Verkeersbesluit tijdelijk inhaalverbod vrachtauto's op rijksweg 6 tussen Almere en Lelystad in beide rijrichtingen

15 oktober 2004

nr. 2004BER010757

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Overwegingen ten aanzien van het besluit

Vereiste van besluit

Op grond van het bepaalde in artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 dient een verkeersbesluit te worden genomen voor de plaatsing of verwijdering van de in artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer genoemde verkeerstekens, alsmede voor onderborden, voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd.

Op grond van artikel 18, eerste lid, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 ben ik bevoegd dit verkeersbesluit te nemen ten aanzien van wegen in beheer bij het Rijk.

Belangenafweging en motivering

De Rijksoverheid streeft naar behoud en verbetering van de bereikbaarheid van internationale en nationale verbindingen over de weg. Om de bereikbaarheid te verbeteren wordt ondermeer ingezet op het intensiever gebruiken/benutten van de bestaande infrastructuur. Eén van de maatregelen waarmee bereikbaarheid kan worden verhoogd betreft het inhaalverbod voor vrachtauto's. De maatregel dat vrachtauto's gedurende bepaalde tijdvakken op de dag niet mogen inhalen bevordert de doorstroming van alle weggebruikers doordat het aantal verkeersbewegingen (wisselen van rijstrook) wordt verminderd waardoor een rustiger verkeersbeeld ontstaat. Hierdoor wordt de weg beter benut en de kwaliteit van de verkeersafwikkeling verbeterd.

Momenteel geldt al een inhaalverbod voor vrachtauto's conform mijn verkeersbesluit `Inhaalverbod voor vrachtauto's op diverse autosnelwegen in beheer bij het Rijk', nummer R2003/5056 van 19 mei 2003. Dit besluit is gepubliceerd in de Staatscourant nr. 102 van 28 mei 2003.

Een inhaalverbod voor vrachtauto's is alleen op die wegvakken ingesteld waar het een bijdrage levert aan de doorstroming en waar er geen negatief effect op de verkeersveiligheid wordt verwacht. Omdat uit onderzoek blijkt dat deze maatregel bij een benuttingsgraad (intensiteit/capaciteit) van 56% of meer op tweestrooks autosnelwegen de doorstroming bevordert, is gekozen deze verhouding als norm te hanteren.

In verband met werkzaamheden aan de Oostvaardersdijk tussen Almere en Lelystad is de provinciale weg N701 voor het verkeer afgesloten vanaf augustus 2003 tot eind 2005. De Oostvaardersdijk is een parallelle route van de A6. Daarom wordt het verkeer van de Oostvaardersdijk omgeleid via de A6. Deze omleidingsroute en de jaarlijkse verkeersgroei heeft geleid tot een toename van de verkeersintensiteit van 2.800 naar 3.200 mvt/uur/rijrichting tijdens de spits op de Rijksweg 6 tussen de aansluitingen Almere Buiten-Oost en Lelystad. Hierdoor wordt het inhaalverbod voor het vrachtverkeer gekoppeld aan deze extra verkeersbelasting door de afsluiting van de Oostvaardersdijk. Het inhaalverbod geldt daarmee tot het einde van de geplande werkzaamheden (eind 2005). De maatregel en het verkeersbeeld op de A6 zullen na openstelling van de Oostvaardersdijk geëvalueerd worden en afhankelijk van de uitkomsten zal het inhaalverbod voor het vrachtverkeer al dan niet worden gecontinueerd.

De gemiddelde benuttingsgraad van de A6 op het genoemde wegvak gedurende de spitsperiode is 67%. Voor de effectiviteit van de maatregel en het behoud en verbeteren van het draagvlak voor een inhaalverbod voor vrachtauto's verdient het de voorkeur het verbod alleen in te stellen op die momenten dat aan de gestelde norm wordt voldaan. Door het ontbreken van dynamische verkeerssystemen op de A6, zal het inhaalverbod op vaste uren in de ochtend- en avondspits gelden.

Ondanks de stelling `dat de grens voor het uitbreiden van het statische inhaalverbod voor vrachtverkeer is bereikt' (zie verkeersbesluit nummer R2003/5056 van 19 mei 2003) wordt gekozen om het inhaalverbod voor vrachtverkeer tussen Almere en Lelystad toch uit te breiden. De redenen hiervoor zijn de volgende:

• De bovengemiddelde jaarlijkse verkeersgroei;

• De sterke verkeersgroei als gevolg van de afsluiting van de Oostvaardersdijk;

• Het tijdelijke karakter van de maatregel;

• Het ontbreken van dynamische verkeerssystemen.

Procedure

Door mij is geen openbare voorbereidingsprocedure op grond van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. De reden hiervan is dat overeenkomstig artikel 24 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer overleg is gevoerd met de het Korps landelijke politiediensten. Daarnaast heeft overleg plaatsgevonden met de omliggende wegbeheerders, de betrokken regionale politiekorpsen, de overkoepelende bedrijvenorganisaties en wegvervoerbrancheorganisaties. Ik ga er verder van uit dat er geen andere belanghebbenden zijn die door het nemen van dit besluit redelijkerwijs in hun belangen worden geraakt.

Gelet op artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

Artikel 1

Dit besluit is een aanvulling op het besluit R2003/5056.

Artikel 2

Door plaatsing van borden model F3 en F4 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, met onderborden, met daarop de tijdstippen van 06.00 uur tot 10.00 uur en van 15.00 tot 19.00 uur van maandag tot en met vrijdag, wordt een verbod ingesteld voor vrachtauto's om motorvoertuigen in te halen op het wegvak Rijksweg 6 tussen de aansluitingen Almere Buiten-Oost (8) en Lelystad (10) op beide hoofdrijbanen van km 61.400 tot km 75.000.

Artikel 3

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant en treedt in werking met ingang van 1 december 2004 tot en met 31 december 2005.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,namens deze:
de hoofdingenieur-directeur,
namens deze:
het hoofd van de dienstkring Lelystad-Randmeren,
C. van den Haspel.

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit binnen zes weken na de dag, waarop dit besluit is bekendgemaakt, een bezwaarschrift worden ingediend. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Verkeer en Waterstaat en worden gezonden aan de directie IJsselmeergebied van de Rijkswaterstaat, afdeling Bestuurlijk-Juridische Zaken, Postbus 600, 8200 AP Lelystad.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

a. naam en adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van het besluit, waartegen het bezwaar is gericht en

d. de gronden van het bezwaar.

Indien een bezwaarschrift is ingediend, is het mogelijk om daarnaast een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen.

Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de voorzieningenrechter te Zwolle. Het verzoek dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

a. de naam en het adres van de verzoeker;

b. de dagtekening;

c. de gronden van het verzoek (motivering).

Bij het verzoek dient voorts een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Zo mogelijk wordt tevens een afschrift van het besluit, waarop het geschil betrekking heeft, overgelegd. Naar aanleiding van het verzoek kan de bevoegde president een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Voor de behandeling van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierecht geheven. De griffier van de betrokken rechtbank wijst de verzoeker na indiening van diens verzoek op de verschuldigdheid van het griffierecht en bericht de verzoeker binnen welke termijn en op welke wijze het verschuldigde griffierecht moet worden voldaan.

Indien het bezwaar- en/of verzoekschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het verzoek noodzakelijk is, dient de indiener zorg te dragen voor een vertaling.

Naar boven