Wijziging Regeling eenmalige uitkering baggerwerkzaamheden bebouwd gebied en Tijdelijke Stimuleringsregeling verwerking baggerspecie

Regeling tot wijziging van de Regeling eenmalige uitkering baggerwerkzaamheden bebouwd gebied en de Tijdelijke Stimuleringsregeling verwerking baggerspecie, in verband met wijziging van de subsidieplafonds

5 oktober 2004

Nr. HDJZ/WAT/2004-2307

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet en artikel 4 van de Kaderwet subsidies verkeer en waterstaat;

Besluit:

Artikel I

Artikel 3 van de Regeling eenmalige uitkering baggerwerkzaamheden bebouwd gebied, komt te luiden:

Artikel 3

1. Het totale bedrag van de op grond van deze regeling te verlenen uitkeringen bedraagt ten hoogste 100 miljoen euro, waarvan ten hoogste:

a. 25 miljoen euro voor uitvoeringsplannen op grond waarvan minder dan 100.000 m³ waterbodem in situ wordt uitgebaggerd; en

b. 75 miljoen euro voor uitvoeringsplannen op grond waarvan 100.000 m³ of meer waterbodem in situ wordt uitgebaggerd.

2. Met ingang van 1 juli 2005 zullen uit de nog voor uitkering beschikbare bedragen uitkeringen worden verleend zonder toepassing van het in het eerste lid onder a en b bepaalde.

Artikel II

In artikel 4 van de Tijdelijke Stimuleringsregelingverwerkingbaggerspecie, wordt ‘€ 39 miljoen’ vervangen door: € 28,6 miljoen.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, M.H. Schultz van Haegen.

Toelichting

Bij brief van 12 juli 2004 is de Tweede Kamer over de herverdeling van middelen van de Tijdelijke stimuleringsregeling verwerking baggerspecie (Svb) en de proef Grootschalige Verwerking Baggerspecie (GVB) naar de Regeling eenmalige uitkering baggerwerkzaamheden bebouwd gebied (Subbied) geïnformeerd (Kamerstukken II, 2003–2004, 26 401, nr. 39).

De regeling Subbied blijkt een grote stimulans te zijn voor gemeenten en waterschappen om gezamenlijk de achterstand in onderhoudsbaggerwerkzaamheden in stedelijke gebieden in te lopen. Het voor deze regeling beschikbare subsidiebedrag, 80 miljoen euro, was binnen enkele maanden na publicatie reeds met aanvragen belegd. Voor de Svb bestaat evenwel geringe belangstelling. Voor deze tijdelijke regeling, die een looptijd heeft van vier jaren, was een subsidiebedrag van 39 miljoen euro beschikbaar. Nu, halverwege de looptijd, is nog slechts 3 miljoen euro van dat bedrag met aanvragen belegd.

Gelet op de geringe belangstelling voor de Svb enerzijds en de grote belangstelling voor Subbied anderzijds, is, ten einde de beschikbare middelen zo effectief mogelijk in te zetten, besloten 10,4 miljoen euro van de Svb over te hevelen naar Subbied. In verband daarmee is het in artikel 4 van de Svb vastgestelde subsidieplafond verlaagd van 39 miljoen euro tot 28,6 miljoen euro. Dit bedrag zal naar verwachting voldoende zijn om aan mogelijk toekomstige subsidieaanvragen in het kader van deze regeling, te kunnen voldoen. Voorts is een bedrag van 9,6 miljoen euro dat bestemd was voor de GVB beschikbaar gesteld voor Subbied. Dit bedrag van 9,6 miljoen euro is niet benut omdat de GVB goedkoper uitviel dan verwacht doordat marktcombinaties niet op het volledige aanbod hebben ingeschreven. In verband met de verhoging van de subsidieplafonds is het eerste lid, onderdelen a en b, van artikel 3, aangepast.

Bij het toekennen van uitkeringen in het kader van Subbied uit de extra middelen en eventueel vrijkomende middelen, zal de volgorde van ontvangst van de aanvragen worden gehandhaafd. Met vrijkomende middelen worden de middelen bedoeld uit projecten waarvoor reeds een uitkering is verstrekt maar die bijvoorbeeld goedkoper uitvallen dan was begroot.

Voorts is ervoor gekozen de scheiding in de beschikbare middelen voor de kleine projecten (minder dan 100.000 m3) en grote projecten (100.000 m3 of meer) met ingang van 1 juli 2005 op te heffen. Daarmee wordt beoogd dat eventueel vrijkomende middelen uit projecten waarvoor reeds een uitkering is verstrekt maar die bijvoorbeeld goedkoper uitvallen dan was begroot, voor zowel grote als kleine projecten kunnen worden aangewend. Op die manier wordt bewerkstelligd dat middelen zoveel mogelijk worden benut voor de reeds ingediende aanvragen. Het aan artikel 3 toegevoegde tweede lid, voorziet in het vervallen van genoemde scheiding in middelen.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M.H. Schultz van Haegen

Naar boven