Regeling visserij-inspanning herstelplannen

29 januari 2004

Nr. TRCJZ/2004/615

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 12 van verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 344);

Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. ondernemer: degene te wiens naam het vissersvaartuig in het visserijregister, bedoeld in het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998, staat geregistreerd;

c. groep: groep als bedoeld in artikel 16 van de Regeling contingentering zeevis;

d. groepscontingent: groepscontingent als bedoeld in artikel 16 van de Regeling contingentering zeevis;

e. bijlage V: Bijlage V van verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 344);

f. kalenderdag: aaneengesloten tijdvak van 24 uur;

g. tijdvak A: tijdvak van 1 februari tot en met 31 december 2004;

h. tijdvak B: tijdvak van 1 februari tot en met 30 april 2004;

i. tijdvak C: tijdvak van 1 mei tot en met 31 juli 2004;

j. tijdvak D: tijdvak van 1 augustus tot en met 31 oktober 2004;

k. tijdvak E: tijdvak van 1 november tot en met 31 december 2004;

l. groepsinspanning: per vistuig als bedoeld in onderdeel 4 van bijlage V van de in de desbetreffende groep gemaakte som van de uitkomsten van de per vissersvaartuig toegepaste vermenigvuldiging van het aantal kalenderdagen waarvoor het vissersvaartuig op grond van de onderdelen 6a, 6b, 6c en 10 van bijlage V in aanmerking komt met het motorvermogen van dat vissersvaartuig;

m. controleur: persoon die in het kader van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEG L 261) met controle is belast.

2. Voor de toepassing van deze regeling vindt het aanlanden plaats op het tijdstip waarop het vissersvaartuig direct of indirect verbinding met de wal heeft gekregen.

3. Bij de toepassing van het eerste lid, onderdeel l, en van het eerste lid, onderdeel b, handelt de groep overeenkomstig onderdeel 10a tot en met 10d van bijlage V.

Artikel 2

1. Het is in een tijdvak verboden met een vissersvaartuig met een lengte over alles van ten minste 10 meter de visserij uit te oefenen in de in de onderdelen 2a en 2b van bijlage V bedoelde geografische gebieden met de typen vistuig, bedoeld in onderdeel 4 van die bijlage, en die typen vistuig aan boord te houden.

2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vissersvaartuig dat in tijdvak A, dan wel in de tijdvakken B tot en met E, de visserij beoefent met een of twee van de aangemelde typen vistuig, bedoeld in het eerste lid, indien:

a. de kapitein van het vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger, heeft gemeld welk type of welke typen vistuig hij in het tijdvak gaat gebruiken;

b. het aantal kalenderdagen, waarvoor een vissersvaartuig in het desbetreffende tijdvak op grond van de onderdelen 6a, 6b, 6c, 7 en 10 van bijlage V in aanmerking komt, nog niet is bereikt of de ondernemer van het vissersvaartuig deelneemt aan een groep en de voor het vistuig geldende groepsinspanning nog niet is bereikt, en

c. voor zover het betreft het gebruik van twee typen vistuig, wordt voldaan aan onderdeel 7, derde alinea, eerste en tweede gedachtestreepje, van bijlage V.

3. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel b, worden de kalenderdagen van de maanden behorend tot hetzelfde tijdvak samengevoegd overeenkomstig onderdeel 6b van bijlage V.

4. Het is vanaf het tijdstip dat door of namens de minister of een controleur wordt geconstateerd dat ten aanzien van een vissersvaartuig, bedoeld in het eerste lid, niet is voldaan aan het tweede lid, onderdeel c, verboden met dat vissersvaartuig de visserij te beoefenen met meer dan een van de typen vistuig, bedoeld in het eerste lid.

5. Indien een constatering wordt gedaan als bedoeld in het vierde lid, wordt aan de ondernemer of diens vertegenwoordiger terstond een schriftelijke verklaring hieromtrent verstrekt. In deze verklaring wordt tenminste de desbetreffende constatering alsmede de datum en het tijdstip daarvan vermeld.

Artikel 3

1. Een melding als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, geschiedt aan het bestuur van de groep, of indien de ondernemer niet deelneemt aan een groep, schriftelijk aan de meldkamer van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, te Kerkrade, telefax 045-5461011. De melding bevat ten minste de volgende gegevens:

a. naam van de ondernemer;

b. lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig;

c. het tijdvak en het type vistuig dat in dat tijdvak wordt gebruikt.

2. Een melding als bedoeld in onderdeel 7, derde alinea, tweede gedachtestreepje, van bijlage V wordt schriftelijk gedaan aan de meldkamer, bedoeld in het eerste lid. De melding bevat ten minste de gegevens:

a. naam van de ondernemer;

b. lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig;

c. de datum van aanvang en van beëindiging van de desbetreffende visreis;

d. het type vistuig dat op die visreis wordt gebruikt.

3. Een vissersvaartuig mag in elk tijdvak niet met de visserij verband houdende activiteiten ontplooien zonder dat de daarmee gemoeide tijd wordt aangemerkt als een kalenderdag, mits wordt voldaan aan onderdeel 9b van bijlage V. Een melding als bedoeld in dat onderdeel wordt schriftelijk gedaan aan de meldkamer, bedoeld in het eerste lid. De melding bevat ten minste de volgende gegevens:

a. naam van de ondernemer;

b. lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig;

c. de aard en de duur van de activiteiten.

Artikel 4

1. De minister kan op verzoek van het bestuur van een groep toestaan dat een gedeelte van de groepsinspanning wordt benut door tot een andere groep behorende vissersvaartuigen, mits wordt voldaan aan onderdeel 10a tot en met 10d van bijlage V.

2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt vóór 20 december 2004 ingediend bij de minister op een daartoe bestemd formulier.

3. Indien in een van de tijdvakken B tot en met D met een vissersvaartuig, bedoeld in artikel 2, eerste lid, de visserij is uitgeoefend dan wel het in dat lid bedoelde type vistuig aan boord is gehouden gedurende meer kalenderdagen dan waarvoor het vissersvaartuig op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel b, in aanmerking komt, wordt het aantal kalenderdagen waarvoor het vissersvaartuig op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel b, in aanmerking komt voor het daaropvolgende tijdvak, verminderd met het aantal kalenderdagen van de overschrijding.

4. Indien in een van de tijdvakken B tot en met D de voor de tot een groep behorende vissersvaartuigen voor een vistuig geldende groepsinspanning wordt overschreden, wordt de voor dat vistuig geldende groepsinspanning van die groep in het daaropvolgende tijdvak evenredig met de mate van overschrijding verminderd.

Artikel 5

1. Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, tot het aan boord houden van de typen vistuig, bedoeld in onderdeel 4 van bijlage V, in de in de onderdelen 2a en 2b van die bijlage bedoelde geografische gebieden, is niet van toepassing in het geval, bedoeld in onderdeel 11 van die bijlage.

2. De aanvraag tot verkrijging van het visdocument, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Regeling technische maatregelen 2000, dan wel van de schriftelijke machtiging, bedoeld in het derde lid van dat artikel, wordt beschouwd als een melding als bedoeld in onderdeel 11 van bijlage V.

Artikel 6

De Zeedagenregeling 2003 wordt ingetrokken.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2004.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling visserij-inspanning herstelplannen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Op grond van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEG L 358) heeft de Raad van de Europese Unie de bevoegdheid in het kader van een beheers- of herstelplan een communautair inspanningsregime voor vissersvaartuigen vast te stellen. Voor 2003 was een tijdelijk herstelplan kabeljauw vastgesteld dat is opgenomen in bijlage XVII van voornoemde verordening. Bij verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 344; hierna: de verordening), is in bijlage V het definitieve kabeljauwherstelplan vastgesteld, dat met ingang van 1 februari 2004 in werking treedt. De onderhavige regeling dient ter implementatie van dat definitieve herstelplan.

Het definitieve herstelplan kabeljauw is wat betreft systematiek vergelijkbaar met het tijdelijke herstelplan kabeljauw dat was geïmplementeerd in artikel 13 van de Zeedagenregeling 2003. Het definitieve herstelplan is er op gericht de bestanden van kabeljauw te beschermen door het beperken van de inspanning van vissersvaartuigen die in het Skagerak, het Kattegat, de Noordzee, een groot deel van het zeegebied ten westen van Schotland, het oostelijk deel van het Kanaal en de Ierse Zee de visserij uit oefenen met bepaalde vistuigen. Op grond van het herstelplan is het toegestaan om de in het plan genoemde visserijen een gelimiteerd aantal dagen per maand uit te oefenen. Dit betekent dat elk vissersvaartuig in een maand gedurende een beperkt aantal kalenderdagen mag worden gebruikt. De hoeveelheid dagen waarvoor een vissersvaartuig in aanmerking komt, is afhankelijk van de gebieden waar wordt gevist en het type vistuig dat wordt gebruikt. Het betreft de volgende typen vistuig: bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minstens 100 mm, met uitzondering van boomkorren; bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van tussen de 70 en 99 mm, met uitzondering van boomkorren met een maaswijdte van tussen 80 en 99 mm; bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig of met een maaswijdte tussen de 16 en 31 mm, met uitzondering van boomkorren; boomkorren met een maaswijdte van minstens 80 mm; staande demersale netten met inbegrip van kieuwnetten, schakels en warnetten en demersale beugellijnen. Een groot deel van de Nederlandse vloot valt hiermee onder de reikwijdte van het plan.

Voor elk vissersvaartuig dat met één van de genoemde typen vistuig actief is in de herstelgebieden is een bepaalde hoeveelheid dagen per maand vastgesteld waarop die visserij mag worden beoefend. Het herstelplan biedt de mogelijkheid om beheersperioden van maximaal 11 maanden vast te stellen waarbinnen die dagen kunnen worden samengevoegd. Met het oog op het behouden van de flexibiliteit en om zo veel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande praktijk is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Bij de vaststelling van de beheersperioden is in beschouwing genomen dat – in tegenstelling tot onder het tijdelijke herstelplan – er geen kalenderdagen van de ene naar de andere beheersperiode mogen worden overgedragen. Voorts dat voorafgaand aan een beheersperiode de visser dient te melden welk type vistuig hij gaat gebruiken. Pas na melding mag hij daadwerkelijk met dat type vistuig gaan vissen. Gelet op het voorgaande is in overleg met de sector gekozen voor het vaststellen van een tijdvak met een lengte van 11 maanden, hetgeen flexibiliteit oplevert bij het gebruik van de kalenderdagen, en vier kortere tijdvakken, drie van 3 maanden en een van 2 maanden, waardoor meer flexibiliteit ontstaat bij de inzet van de vistuigen. De visser kan zelf beoordelen welke systematiek het best bij zijn situatie past.

Uitgangspunt van het herstelplan is dat in een tijdvak een van de in het plan genoemde typen vistuig mag worden gebruikt. Onder voorwaarden mag er gebruik worden gemaakt van twee typen vistuig. Kiest de visser daarvoor dan betekent dat dat hij per tijdvak moet melden welke van de 2 typen vistuig hij gaat gebruiken en dat hij vervolgens voorafgaand aan elke visreis moet melden welk type hij gedurende die reis gaat gebruiken. Per visreis mag voorts slechts een type vistuig aan boord worden gehouden. Indien wordt geconstateerd dat ten aanzien van een vissersvaartuig niet aan deze voorwaarden is voldaan, mag dat vissersvaartuig ingevolge het herstelplan niet langer vissen met 2 typen vistuig. Het vissersvaartuig mag de rest van het jaar nog wel vissen met één type vistuig. Wordt gedurende een tijdvak gebruik gemaakt van twee verschillende typen vistuig, dan komt het desbetreffende vissersvaartuig in aanmerking voor de helft van het totaal van het aantal dagen waarvoor het vissersvaartuig per type vistuig in aanmerking zou komen. Hierbij blijft overigens vereist dat er nooit meer dagen in een gebied met een bepaald type vistuig mag worden gevist dan vastgesteld in het herstelplan.

Ingevolge het herstelplan is het onder voorwaarden mogelijk om binnen een tijdvak kalenderdagen over te dragen van de ene ondernemer op de andere ondernemer. Het motorvermogen van het ontvangende vissersvaartuig moet even groot of kleiner zijn dan dat van het vissersvaartuig waarvan de dagen worden overgeheveld en – dit zijn aanvullende eisen ten opzichte van het tijdelijke herstelplan – de beide vissersvaartuigen moeten actief zijn met hetzelfde type vistuig in het hetzelfde gebied. Aangezien een flexibele benutting van de toegestane visserij-inspanning binnen de zogenaamde Biesheuvelgroepen van groot belang wordt geacht, is het mogelijk – evenals onder de Zeedagenregeling 2003 – om binnen een groep dagen over te hevelen. Voor de groepen geldt derhalve een toegestane groepsinspanning per vistuig dat door deelnemers aan de groep wordt gebruikt.

De visser moet ingevolge de onderhavige regeling in een aantal gevallen een melding verrichten. Wat betreft de melding van het type vistuig voorafgaand aan een tijdvak, dient die melding te geschieden aan het groepsbestuur of, indien een visser niet deelneemt aan een groepscontingent, aan de meldkamer van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, te Kerkrade (hierna: AID). Er is gekozen voor een melding aan de groepen omdat de groepen deze informatie nodig hebben voor de bepaling van de groepsinspanning per vistuig en voor de visser het melden aan de groep een eenvoudiger handeling betreft dan een melding aan de AID. Het groepsbestuur geeft de gegevens vervolgens door aan het ministerie. De melding betreffende het type vistuig dat gaat worden gebruikt op een visreis – een verplichting voor de visser die er voor kiest om in een tijdvak 2 typen vistuig te gebruiken – dient te geschieden aan de meldkamer van de AID. Indien de visser andere dan met de visserij verband houdende activiteiten met zijn vaartuig gaat uitoefenen, en wil voorkomen dat het aantal kalenderdagen waarvoor zijn vissersvaartuig in aanmerking komt met deze periode wordt verminderd, dient hij een melding betreffende deze activiteiten te verrichten aan eveneens de meldkamer van de AID. De gegevens van de laatste twee meldingen dienen in verband met de controlerende taken van de AID rechtstreeks aan de AID te worden gemeld.

De hoeveelheid dagen waarvoor een vissersvaartuig in aanmerking komt, is afhankelijk van de feitelijke activiteiten. Derhalve zal pas aan het eind van een tijdvak kunnen worden beoordeeld of is voldaan aan het herstelplan. Om dat te beoordelen zal worden gekeken naar de logboeken van de desbetreffende vaartuigen.

De informatieverplichtingen die voortvloeien uit deze regeling hebben betrekking op ongeveer 400 vissers. Van deze vaartuigen zijn ongeveer 180 vaartuigen uitgerust om te vissen met meerdere typen vistuig. Een visser moet voorafgaand aan een tijdvak melding maken van het type vistuig dat hij in dat tijdvak gaat gebruiken. De vaartuigen die geschikt zijn voor het gebruik van één type vistuig zullen naar verwachting kiezen voor een tijdvak en hoeven derhalve eenmalig melding te maken van het type vistuig dat zij gebruiken. Met het doen van een melding is naar inschatting een kwartier gemoeid. Dit betekent een toename van de administratieve lasten van € 7,50 per visser en voor deze groep vissers van € 1650. Maximaal 180 vissers zullen gebruik maken van de mogelijkheid tot het vissen met 2 typen vistuig en, in verband met de samenhangende flexibiliteit voor de inzet van vistuigen, kiezen voor meerdere tijdvakken. In dat geval zullen de lasten per visser toenemen met € 30 (vier meldingen per jaar) en voor die groep vissers met € 5400. Naar verwachting zullen niet alle vissers die beschikken over een vissersvaartuig waarmee met meerdere typen vistuig kan worden gevist daarvoor ook daadwerkelijk kiezen.

Ten hoogste 180 vissers zullen – indien ze hebben gekozen voor het gebruik van 2 typen vistuig – per visreis melding moeten maken van het vistuig dat ze die reis gaan gebruiken. Met deze melding is voor de visser eveneens een kwartier gemoeid. Uitgaande van het aantal kalenderdagen dat een vissersvaartuig op grond van het herstelplan mag vissen, heeft een visser naar inschatting 40 visweken en zal ten hoogste 40 visreizen maken. Dit betekent dat hij 40 maal een melding moet doen. Dit komt per visser neer op een toename van de administratieve lasten van € 300 euro jaarlijks en voor deze groep vissers op een jaarlijkse toename van ten hoogste € 54.000.

Voorts dient een visser melding te maken van het feit dat hij voornemens is door de gebieden die worden bestreken door het herstelplan te varen. Om te mogen vissen in die gebieden dient de vissers over een speciaal visdocument dan wel een schriftelijke machtiging van de minister te beschikken. De aanvraag van deze documenten wordt beschouwd als de melding. Dit leidt derhalve niet tot een toename van de administratieve lasten. Voorts zijn buiten beschouwing gelaten de lasten die samenhangen met de melding die een vissers dient te verrichten indien hij zijn vissersvaartuig gebruikt voor activiteiten die geen verband houden met de visserij en de lasten die samenhangen met het verzoek tot overdracht van kalenderdagen van de ene groep naar de andere groep omdat deze verplichtingen reeds bestonden ingevolge de Zeedagenregeling 2003.

De totale toename van de administratieve lasten ten gevolge van deze regeling bedraagt gelet op het voorgaande jaarlijks ten hoogste € 61.050.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Naar boven