbeid, pensioenen, sociale zekerheidsuitkeringen en royalty's. Daarnaast worden in het Memorandum categorieën genoemd voor de intensivering van spontane uitwisseling van inlichtingen.

Memorandum van overeenstemming tussen het Zweedse Belasting Agentschap en het directoraat-generaal Belastingdienst van Nederland inzake de stroomlijning en intensivering van wederzijdse bijstand op het gebied van de directe belastingen

Het Zweedse Belasting Agentschap en het Directoraat-generaal Belastingdienst van Nederland,

onder verwijzing naar de bepalingen van de Richtlijn van de Raad nr. 77/799/EEG van 19 december 1977, zoals gewijzigd door de Richtlijnen van de Raad nr. 79/1070/EEG van 6 december 1979 en nr. 92/12/EEG van 25 februari 1992, inzake wederzijdse bijstand door de Bevoegde Autoriteiten van de Lidstaten op het gebied van directe en indirecte belastingen (hierna genoemd: `Richtlijn 77/799/EEG'),

en het Verdrag tussen het Koninkrijk Zweden en het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het vermogen van 18 juni 1991 (hierna genoemd: `het Verdrag'),

en met inachtneming van:

het Verdrag inzake Wederzijdse Administratieve Bijstand in Belastingzaken van 25 januari 1988 (hierna genoemd: `het COE/OECD Verdrag'),

en gelet op de wens van beide Staten de wederzijdse bijstand tussen Zweden en Nederland te verbeteren en te intensiveren,

Zijn het volgende overeengekomen:

Hoofdstuk I. Bevoegde autoriteiten

Artikel I.1

Voor de toepassing van dit Memorandum van Overeenstemming zijn de Bevoegde Autoriteiten:

In Zweden:

Swedish Tax Agency,

SE-171 94 Solna

Zweden

In Nederland:

De Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst/Economische Controledienst,

Belastingdienst/FIOD-ECD/Haarlem/Internationaal,

Postbus 1603,

2003 BR Haarlem

Nederland

Hoofdstuk II. De aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene staat op het grondgebied van de andere staat

Algemene bepalingen

Artikel II.1

Dit hoofdstuk is gebaseerd op artikel 6 van Richtlijn 77/799/EEG, artikel 28 van het Verdrag en artikel 9 van het COE/OECD Verdrag.

Artikel II.2

In bijzondere gevallen kan een verzoek worden gedaan om belastingambtenaren van de ene Staat bij een onderzoek op het grondgebied van de andere Staat aanwezig te laten zijn. Het gaat hierbij met name om:

a. gevallen waarin indicaties bestaan van grensoverschrijdende onregelmatigheden of fraude;

b. complexe gevallen die de aanwezigheid van de belastingambtenaren wenselijk maken;

c. gevallen waarin termijnoverschrijding dreigt en waarin de aanwezigheid van de belastingambtenaren het onderzoek kan bespoedigen;

d. onderzoeken in het kader van een overeengekomen bilateraal of multilateraal onderzoek, met inbegrip van gelijktijdige boekenonderzoeken. De procedures voor gelijktijdige boekenonderzoeken zijn beschreven in de bijlage van dit Memorandum van Overeenstemming.

Artikel II.3

De Bevoegde Autoriteiten kunnen de aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat toestaan in andere dan de in artikel II.2 omschreven gevallen.

Artikel II.4

Indien een verzoek wordt ingewilligd, geschiedt dit met dien verstande dat de verzoekende Staat in soortgelijke omstandigheden ook belastingambtenaren van de aangezochte Staat zou toelaten.

Voorwaarden voor het indienen van een verzoek

Artikel II.5

Een verzoek om aanwezigheid van belastingambtenaren wordt schriftelijk ingediend door de Bevoegde Autoriteit van de verzoekende Staat en maakt deel uit van een verzoek om inlichtingen. De Bevoegde Autoriteit van de aangezochte Staat neemt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk drie maanden na ontvangst van het verzoek, een beslissing over het verzoek. De aangezochte Staat kan het verzoek slechts afwijzen na overleg met de verzoekende Staat onder vermelding van de redenen voor deze beslissing.

Artikel II.6

Het verzoek vermeldt waarom de aanwezigheid van belastingambtenaren noodzakelijk is en geeft een korte omschrijving van de zaak.

Het onderzoek en de verstrekking van inlichtingen

Artikel II.7

Indien het verzoek wordt ingewilligd, stelt de Bevoegde Autoriteit van de aangezochte Staat de Bevoegde Autoriteit van de verzoekende Staat zo spoedig mogelijk in kennis van het tijdstip en de plaats van het onderzoek en van de autoriteit of functionaris die aangewezen is het onderzoek uit te voeren.

Artikel II.8

Het onderzoek wordt uitsluitend verricht door belastingambtenaren van de aangezochte Staat. De bezoekende belastingambtenaren zijn bevoegd aanwezig te zijn bij een onderzoek dat wordt uitgevoerd in overeenstemming met het verzoek om inlichtingen. De bezoekende functionarissen houden zich aan de wetten van de aangezochte Staat.

Artikel II.9

De bezoekende belastingambtenaren mogen slechts aanwezig zijn bij die onderdelen van het onderzoek in de aangezochte Staat, die voor het onderzoek in de verzoekende Staat van belang zijn.

Artikel II.10

De bezoekende belastingambtenaren mogen geen beslissingen nemen over zaken aangaande het onderzoek in de aangezochte Staat, maar zij mogen met betrekking tot dergelijke zaken voorstellen doen aan de autoriteit of functionaris die is aangewezen voor de uitvoering van het onderzoek. Een beslissing over deze voorstellen wordt genomen door de autoriteit of functionaris van de aangezochte Staat.

Artikel II.11

De tijdens het onderzoek verkregen inlichtingen dienen te worden uitgewisseld door de Bevoegde Autoriteiten in overeenstemming met de bepalingen inzake de uitwisseling van inlichtingen.

Hoofdstuk III. De automatische uitwisseling van inlichtingen en de intensivering van de spontane uitwisseling van inlichtingen

Algemene bepalingen

Artikel III.1

De Bevoegde Autoriteiten van Zweden en Nederland verstrekken elkaar automatisch de beschikbare inlichtingen als genoemd in artikel III.2, op grond van de artikelen 3 en 9 van Richtlijn 77/799/EEG, artikel 28 van het Verdrag en artikel 6 van het COE/OECD Verdrag en in overeenstemming met het volgende.

De Bevoegde Autoriteiten intensiveren de spontane uitwisseling van inlichtingen als genoemd in artikel III.3, op grond van de artikelen 4 en 9 van Richtlijn 77/799/EEG, artikel 28 van het Verdrag en artikel 7 van het COE/OECD Verdrag.

A: Automatische uitwisseling van inlichtingen

Artikel III.2

1. De Bevoegde Autoriteiten verstrekken elkaar automatisch inlichtingen met betrekking tot de volgende inkomsten en/of gegevens:

a. inkomsten bestaande uit salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen als bedoeld in de artikelen 15 en 19 van het Verdrag;

b. inkomsten uit zelfstandige arbeid of andere werkzaamheden van zelfstandige aard als bedoeld in artikel 14 van het Verdrag;

c. pensioenen, soortgelijke beloningen, lijfrenten en sociale zekerheidsuitkeringen (zoals de Nederlandse AOW, WAO, ANW) als bedoeld in de artikelen 18 en 19 van het Verdrag;

d. inkomsten van artiesten en sportbeoefenaars als bedoeld in artikel 17 van het Verdrag;

e. directeursbeloningen en andere beloningen als bedoeld in artikel 16 van het Verdrag;

f. royalty's als bedoeld in artikel 12, paragraaf 2 van het Verdrag;

g. BTW-restituties, welke zijn verkregen door toepassing van de Richtlijn van de Raad nr. 79/1072/EEG van 6 december 1979.

B: Intensivering van de spontane uitwisseling van inlichtingen

Artikel III.3

In het kader van dit hoofdstuk is tevens overeengekomen dat de spontane uitwisseling van inlichtingen inzake directe en indirecte belastingen wordt geïntensiveerd. Dit geldt met name voor de volgende categorieën:

a. provisies, honoraria, courtages en andere beloningen, die aan individuen of ondernemingen zijn betaald;

b. wijzigingen in identificatiegegevens, zoals adres - waaronder vestigingsadres/hoofdkantoor van ondernemingen - indien een persoon van de ene Staat naar de andere verhuist;

c. de eigendom van onroerend goed als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag.

Voorwaarden voor de uitwisseling van inlichtingen

Artikel III.4

Indien mocht blijken dat de verstrekte inlichtingen onjuist of onvolledig zijn, dient de Bevoegde Autoriteit dit zo spoedig mogelijk kenbaar te maken. Hetzelfde geldt voor technische fouten of problemen bij het converteren van de verstrekte inlichtingen.

Artikel III.5

De in artikel III.2 bedoelde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk periodiek verstrekt en bij voorkeur aan het einde van elk kalenderjaar volgend op het jaar waarin de inkomsten ontstonden.

Artikel III.6

De inlichtingen als bedoeld in artikel III.2 van dit Memorandum van Overeenstemming worden voor zoveel mogelijk elektronisch verstrekt in het OECD Standard Magnetic Format (meest recente versie), dan wel op papier.

De uit te wisselen gegevens omvatten tevens, voor zover beschikbaar, fiscale nummers, BTW-nummers en/of geboortedata. Dit heeft betrekking op nummers afkomstig uit beide Staten.

Hoofdstuk IV. Termijnen en voorwaarden

Artikel IV.1

De bepalingen van Richtlijn 77/799/EEG, het Verdrag en het COE/OECD Verdrag zijn van toepassing op de geheimhouding en de beperkingen die worden gesteld aan de uitwisseling van inlichtingen.

Artikel IV.2

De verzoeken om bijstand en de uit te wisselen inlichtingen dienen te worden gezonden aan de Bevoegde Autoriteiten.

Artikel IV.3

De verzoeken om bijstand worden waar mogelijk binnen zes maanden beantwoord door de aangezochte Staat. Indien een verzoek niet kan worden beantwoord of indien niet aan een verzoek kan worden voldaan binnen de genoemde termijn, wordt de verzoekende Staat hiervan in kennis gesteld voordat de termijn is verstreken.

Artikel IV.4

De verzoeken om bijstand worden opgesteld in het Engels of in de taal van de aangezochte Staat, gevolgd door een Engelstalige versie. In spoedeisende gevallen mag een verzoek geheel of gedeeltelijk worden opgesteld in de taal van de verzoekende Staat, na overleg tussen de Bevoegde Autoriteiten.

Hoofdstuk V. Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel V.1

Dit Memorandum van Overeenstemming treedt in werking op de laatste datum waarop deze door de ondertekenaars van Zweden en van Nederland is getekend. Hoofdstuk III is van toepassing op inlichtingen betreffende inkomsten, vermogensbestanddelen, BTW-restituties en identificatiegegevens vanaf het kalenderjaar 2004. De Staten dragen zorg voor de vereiste bekendmaking van dit Memorandum.

Artikel V.2

De ondertekenaars komen overeen bijeen te komen om dit Memorandum van Overeenstemming te evalueren na het verstrijken van een periode van drie jaar na de datum van inwerkingtreding, tenzij zij elkaar schriftelijk mededelen dat een evaluatie niet noodzakelijk is. Vragen betreffende een herziening kunnen echter te allen tijde op verzoek van een van de ondertekenaars in behandeling worden genomen.

Artikel V.3

Dit Memorandum van Overeenstemming kan door elk van de ondertekenaars door middel van een schriftelijke kennisgeving worden beëindigd en houdt op van kracht te zijn zes maanden na ontvangst van een dergelijke kennisgeving. Dit Memorandum van Overeenstemming blijft in geen geval langer van kracht dan de duur van het Verdrag.

Artikel V.4

Dit Memorandum van Overeenstemming kan worden aangehaald als het `Memorandum van Overeenstemming tussen Zweden en Nederland inzake de stroomlijning en intensivering van wederzijdse bijstand op het gebied van de directe belastingen'.

Getekend in tweevoud in de Engelse taal.

Den Haag, 9 juli 2004.
Voor het Directoraat-generaal Belastingdienst van Nederland:
Jacques van Blijswijk.
Solna, 3 september 2004.
Voor het Zweedse Belasting Agentschap:
Suzanne Lindblom.

Bijlage bij artikel II.2.d van het Memorandum van Overeenstemming tussen het Zweedse Belasting Agentschap en het Directoraat-generaal Belastingdienst van Nederland, waarin de procedure voor gelijktijdige boekenonderzoeken is beschreven

Teneinde de uitwisseling van inlichtingen doelmatiger te maken en gevallen van belastingontduiking of -ontwijking doeltreffender aan te pakken, hebben de Bevoegde Autoriteiten besloten een procedure op te stellen voor het uitvoeren van gelijktijdige boekenonderzoeken met betrekking tot geselecteerde belastingplichtigen of groepen van belastingplichtigen, die in zowel Zweden als Nederland activiteiten verrichten.

Selectie van gevallen en onderzoeksprocedure

De selectieprocedure verloopt als volgt:

1. De belastingdiensten van beide Staten wijzen zelfstandig de belastingplichtigen aan voor gelijktijdige boekenonderzoeken.

2. De Bevoegde Autoriteit van elke Staat stelt de andere Bevoegde Autoriteit in kennis van de door haar gekozen gevallen, die mogelijk in aanmerking komen, aan de hand van de in het volgende omschreven selectiecriteria. In een formeel verzoek om uitwisseling van inlichtingen stellen de Bevoegde Autoriteiten elkaar in kennis van relevante terreinen betreffende deze gevallen.

3. Elke Staat bepaalt of hij wenst deel te nemen aan een specifiek gelijktijdig boekenonderzoek. Geen van beide Staten is echter verplicht medewerking te verlenen aan een door de andere Staat voorgesteld onderzoek.

4. Indien een Bevoegde Autoriteit ingaat op het voorstel van de andere Bevoegde Autoriteit een gelijktijdig boekenonderzoek uit te voeren, bevestigt de eerstgenoemde Bevoegde Autoriteit schriftelijk de selectie van het geval en geeft zij aan welke vertegenwoordiger uit hoofde van zijn functie verantwoordelijk is voor de aansturing van het onderzoek. Na ontvangst van de bevestiging maakt ook de Bevoegde Autoriteit die het onderzoek voorstelt schriftelijk de aangewezen vertegenwoordiger bekend. In het geval er overeenstemming bestaat om een gelijktijdig boekenonderzoek uit te voeren, dient de Bevoegde Autoriteit van elke Staat - indien nodig - een aanvullend verzoek om inlichtingen in bij de andere bevoegde autoriteit.

5. De aangewezen vertegenwoordigers van de Bevoegde Autoriteiten besluiten welke terreinen en tijdvakken onderzocht worden met betrekking tot het geselecteerde geval, alsmede het tijdschema voor het onderzoek en de te volgen aanpak. Zij nemen het initiatief tot het uitwisselen van specifieke inlichtingen in overeenstemming met de formele schriftelijke verzoeken.

6. De Bevoegde Autoriteit van elke Staat kan, bij verklaring gericht aan de Bevoegde Autoriteit van de andere Staat, aangeven dat zij overeenkomstig haar nationale wetgeving haar ingezetenen in kennis zal stellen alvorens de desbetreffende inlichtingen te verzenden.

Selectiecriteria

Elk geval dat wordt geselecteerd voor een gelijktijdig boekenonderzoek betreft een belastingplichtige of belastingplichtigen met gezamenlijke of elkaar aanvullende activiteiten in beide Staten. De factoren die in aanmerking worden genomen bij de selectie van een geval omvatten hoofdzakelijk, maar zijn niet beperkt tot:

• Indicaties voor belastingontwijking en -ontduiking.

• Indicaties voor substantiële niet-naleving van de belastingwetten in beide Staten.

• Het bestaan van transacties waarbij `belastingparadijzen' betrokken zijn.

• Situaties waarin de bevoegde Autoriteiten menen dat een onderzoek in het belang van de betrokken belastingautoriteiten is teneinde de internationale naleving van belastingwetten te bevorderen.

Personeel

Onderzoeken worden binnen het kader van de nationale wetgeving en praktijk afzonderlijk uitgevoerd door uitsluitend functionarissen van de belastingautoriteiten van beide Staten.

Planning van het onderzoek

Alvorens met het onderzoek te beginnen bestuderen de belastingdienstmedewerkers die verantwoordelijk zijn voor de zaak tezamen met hun collega's van de andere Staat de onderzoeksplannen van elke Staat, mogelijke kwesties die dienen te worden uitgewerkt en streefdata. Het kan dienstig zijn coördinerende bijeenkomsten te houden ten behoeve van de planning en het nauwgezet volgen van het verloop van het gelijktijdig onderzoek.

Uitvoering van een onderzoek

Deze procedure vereist samenwerking tussen medewerkers - onder leiding van de aangewezen vertegenwoordigers - gevestigd in beide Staten, die tegelijkertijd maar onafhankelijk de belastingplichtige(n) binnen hun rechtsgebied onderzoeken. De primaire verantwoordelijkheid voor de coördinatie van het onderzoek en de uitwisseling van inlichtingen over een geselecteerde belastingplichtige berust bij de Staat die de Bevoegde Autoriteiten overeenkomen. Bij het uitwisselen van inlichtingen moeten de Bevoegde Autoriteiten de bepalingen van het Verdrag in acht nemen.

Staken van een onderzoek

Indien een van de Staten vaststelt dat een gelijktijdig boekenonderzoek niet langer nuttig is, kan hij zich terugtrekken door de andere Staat daarvan in kennis te stellen.

Afronding van een onderzoek

Een onderzoek wordt afgerond na afstemming en overleg tussen de twee Staten in overeenstemming met de bestaande procedures van elke Staat. Gelijktijdige boekenonderzoeken zijn niet bedoeld ter vervanging van de regeling voor onderling overleg voorzien in artikel 27 van het Verdrag. Op kwesties op het gebied van dubbele belasting, die rijzen naar aanleiding van het onderzoek, is uitsluitend de regeling voor onderling overleg van toepassing.

Naar boven