Wijziging Beleidsregels Algemene wet bestuursrecht Bureau Heffingen 2003

Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 8 oktober 2004, nr. TRCJZ/2004/5428, houdende wijziging van de Beleidsregels Algemene wet bestuursrecht Bureau Heffingen 2003

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Besluit:

Artikel I

De Beleidsregels Algemene wet bestuursrecht Bureau Heffingen 20031 worden als volgt gewijzigd:

A

Voor artikel 1 wordt het volgende opschrift ingevoegd:

§ 1. Algemeen

B

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

Het Voorschrift Algemene wet bestuursrecht 1997 en de Leidraad Invordering 1990 zijn van overeenkomstige toepassing op de heffing en invordering van de heffingen van Hoofdstuk IV van de Meststoffenwet waarvan de heffing en invordering aan het Bureau Heffingen zijn opgedragen.

C

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Voor de toepassing van dit besluit wordt in het Voorschrift Algemene wet bestuursrecht 1997 en de Leidraad Invordering 1990 verstaan onder:

a. minister: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. staatssecretaris: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

c. Belastingdienst: Bureau Heffingen;

d. fiscus: Bureau Heffingen;

e. regeling: Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet;

f. directeur: de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bedoeld in artikel 3 van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet, met inbegrip van de ambtenaren aan wie ter zake van de bevoegdheid van de directeur mandaat is verleend door die directeur, en voor de toepassing van artikel 26 Invorderingswet 1990 de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bedoeld in artikel 28, tweede lid, onderdeel f, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990;

g. het Infobulletin van de FIOD: de Staatscourant;

h. FIOD: AID;

i. aanslagbiljet: naheffingsaanslag, tenzij uit de context anders blijkt;

j. bedrijf: bedrijf als bedoeld in artikel 1, aanhef, onderdeel j, van de Meststoffenwet;

k. belastingaanslag: naheffingsaanslag, tenzij uit de context anders blijkt;

l. belastingschuldige: degene op wiens naam het aanslagbiljet (mede) is gesteld;

m. heffingen: de heffingen, bedoeld in hoofdstuk IV van de Meststoffenwet, die van rijkswege door de minister worden geheven op grond van artikel 41, eerste lid, van de Meststoffenwet;

n. inspecteur: de inspecteur van het Bureau Heffingen, bedoeld in artikel 42 van de Meststoffenwet en artikel 3 van de regeling, met inbegrip van de ambtenaren aan wie ter zake van de bevoegdheden van de inspecteur mandaat is verleend door de minister of door de inspecteur;

o. ontvanger: de ontvanger van het Bureau Heffingen, bedoeld in artikel 42 van de Meststoffenwet en artikel 3 van de regeling;

p. ministerie, directoraat-generaal Belastingdienst, team Juridische Zaken: directeur;

q. Voorschrift Awb 1997: de beleidsregels, bedoeld in paragraaf 2, van dit besluit, tenzij uit de context anders blijkt.

C

Na artikel 2 wordt het volgende opschrift ingevoegd:

§ 2. Beleidsregels Algemene wet bestuursrecht

D

Na artikel 5 wordt de volgende paragraaf ingevoegd:

§ 3

Beleidsregels Invorderingswet 1990

Artikel 5a

De ontvanger is te allen tijde belast met de leiding van de invordering waarover paragraaf 1, achtste lid, van de Leidraad Invordering 1990 handelt, ook in de fase van de dwanginvordering.

Artikel 5b

Het conservatoir beslag en de versnelde invordering waarover hoofdstuk I, artikel 3, paragraaf 2, eerste lid, van de Leidraad Invordering 1990 handelt, worden uitgevoerd door de Belastingdienst vanaf het moment van terhandstelling van het dwangbevel door de ontvanger aan de ontvanger van de Belastingdienst. Voorafgaand aan de dwanginvorderingsfase kunnen handelingen ten behoeve van conservatoir beslag en versnelde invordering plaatsvinden.

Artikel 5c

Met betrekking tot de relatieve competentie waarover hoofdstuk I, artikel 5, paragraaf 1, van de Leidraad Invordering 1990 handelt, zijn voor de toepassing van de Invorderingswet in het kader van de heffingen, nadere regels gesteld in de regeling.

Artikel 5d

Verrekening van verschuldigde bedragen waarover hoofdstuk IV, artikel 24, paragraaf 1, vierde lid, van de Leidraad Invordering 1990 handelt, vindt niet plaats tussen verschuldigde bedragen aan heffingen en door de inspecteur van het Bureau Heffingen opgelegde bestuurlijke boeten met belastingschulden uit hoofde van de rijksbelastingen.

Artikel 5e

1. Naast de in hoofdstuk IV, artikel 25, paragraaf 1, tweede lid, van de Leidraad Invordering 1990 genoemde redenen om een verzoek tot uitstel van betaling in te dienen, kunnen ook bezwaren tegen een op grond van de Meststoffenwet door de inspecteur of ontvanger genomen beschikking leiden tot een verzoek tot uitstel van betaling. Het beleid is daarop zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Uitstel van betaling vindt uitsluitend plaats voor het bedrag van een aan de belastingschuldige opgelegde belastingaanslag, of een gedeelte daarvan. In de uitvoering van de heffingen, geregeld in hoofdstuk IV van de Meststoffenwet kan dit alleen een naheffingsaanslag zijn. Geen uitstel wordt verleend voor verschuldigde heffing die op aangifte moet worden voldaan. Wanneer de belastingschuldige zijn verzoek om uitstel van betaling bij de ontvanger indient binnen veertien dagen na dagtekening van de naheffingsaanslag en het verzoek door de ontvanger wordt gehonoreerd, kan de inspecteur de bij de naheffingsaanslag opgelegde bestuurlijke boete ingeval van verzachtende omstandigheden matigen op grond van artikel 29 Beleidsregels bestuurlijke boeten Bureau Heffingen 1999.

2. Een verzoek om uitstel van betaling wordt afgewezen op grond van de in hoofdstuk IV, artikel 25, paragraaf 1, zesde lid, van de Leidraad Invordering 1990 genoemde gronden of ingeval niet tijdig aangifte is gedaan.

F

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels Algemene wet bestuursrecht en Invorderingswet 1990 Bureau Heffingen.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1998.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 8 oktober 2004.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Algemeen

Met dit besluit worden de Beleidsregels Algemene wet bestuursrecht Bureau Heffingen 2003 gewijzigd. Deze wijziging strekt ertoe in deze beleidsregels ook beleidsregels op te nemen voor de invordering van de regulerende mineralenheffingen en de tot het aangiftejaar 2000 geheven bestemmingsheffing, bedoeld in Hoofdstuk IV van de Meststoffenwet, overeenkomstig de Invorderingswet 1990. Op deze invordering wordt met dit besluit de leidraad die de Staatssecretaris van Financiën heeft vastgesteld voor de ambtenaren van de Belastingdienst bij de invordering van de rijksbelastingen en andere gelden waarvan de inning aan de Belastingdienst is opgedragen (hierna: Leidraad Invordering 1990) van overeenkomstige toepassing verklaard. Uiteraard geldt daarbij dat de bepalingen uit de Leidraad Invordering 1990 die kennelijk geen betrekking hebben op de invordering van de mineralenheffingen en de bestemmingsheffing buiten beschouwing worden gelaten. De in deze wijziging opgenomen bepalingen dienen ter aanvulling op de Leidraad Invordering 1990, zodat deze met betrekking tot de invordering van de heffingen, bedoeld in hoofdstuk IV van de Meststoffenwet, goed toepasbaar is.

Om tot uitdrukking te brengen dat de Beleidsregels Algemene wet bestuursrecht Bureau Heffingen 2003 zowel zien op de Algemene wet bestuursrecht als op de Invorderingswet 1990 zal de citeertitel worden gewijzigd in: Beleidsregels Algemene wet bestuursrecht en Invorderingswet 1990 Bureau Heffingen.

Aanvullingen op de Leidraad Invordering 1990

Voor de toepassing van dit besluit wordt ter verduidelijking van het achtste lid van de inleidende paragraaf (§1) van de Leidraad Invordering 1990 in artikel 5a opgenomen dat de ontvanger van Bureau Heffingen te allen tijde belast is met de leiding van de invordering, ook wanneer de fase van de dwanginvordering is aangebroken. De uitvoering van het conservatoir beslag en de versnelde invordering geschieden pas nadat het dwangbevel door de ontvanger van het Bureau Heffingen aan de ontvanger van de Belastingdienst is overgedragen (Artikel I, onderdeel D, artikel 5b).

In het systeem van regulerende mineralenheffingen moet de betaling op aangifte worden voldaan, waardoor hoofdstuk IV, artikel 25, paragraaf 1, tweede lid, van de Leidraad Invordering 1990 met betrekking tot deze heffingen niet goed toepasbaar is. Daarom bepaalt artikel I, onderdeel D, artikel 5e, eerste lid, dat voor het op aangifte van de mineralenheffing verschuldigde bedrag geen uitstel van betaling mogelijk is. Wel is uitstel van betaling mogelijk op het bedrag dat verschuldigd is als gevolg van een naheffingsaanslag. In het tweede lid is neergelegd dat een van de voorwaarden waaronder een verzoek tot uitstel van betaling wordt gehonoreerd is dat de aangifte tijdig moet zijn gedaan. Hiermee wordt voorkomen dat heffingplichtigen geen aangifte doen en een naheffingsaanslag afwachten om vervolgens een verzoek om uitstel van betaling in te dienen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2003, 238.

Naar boven