Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar teleservicemedewerkers regiopolitie Friesland 2004

Besluit van de Minister van Justitie van 6 oktober 2004, nr. 5310773/DBZ/04, houdende aanwijzing van ‘Teleservicemedewerkers’ van de regiopolitie Friesland tot buitengewoon opsporingsambtenaar

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de betrokken Ministers;

Gelezen het verzoek van de Korpschef van de regiopolitie Friesland van 16 september 2004;

Gelet op:

– artikel 142, eerste lid, onder b en c, en het derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

– het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

1. De ambtenaren van de regiopolitie Friesland werkzaam in de functie van medewerker Politie Servicecentrum als ‘teleservicemedewerker’ zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Aan de hiervoor onder lid 1 omschreven ‘teleservicemedewerker’ wordt in overeenstemming met mijn besluit van 26 mei 2003, kenmerk 5228033/503, discretionaire ontheffing, onder b, verleend van de bekwaamheidseis als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar een certificaat is overgelegd, waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg binnen een periode van 5 jaar voorafgaande aan de aanvraag heeft deelgenomen aan een op deze functie gerichte interne opleiding.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten.

Het gebruik van de hiervoor beschreven opsporingsbevoegdheid dient zich te beperken tot het opnemen van (telefonisch) aangiften, zonder daderindicatie, zonder dat getuigen worden gehoord en gericht op relatief eenvoudige strafbare feiten.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de politieregio Friesland.

Artikel 4

1. De korpschef van het regionaal politiekorps Friesland is bevoegd tot de beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Op grond van dit besluit kunnen maximaal 50 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Leeuwarden.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Friesland.

Artikel 6

1. De Korpschef van de regiopolitie Friesland brengt jaarlijks, voor 1 april, met betrekking tot de onder diens verantwoordelijkheid werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de artikel 2 genoemde functie;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de door deze categorie van buitengewoon opsporingsambtenaren verplicht te volgen (interne) opleiding(en).

2. Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder, als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, directie Bestuurszaken, afd. IBB, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar teleservicemedewerkers regiopolitie Friesland 2004.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, dienst Bestuurszaken, afdeling IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 6 oktober 2004.
De Minister van Justitie,
namens deze:de coördinator Buitengewoon Opsporingsambtenaar,
A.A.A.M. Huldy.

Toelichting

De Korpschef van de regiopolitie Friesland verzocht om de medewerkers van het Politie Servicecentrum (PSC) onder te brengen in de – zoals in de circulaire van 6 mei 2002, nr. 5164519/502/CBK genoemde – functie van teleservicemedewerker.

De onderbouwing van de noodzaak is gelegen in het feit dat er gestart is met de ontwikkeling van een landelijke voorziening voor de internet-aangifte om zo de aangiftebereidheid van de burger te vergroten.

Het gaat in deze zaken waarbij geen daderindicatie aanwezig is en waarbij geen andere delicten een rol hebben gespeeld.

De Minister van Justitie

namens deze:de coördinator Buitengewoon Opsporingsambtenaar,

A.A.A.M. Huldy

Naar boven