Uitvoeringsregeling EOS: lange termijn

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 15 september 2004, nr. WJZ 4058077, tot vaststelling van regels inzake subsidies lange termijn energieonderzoek (Uitvoeringsregeling EOS: lange termijn)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 1, tweede lid, 2, tweede lid, 3, eerste tot en met derde lid, 4, derde lid, 6, 7, eerste lid, 11, derde en vierde lid, 19, vijfde lid, 20, tweede lid en 22, tweede lid, van het Besluit EOS: lange termijn;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de minister: de Minister van Economische Zaken;

b. het besluit: het Besluit EOS: lange termijn;

c. kennisimport:

– daadwerkelijke samenwerking tussen een in Nederland gevestigde ondernemer of kennisinstelling en een buiten Nederland gevestigde partij die gezamenlijk onderzoek verrichten waarbij door de in Nederland gevestigde partij aantoonbaar kennis wordt opgedaan, afkomstig van zijn in het buitenland gevestigde wederpartij;

– aankoop van rechten op het gebruik van kennis van een buiten Nederland gevestigde partij, door een in Nederland gevestigde ondernemer of kennisinstelling;

– inhuur van deskundigheid van buiten Nederland;

– instructie door kennishouders die buiten Nederland zijn gevestigd;

d. kennisimportthema: kennisimportthema zoals aangewezen in de onderzoeksprogramma’s, opgenomen als bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 2

Als activiteiten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van het besluit, die niet tot een project worden gerekend, worden aangewezen:

a. activiteiten met betrekking tot een kennisimportthema waarbij geen sprake is van kennisimport, tenzij het activiteiten betreft die noodzakelijk zijn om de kennisimport te laten bijdragen aan de versterking van de Nederlandse kennispositie;

b. activiteiten met betrekking tot sociaal-economisch onderzoek voor zover de subsidie voor de kosten van deze activiteiten 4 procent of meer van de subsidie is.

Artikel 3

Als onderzoeksprogramma’s als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het besluit, worden aangewezen de in de bij deze regeling behorende bijlage 1 opgenomen programma’s voor:

a. biomassa;

b. nieuw gas/schoon fossiel;

c. energie-efficiëntie in de industriële en agrarische sector;

d. gebouwde omgeving;

e. opwekking en netten.

Artikel 4

1. Het in artikel 3, eerste lid, van het besluit bedoelde maximale subsidiebedrag wordt voor een project inzake fundamenteel onderzoek vastgesteld op € 1.200.000.

2. De in artikel 3, tweede lid, van het besluit bedoelde maximale subsidiebedrag wordt voor een project inzake industrieel onderzoek vastgesteld op € 1.200.000.

3. De in artikel 3, derde lid, van het besluit bedoelde maximale subsidiebedrag wordt voor een project inzake een combinatie van fundamenteel onderzoek en industrieel onderzoek vastgesteld op € 1.200.000.

Artikel 5

Het in de artikelen 4, derde lid, van het besluit bedoelde uurtarief wordt vastgesteld op € 25.

Artikel 6

De subsidie voor de kosten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, eerste streepje, van het besluit is ten hoogste 50 procent van de subsidie.

Artikel 7

1. De eerste periode in 2004 en 2005, bedoeld in artikel 6 van het besluit, na afloop waarvan de aanvragen worden behandeld op grond van artikel 7 van het besluit, die in die periode zijn ontvangen, wordt vastgesteld op 7 oktober 2004 tot en met 14 januari 2005 17.00 uur.

2. Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op aanvragen op grond van artikel 6 van het besluit, ontvangen in de in het eerste lid genoemde periode, wordt vastgesteld op € 10.000.000.

Artikel 8

Het formulier, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het besluit voor een aanvraag om subsidie, is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

Artikel 9

1. Als criteria als bedoeld in artikel 11, derde lid, van het besluit worden voor duurzame energiehuishouding vastgesteld:

a. de mate waarin wordt bijgedragen aan de doelstellingen van het desbetreffende onderzoeksprogramma;

b. de mate waarin het project een bijdrage levert aan een technologische doorbraak of innovatie ten opzichte van de huidige internationale stand van de techniek;

c. de mate waarin in het projectplan uitwerking is gegeven aan een strategische visie op het implementatietraject van de te verkrijgen onderzoeksresultaten en aan verwachtingen over toekomstige voortzetting van de ingezette onderzoekslijn;

d. de slaagkans van het project.

2. Als criteria als bedoeld in artikel 11, derde lid, van het besluit worden voor de versterking van de kennispositie van Nederland vastgesteld:

a. de mate waarin wordt bijgedragen aan de versterking van kennis, kunde of onderzoeksfaciliteiten in Nederland;

b. de doelmatigheid waarmee de door het project te verkrijgen kennis, kunde of onderzoeksfaciliteiten zal worden verspreid en benut op voet van non-discriminatie en tegen marktvoorwaarden.

Artikel 10

De wegingsfactor, bedoeld in artikel 11, vierde lid, van het besluit wordt als volgt vastgesteld:

a. van duurzame energiehuishouding op 2;

b. van de versterking van de kennispositie van Nederland op 1.

Artikel 11

Het bedrag, bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van het besluit is € 15.000.

Artikel 12

Het formulier, bedoeld in artikel 20, tweede lid, van het besluit voor een aanvraag om een voorschot, is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 13

Het formulier, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van het besluit voor een aanvraag om subsidievaststelling, is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.

Artikel 14

Deze regeling treedt in werking op met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 15

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling EOS: lange termijn.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, te weten de vestiging aan de Juliana van Stolberglaan 3, 2509 AC Den Haag (e-⁠mailadres: info@senter.nl) en die aan de Catharijnesingel 59, 3503 RE Utrecht (e-⁠mailadres: info@novem.nl).

Den Haag, 15 september 2004.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

Algemeen

Inleiding

Deze regeling strekt ter uitvoering van het Besluit EOS: lange termijn. Met dat besluit wordt beoogd het energieonderzoek op lange termijn te stimuleren. Het inhoudelijk belangrijkste element van deze uitvoeringsregeling vormen de onderzoeksprogramma’s en de daarbinnen geldende thema’s (bijlage 1). De in te dienen projectvoorstellen voor lange termijn energieonderzoek moeten namelijk passen in één van de thema’s die deel uitmaken van de door de Minister van Economische Zaken vastgestelde onderzoeksprogramma’s (zie artikel 2, tweede lid, van het besluit). Die thema’s zijn onderverdeeld in kennisimportthema’s en speerpunten. Onder kennisimportthema’s wordt verstaan die thema’s waar Nederland geen zeer goede kennispositie heeft, maar die wel belangrijk zijn voor het realiseren van een duurzame energiehuishouding. Dit in tegenstelling tot speerpunten welke die thema’s behelzen waar Nederland wel een zeer goede kennispositie heeft en die belangrijk zijn voor het realiseren van een duurzame energiehuishouding.

Het ontwerp van deze regeling is genotificeerd bij de Europese Commissie aangezien de regeling juridisch gezien betrekking heeft op technische specificaties of andere eisen die verbonden zijn met fiscale of financiële maatregelen als bedoeld in artikel 1, negende lid, tweede alinea, derde streepje, van EG-richtlijn 98/34/EG (notificatienummer 2004/0360/NL). De Commissie heeft aangegeven dat er geen stand-stillperiode geldt (artikel 10, lid 4, van Richtlijn 98/34/EG).

Beschrijving administratieve lasten

Alle subsidieaanvragers zullen een aanvraagformulier, inclusief projectplan, moeten indienen. Om de administratieve lasten te verminderen is de mogelijkheid geschapen om aanvragen elektronisch in te dienen.

Alle positief gewaardeerde projectvoorstellen zullen vervolgens met de volgende administratieve taken worden geconfronteerd.

– Halfjaarlijkse voortgangsrapportage. De kosten van deze rapportage zijn subsidiabel. Minder frequente rapportage is niet wenselijk omdat problemen met de voortgang van een project dan niet tijdig worden waargenomen.

– Eindrapportage. De kosten van deze rapportage zijn subsidiabel. Deze rapportage is belangrijk om te bepalen of de indiener van het project aan zijn verplichtingen heeft voldaan, maar ook als middel om kennis over te dragen aan andere partijen.

– Rapportage over gemaakte kosten ten behoeve van eindafrekening/voorschotten.

– Accountantsverklaring bij € 50.000 of meer projectkosten.

– Medewerking aan evaluatie van de regeling.

Er wordt vanuit gegaan dat de totale kosten van deze lasten die dus niet voor subsidie in aanmerking komen, liggen tussen € 50.000 en € 70.000.

Daarnaast kunnen additionele administratieve lasten ontstaan indien de minister bij subsidieverlening verplichtingen oplegt.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Met betrekking tot onderdeel b wordt – wellicht ten overvloede – opgemerkt dat onderzoek naar sociale of economische aspecten, dan wel een combinatie daarvan, deel kan uitmaken van het desbetreffende projectvoorstel voor fundamenteel of industrieel onderzoek deel, mits het eerstbedoelde onderzoek in direct verband staat met het ‘hoofdproject’. Dergelijk onderzoek is dus ondersteunend van aard en maakt daarom slechts een beperkt onderdeel uit van een projectvoorstel met betrekking tot een aangewezen speerpunt of kennisimportthema.

Sociaal of economisch (of een combinatie daarvan) onderzoek dat wordt uitgevoerd in het kader van fundamenteel onderzoek kan niet voor industriële of commerciële doeleinden worden ingezet. Bovendien dient fundamenteel onderzoek zeer ver van de markt te liggen. Wordt sociaal of economisch onderzoek in het kader van industrieel onderzoek verricht, dan geldt ook daarvoor dat deze projecten niet voor industriële toepassing of commerciële exploitatie kunnen worden gebruikt. Ook bij industrieel onderzoek geldt dat het in dat kader eventueel te verrichten sociaal of economisch onderzoek niet voor industriële toepassing of commerciële exploitatie kan worden gebruikt.

Artikel 7

Het voornemen bestaat om in het jaar 2005 in elk geval nog twee tenders te openen. De precieze data en de subsidieplafonds zijn op dit moment nog niet vastgesteld.

Artikel 9

Met betrekking tot de criteria voor duurzame energiehuishouding wordt het volgende opgemerkt.

Bij het toepassen van het criterium, bedoeld in het eerste lid, onder b, kan het gaan om een nieuwe of vernieuwde technologie, een nieuw systeem, een nieuwe functie (met bestaande technologie), een nieuwe aanpak of een combinatie van deze elementen, eventueel gecombineerd met een nieuwe aanpak van de daarmee direct in verband staande sociale of economische aspecten.

De in het eerste lid, onder c bedoelde strategische visie en de verwachtingen over toekomstige voortzetting van de ingezette onderzoekslijn, geven inzicht in de ontwikkeling van de technologie nadat het project is afgerond. Dit zo mogelijk tot aan introductie op de markt, ondanks dat het project zelf niet het hele traject tot marktintroductie mag dekken. Tot het implementatietraject worden gerekend: technische, economische en niet-technologische aspecten. Het gaat hier bijvoorbeeld om aansluiting bij erkende transitiepaden zoals bedoeld in het Besluit energiedemonstratieprojecten en energietransitie-experimenten. Deze strategische visie is robuuster naarmate de betrokkenheid van het bedrijfsleven groter is.

De slaagkans, bedoeld in het eerste lid, onder d, wordt beoordeeld aan de hand van de kwaliteit van het projectvoorstel. Te denken valt dan aan helderheid van de doelstellingen en de gekozen aanpak van het voorstel, aan de kwaliteit van de aanvrager(s) en aan de kwaliteit van de organisatie, die zich uit in beschikbare kennis, middelen en expertise.

Bij de toepassing van het criterium, bedoeld in het tweede lid, onder a, inzake de versterking van de kennispositie gaat het vooral om de mate waarin aansluiting plaatsvindt bij (inter)nationale trajecten en projecten, de mate van betrokkenheid van de deelnemers aan het project en, waar het gaat om kennisimportthema’s, de mate van kennisimport alsmede de wijze waarop deze kennis in Nederland wordt vastgelegd en gebruikt. In het algemeen deel van de toelichting wordt ingegaan op de betekenis van het begrip ‘kennisimportthema’s’.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Naar boven