Regeling vaststelling mede te financieren bedrag MOOZ voor 2003 en 2004

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 oktober 2004, nr. ZF-2518797, houdende vaststelling van het mede te financieren bedrag MOOZ voor 2003 en 2004

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën, de Minister van Economische Zaken en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 4, derde lid, van de Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden en artikel 3, eerste en tweede lid, van het Besluit medefinancieringsregeling;

Gezien het advies van het College voor zorgverzekeringen van 27 mei 2004 (MFIN/24041382);

Besluit:

Artikel 1

1. Het aantal verzekerden per 1 januari 2003, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden, hierna te noemen: de wet, wordt vastgesteld op 191.997.

2. Het bedrag per 1 januari 2003, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet, wordt vastgesteld op € 2.524,86.

3. Het mede te financieren bedrag voor het jaar 2003, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de wet, wordt vastgesteld op € 484.765.545.

Artikel 2

1. Het aantal verzekerden per 1 januari 2004, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, wordt vastgesteld op 190.116.

2. Het bedrag per 1 januari 2004, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet, wordt vastgesteld op € 2.698,63.

3. Het mede te financieren bedrag voor het jaar 2004, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de wet, wordt vastgesteld op € 513.052.741.

Artikel 3

Artikel 2 van de Regeling vaststelling mede te financieren bedrag MOOZ voor 2002 en 2003 vervalt.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling mede te financieren bedrag MOOZ voor 2003 en 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

Algemeen

De Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden (Wet MOOZ) regelt dat in verband met de oververtegenwoordiging van verzekerden van 65 jaar en ouder in de ziekenfondsverzekering, door particuliere verzekerden jaarlijks een bedrag dient te worden opgebracht ter medefinanciering van de ziekenfondsverzekering.

Sinds de opheffing van de bejaarden- en de vrijwillige ziekenfondsverzekering per 1 april 1986 is het aantal verzekerden van 65 jaar en ouder ten opzichte van het totale aantal ziekenfondsverzekerden groter dan het geval zou zijn geweest als in de (verplichte) ziekenfondsverzekering een verhouding zou gelden die overeenkomt met het aantal inwoners van Nederland van 65 jaar en ouder ten opzichte van de Nederlandse bevolking als totaal.

De Wet MOOZ voorziet in een medefinanciering door de particulier verzekerden van de extra last die deze oververtegenwoordiging voor de ziekenfondsverzekering met zich meebrengt. De berekening van dit bedrag vindt haar grondslag in artikel 4 van de Wet MOOZ en in het op die wet steunende Besluit medefinancieringsregeling.

De vaststelling van het mede te financieren bedrag geschiedt als volgt:

a. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet MOOZ, in verbinding met artikel 3, eerste lid, en artikel 2, onder a en b, van het Besluit medefinancieringsregeling wordt jaarlijks de oververtegenwoordiging in de ziekenfondsverzekering vastgesteld. Dit gebeurt aan de hand van een vóór 1 juni door het College voor zorgverzekeringen (CVZ) te verstrekken opgave van het aantal ziekenfondsverzekerden van 65 jaar en ouder per 1 januari van dat jaar en aan de hand van de statistiek van de leeftijdsopbouw van de totale bevolking per 1 januari van datzelfde jaar. Deze statistiek wordt ontleend aan de bevolkingsstatistieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

b. Vervolgens wordt op grond van artikel 4, tweede lid, van de Wet MOOZ, in verbinding met artikel 3, tweede lid, en artikel 2, onder c en d, van het Besluit medefinancieringsregeling, jaarlijks per 1 januari het bedrag vastgesteld van de gemiddelde uitgaven voor de verstrekkingen ingevolge de ziekenfondsverzekering in het voorgaande jaar per ziekenfondsverzekerde van 65 jaar en ouder, verminderd met de gemiddelde uitgaven in hetzelfde jaar per ziekenfondsverzekerde, jonger dan 65 jaar. Voornoemd bedrag wordt vastgesteld aan de hand van de opgaven, te verstrekken door het CVZ.

c. Ten slotte wordt op grond van artikel 4, derde lid, van de Wet MOOZ jaarlijks het door particuliere verzekerden ten behoeve van de ziekenfondsverzekering mede te financieren bedrag vastgesteld. Dit bedrag wordt berekend door het aantal verzekerden van 65 jaar en ouder dat in de ziekenfondsverzekering is oververtegenwoordigd, te vermenigvuldigen met de meerkosten per ziekenfondsverzekerde van 65 jaar en ouder, ten opzichte van de kosten per ziekenfondsverzekerde, jonger dan 65 jaar.

Bij brief van 22 december 1998 (VPZ/F-983686) heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het CVZ verzocht om in het vervolg, voorafgaand aan het uitbrengen van het MOOZ-advies, overleg te voeren met de Stichting uitvoering omslagregelingen (Suo) teneinde zo goed mogelijk de verzekerdenbestanden per 1 januari van enig jaar, relevant voor de MOOZ-berekening, te bepalen. Dit is met name van belang indien maatregelen zijn genomen die tot (grote) verschuivingen van verzekerden leiden tussen de particuliere markt en de ziekenfondsverzekering. Bedoeld overleg vindt sindsdien plaats.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Op basis van voorlopige cijfers van het CVZ (advies van 24 april 2003, MFIN/23024614) zijn de aantallen en bedragen, bedoeld in artikel 4 van de Wet MOOZ, voor het mede te financieren bedrag 2003, vastgesteld in artikel 2 van de Regeling vaststelling mede te financieren bedrag MOOZ voor 2002 en 2003.

Het CVZ heeft op 27 mei 2004 (MFIN/24041382) op grond van definitieve gegevens opnieuw advies uitgebracht over het mede te financieren bedrag 2003. Het verzekerdenbestand per 1 januari 2003 is niet door een bijzondere maatregel beïnvloed.

Het verschil tussen het definitieve en voorlopige mede te financieren MOOZ-bedrag 2003 leidt tot een nabetaling aan de Algemene Kas van een bedrag van € 2.072.795 waardoor het definitieve mede te financieren MOOZ-bedrag 2003 uitkomt op € 484.765.545.

Het op grond van laatst genoemd advies van het CVZ gewijzigde MOOZ-bedrag voor 2003 wordt in artikel 1 van onderhavige regeling vastgesteld. In verband hiermee vervalt het op het jaar 2003 betrekking hebbende artikel 2 van de Regeling mede te financieren bedrag MOOZ voor 2002 en 2003. Dit is geregeld in artikel 3 van onderhavige regeling.

Artikel 2

Op basis van cijfers van het CVZ (advies van 27 mei 2004, MFIN/24041382) worden in artikel 2 van onderhavige regeling de aantallen en bedragen, bedoeld in artikel 4 van de Wet MOOZ, voor het mede te financieren bedrag 2004 vastgesteld.

De in het advies van het CVZ vermelde gegevens met betrekking tot het kostenniveau van ziekenfondsverzekerden dragen een voorlopig karakter. Dit geldt tevens voor de gehanteerde CBS-cijfers. Indien definitieve cijfers daartoe aanleiding geven, zal het mede te financieren bedrag voor het jaar 2004 in een later stadium worden gewijzigd.

De voorlopige oververtegenwoordiging op 1 januari 2004 is vastgesteld op 190.116 verzekerden. Het advies van het CVZ bevat een overzicht van de kosten over 2003 per verstrekking per verzekerde voor de groepen 65 jaar en ouder, en jonger dan 65 jaar. Hieruit resulteert een kostenverschil per verzekerde van € 2.698,63. Bij een oververtegenwoordiging op 1 januari 2004 van 190.116 verzekerden is de voorlopige MOOZ-bijdrage 2004 € 513.052.741.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Naar boven