Wijziging Warenwetregeling gebruik van additieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen in levensmiddelen

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2004, nr. VGP/VL 2521261, houdende wijziging van de Warenwetregeling Gebruik van additieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen in levensmiddelen, inzake lactoperoydase en transglutaminase

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 5, vierde lid, van richtlijn nr. 89/107/EEG van de Raad van de Europese Unie van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake levensmiddelenadditieven die in voor menselijke voeding bestemde waren mogen worden gebruikt (PbEG L 40), alsmede op artikel 7, tweede lid, van het Warenwetbesluit Levensmiddelenadditieven;

Besluit:

Artikel I

In bijlage III, deel I, onder C. Andere conserveermiddelen, van de Warenwetregeling Gebruik van additieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen in levensmiddelen1 vervallen de stoffen lactoperoxydase en transglutaminase, en de bijbehorende vermeldingen.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

Bij regeling van 20 augustus 1997, Stcrt. 163, en van 14 februari 2000, Stcrt. 36, zijn aan bijlage III, deel I, onder C. Andere conserveermiddelen, van de Warenwetregeling Gebruik van additieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen in levensmiddelen, de stoffen lactoperoxydase en transglutaminase toegevoegd. In beide gevallen was sprake van een tijdelijke toelating voor ten hoogste twee jaar, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, van richtlijn 89/107/EEG1 , vooruitlopend op toelating van deze stoffen door de Europese Unie.

Sinds de toelating van beide stoffen heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen geen stappen ondernomen teneinde deze stoffen in communautair verband toe te laten. Deze tijdelijke toelatingen dienen daarom krachtens artikel 5, vierde lid, van richtlijn 89/107/EEG, door Nederland te worden ingetrokken. Deze regeling strekt daartoe.

Na overleg met belanghebbenden ter zake is gebleken dat geen bezwaar bestaat tegen onmiddellijke inwerkingtreding van deze regeling.

Deze regeling leidt niet tot administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

  • 1

    Stcrt. 1996, 186; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 7 augustus 2003, Stcrt. 151.

Naar boven