Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2004

19 januari 2004

HDJZ/BIM/2003-1261

Hoofddirectie Juridische Zaken

Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 4, derde lid, van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen;

Besluit:

§ 1

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. VLG: Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen;

b. huishoudelijk gevaarlijk afval: de volgende stoffen en voorwerpen die als afvalstoffen als bedoeld in randnummer 1.2.1 van bijlage 1 bij de VLG, en volgens de indeling, bedoeld in randnummer 2.1.1.1 van bijlage 1 van de VLG, vrijkomen uit huishoudens of in kleine hoeveelheden vrijkomen uit bedrijven:

1°. spuitbussen vallende onder klasse 2, UN nr. 1950,

2°. brandblusapparaten vallende onder klasse 2, UN nr. 1044

3°. stoffen vallende onder de klassen 3, 6.1 of 8,

4°. verfafval vallende onder klasse 4.1, UN nr. 3175,

5°. gebruikte injectienaalden, afgeknipte capillairen, bloedbuizen en soortgelijke scherpe voorwerpen, vallende onder klasse 6.2,

6°. accu’s vallende onder klasse 8;

c. element: een verpakking die volwandig en vloeistofdicht is en voorzien is van een goed sluitend deksel;

d. begeleider: degene die bij het voertuig aanwezig is om het huishoudelijk gevaarlijk afval in ontvangst te nemen;

e. etiket: etiket, bedoeld in randnummer 5.2.2.2.2 van bijlage 1 bij de VLG.

§ 2

Toepassingsbereik

Artikel 2

Deze regeling is van toepassing op het vervoeren alsmede het ten vervoer aanbieden en aannemen van huishoudelijk gevaarlijk afval.

Artikel 3

De volgende randnummers van bijlage 1 bij de VLG zijn niet van toepassing:

a. 1.1.3.6;

b. 3.3.1;

c. 4.1.4, 4.1.6, 4.1.8, 4.1.10;

d. 5.2.2, 5.4.0, 5.4.1, 5.4.3;

e. 7.5.4, 7.5.7;

f. 8.1.2.1, onderdeel a) en b), 8.1.5, onderdeel c) en 8.3.6.

§ 3

De aanbieder

Artikel 4

De begeleider neemt het huishoudelijk gevaarlijk afval in.

Artikel 5

1. Het huishoudelijk gevaarlijk afval wordt slechts aangeboden in een voor de stof deugdelijke, goed gesloten verpakking, en:

a. voor de voorwerpen vallende onder klasse 6.2: een verpakking die bovendien verwonding bij het aannemen uitsluit;

b. voor huishoudelijk gevaarlijk afval afkomstig van bedrijven: een doos met een inhoud van ten hoogste 60 liter, ingericht om afvalstoffen op gevaarscategorie te scheiden (kga-box).

2. De verpakking is aan de buitenzijde vrij van huishoudelijk gevaarlijk afval.

3. De naam van de stof is op de verpakking aangegeven.

4. Per inzameling wordt per bedrijf slechts een doos als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aangenomen.

§ 4

Het voertuig bestemd voor het vervoer van huishoudelijk gevaarlijk afval en zijn uitrusting

Artikel 6

Het voertuig bestemd voor het vervoer van huishoudelijk gevaarlijk afval:

a. is ingericht voor het vervoer van goederen; en

b. beschikt over een laadruimte die van het bestuurdersgedeelte is gescheiden door een vaste dichte wand, of trekt een laadruimte mee die geen deel uitmaakt van het voertuig.

Artikel 7

1. De laadruimte van een gesloten voertuig heeft aan de bovenzijde een permanent aangedreven afzuiging en is voorzien van openingen aan de onderzijde.

2. De elektrische installatie als geheel voldoet aan de randnummers 9.2.2.2 en 9.2.2.6 van bijlage 1 bij de VLG.

3. Het brandstofreservoir van het voertuig voldoet aan randnummer 9.2.4.3 van bijlage 1 bij de VLG.

4. De motor van het voertuig is zodanig uitgerust en geplaatst, dat gevaar voor de lading door verwarming of ontsteking wordt vermeden.

5. Het uitlaatsysteem alsmede de uitlaatleidingen zijn zodanig gericht of beschermd, dat gevaar voor de lading ten gevolge van verwarming of ontsteking wordt vermeden.

6. Verwarmingstoestellen voldoen aan randnummer 9.2.4.7 van bijlage 1 bij de VLG.

7. Het tweede lid is niet van toepassing op een trekkend voertuig, waarvan de laadruimte geen deel uitmaakt.

Artikel 8

1. Het voertuig is voorzien van elementen die tijdens het vervoer:

a. tegen onbedoeld verplaatsen of stoten zijn beschermd; en

b. met een deksel zijn gesloten en tegen onbedoeld openen zijn beschermd.

2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing tijdens het rijden ten behoeve van het inzamelen en het stilstaan voor het inzamelen.

3. In het voertuig is voldoende bewegingsruimte vrijgehouden om het huishoudelijk gevaarlijk afval te sorteren en in de elementen te plaatsen.

4. Aan de weerszijden en aan de achterzijde van het voertuig is duidelijk zichtbaar een rookverbod aangegeven.

5. Het voertuig is voorzien van een geel zwaailicht.

Artikel 9

In het voertuig bevinden zich:

a. het vakbekwaamheidscertificaat van de begeleider en de aantekening, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b; en

b. de schriftelijke instructies en informatie opgemaakt overeenkomstig de bijlage bij deze regeling.

Artikel 10

In het voertuig bevindt zich voor elk bemanningslid binnen handbereik een veiligheidsuitrusting die bestaat uit:

a. een volledig aansluitende veiligheidsbril;

b. een adembeschermend masker;

c. een zuurbestendige, zuur–niet–doorlatende, overall of voorschoot;

d. synthetisch-rubberen handschoenen;

e. zuurbestendige, zuur–niet–doorlatende, laarzen of veiligheidsschoenen; en

f. een oogspoelfles met gedestilleerd water.

Artikel 11

In het voertuig is goed werkende telefoonapparatuur aanwezig.

§ 5

Het vervoer

Artikel 12

1. Het is verboden voedingsmiddelen voor mens en dier in de laadruimte te vervoeren.

2. Tijdens het inzamelen staat het voertuig stil.

3. Tijdens het rijden ten behoeve van het inzamelen en het stilstaan voor het inzamelen voert het voertuig geel zwaailicht.

4. Tijdens het inzamelen op een vaste halteplaats die als zodanig is aangeduid, is de motor afgezet en mag, in afwijking van het derde lid, het zwaailicht zijn afgezet.

§ 6

De elementen

Artikel 13

1. Het vervoer van huishoudelijk gevaarlijk afval geschiedt uitsluitend in elementen.

2. Voor de stoffen en voorwerpen van elk der klassen is een afzonderlijk element aanwezig.

3. Voor de stoffen en voorwerpen van klasse 8 zijn afzonderlijke elementen aanwezig voor respectievelijk zuren, basen en accu’s.

4. Spuitbussen mogen ook in afsluitbare kartonnen dozen zijn geplaatst, mits deze dozen worden vervoerd overeenkomstig artikel 9, eerste lid.

5. Indien brandblusapparaten van klasse 2 zijn ingezameld, mogen deze in hetzelfde element als de spuitbussen, niet verpakt zijnde in kartonnen dozen, zijn geplaatst.

6. In afwijking van artikel 9, eerste lid, is geen deksel verplicht voor het vervoer van accu’s, mits deze zodanig in het element zijn geplaatst dat alle openingen van de accu’s gesloten zijn en naar boven gericht.

Artikel 14

1. De elementen, onderscheidenlijk de dozen die zijn bestemd voor het vervoer van de spuitbussen, zijn als volgt zichtbaar gekenmerkt:

a. voor spuitbussen van klasse 2 voor zover ingezameld in kartonnen dozen: met het opschrift ‘SPUITBUSSEN’;

b. voor brandblusapparaten en spuitbussen van klasse 2: met het etiket nr. 2.2;

c. voor brandbare vloeistoffen van klasse 3: met het etiket nr. 3;

d. voor verfafval van klasse 4.1: met het etiket nr. 4.1;

e. voor giftige stoffen van klasse 6.1: met het etiket nr. 6.1;

f. voor voorwerpen van klasse 6.2: met het etiket nr. 6.2.

g. voor bijtende stoffen en voorwerpen van klasse 8: met het etiket nr. 8, en bovendien:

1°. voor stoffen met een basisch karakter: met het opschrift ‘BASEN’;

2°. voor stoffen met een zuur karakter: met het opschrift ‘ZUREN’;

3°. voor accu’s: met het opschrift ‘ACCU’S’.

2. Dezelfde etiketten en opschriften zijn zichtbaar op afsluitbare ruimtes binnen het voertuig waarin de elementen kunnen staan.

§ 7

De begeleider

Artikel 15

1. De begeleider van het voertuig is in het bezit van:

a. een geldig vakbekwaamheidscertificaat op grond van randnummer 8.2.1 van bijlage 1 bij de VLG; en

b. een geldige aantekening: ‘vervoer gevaarlijk afval’, afgegeven door de CCV, zijnde een zelfstandige divisie van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR).

2. De aantekening, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is geldig voor een periode van vijf jaar, en strekt ertoe aan te tonen dat de begeleider met goed gevolg het desbetreffende examen heeft afgelegd.

Artikel 16

1. De begeleider plaatst het aangeboden huishoudelijk gevaarlijk afval onverwijld in het daarvoor bestemde element onderscheidenlijk de daarvoor bestemde doos.

2. De begeleider voorziet breekbare verpakkingen van een bescherming tegen breuk.

Artikel 17

1. De begeleider is bij het voertuig aanwezig zolang dit zich op de openbare weg bevindt en neemt in geval van onregelmatigheden de nodige maatregelen.

2. De begeleider draagt ervoor zorg, dat tijdens het vervoer de elementen voldoen aan artikel 9, eerste lid.

3. De begeleider raadpleegt de veiligheidsadviseur, bedoeld in randnummer 1.8.3 van bijlage 1 bij de VLG, in geval van twijfel omtrent de indeling van het huishoudelijk gevaarlijk afval overeenkomstig artikel 1, onderdeel b.

§ 8

Slotbepalingen

Artikel 18

De Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 1994 wordt ingetrokken.

Artikel 19

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 20

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Bijlage, als bedoeld in artikel 9, onderdeel b

Instructies en informatie

1. Aanwezige afvalstoffen

Vermelding van de stoffen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b.

2. Aard van het gevaar

Korte opsomming van de gevaren.

3. Persoonlijke beschermingsmiddelen

Vermelding van de persoonlijke beschermingsmiddelen, bestemd voor elk bemanningslid in overeenstemming met de voorschriften van randnummer 8.1.5, onderdeel b, van bijlage 1 bij de VLG en artikel 10 van deze regeling.

4. Onmiddellijke actie voor de begeleider

Vermelding van de volgende instructies:

• Onmiddellijk politie en brandweer waarschuwen.

• VIC (Vervoerinformatiecentrum) waarschuwen: tel. 070-3052444.

• Motor afzetten.

• Algemeen rookverbod blijft van kracht.

• Geen open vuur.

• Boven de wind blijven.

• Weg markeren (afzetten).

• Weggebruikers waarschuwen en omstanders op afstand houden.

5. Aanvullende noodmaatregelen

Vermelding dat direct contact met de vervoerde stoffen moet worden vermeden.

6. Lekkage

Vermelding van aanvullende maatregelen in geval van geringe lekkage of verspreiding van stoffen om erger te voorkomen, onder de voorwaarde dat dit kan worden gedaan zonder gevaar voor de eigen persoon.

7. Brand

Informatie in geval van brand.

8. Eerste hulp

Informatie in geval van contact met de vervoerde stoffen.

9. Stempel of sticker met telefoonnummer van het bedrijf

Toelichting

Algemeen

De noodzaak en het doel van de regeling

Sinds 1988 bestaat een regeling die is toegespitst op de inzameling en het vervoer van gevaarlijk afval uit huishoudens met de zogenaamde chemokar. De inzameling en het vervoer van dit gevaarlijk afval vereisen een dergelijke regeling die nadere voorschriften bevat in aanvulling op of afwijking van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG). De voorliggende regeling vervangt de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 1994. Redenen voor de herziening zijn wijzigingen van de VLG naar aanleiding van wijzigingen in de internationale regelgeving, alsmede de huidige praktijk van inzameling van het huishoudelijk gevaarlijk afval, die heeft geleid tot nieuwe inzichten, waarover hieronder meer.

De toenmalige Rijksverkeersinspectie (RVI), sinds 1 juli 2001 de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, heeft in november 1998 een speciaal op de chemokar gerichte controleactie gehouden. De doelstelling van deze actie was met name het nagaan of alle regels die betrekking hebben op de inzameling en het vervoer van huishoudelijk gevaarlijk afval voldoende en op juiste wijze worden nageleefd. Aanbevelingen die op basis van deze actie zijn gedaan om de regeling op een aantal punten aan te passen, zijn grotendeels overgenomen in deze regeling. Dit heeft onder andere geleid tot nadere voorschriften over ventilatie, verwarmingselementen en electrische bedrading.

Verder is de wet- en regelgeving op het terrein van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) gewijzigd hetgeen ook heeft geleid tot aanpassingen van deze regeling. Met nadruk zij vermeld dat de in deze regeling gebruikte terminologie aansluit bij de vervoersregelgeving. De indeling van afval en afvalstromen in de milieuwetgeving is mede vanwege Europese invloed, dermate anders dan bij vervoersregelgeving, dat het niet mogelijk is gebleken om in alle opzichten hierbij aan te sluiten. Dit heeft geleid tot het schrappen van het vanouds opgenomen artikel waarbij de detaillist als tussenpersoon vrijgesteld werd van de beperkte hoeveelheid die bedrijven konden inleveren bij de chemokar. Dat betekent dat voortaan ook de detaillist gebonden is aan de maximale hoeveelheid die bepaald wordt in artikel 6. Per keer mag één kga-box als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, worden ingeleverd. In deze kga-box past maximaal 60 liter. Naar verwachting zal dit in de praktijk niet voor problemen zorgen, daar veel afvalstromen reeds op volgens de milieuwetgeving vastgestelde wijze moeten worden afgevoerd. Het is niet meer mogelijk om als huishoudelijk gevaarlijk afval te bestempelen hetgeen dat afkomstig is van bepaalde door de Minister van VROM en door de provincies aangewezen bedrijven. Dit onderscheid wordt in de nieuwe milieuregelgeving niet meer gemaakt.

Bij de desbetreffende bepalingen zal verder afzonderlijk worden ingegaan op de hierboven genoemde wijzigingen.

Overleg

Over de inhoud van deze regeling is overleg gevoerd met het betrokken bedrijfsleven (Vereniging Nederlandse Afval Ondernemingen (VNAO) en Vereniging voor afval- en reinigingsmanagement (NVRD), met de VNG, het IPO en Afval Overleg Orgaan (waarin vertegenwoordigd zijn het Ministerie van VROM, de VNG en de provincies), de CCV, zijnde een zelfstandige divisie van de Stichting Centraal Bureau rijvaardigheidsbewijzen (CBR), de Dienst Wegverkeer en VROM. Bovendien heeft de IVW DV in september 1999 actieve voorlichting gegeven op diverse plaatsen in Nederland aan gemeenten en betrokken inzamelaars van het huishoudelijk gevaarlijk afval over deze regeling.

Notificatie

De ontwerpregeling is op 25 februari 2000 gemeld aan de Commissie van Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2000/0075/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de Richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). De notificatieprocedure heeft niet geleid tot wijzigingen van de ontwerp-regeling.

De ontwerpregeling bevat bepalingen die vallen onder artikel 6, negende lid, van de Richtlijn 94/55/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (PbEG 94 L 319). Conform genoemd artikel is de Commissie van de Europese Unie hieromtrent geïnformeerd en heeft zij positief beschikt op 20 augustus 2003, Pb EG L 221). Genoemde notificatieprocedures zijn mede aanleiding geweest voor de lange duur van de verstreken termijn tussen het opstellen van en overleg over de regeling en het daadwerkelijk vaststellen van de regeling.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1, onderdeel b

In de regeling van 1994 bestond voor bedrijven al de mogelijkheid om afvalstoffen die gelijksoortig zijn aan huishoudelijk gevaarlijk afval aan de chemokar aan te bieden. Het ging hierbij om stoffen die in de provinciale milieuverordening waren vrijgesteld van de meldingsplicht op grond van artikel 10.31 van de Wet milieubeheer. De praktijk was dat alle bedrijven die vallen onder de in artikel 10.35, derde lid, van de Wet milieubeheer vermelde categorieën die bij de provinciale verordening zijn aangegeven, hun afval aan de chemokar mochten aanbieden. Bij of krachtens de Wet milieubeheer zijn regels gesteld omtrent het beheer van afvalstoffen. Die regels zijn gesteld in het belang van de bescherming van het milieu, in het bijzonder in het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen. Onder meer zijn algemene regels gesteld omtrent de afgifte, de inzameling en de verdere verwerking van afvalstoffen. Die regels zijn onverkort van toepassing op het vervoer en de inzameling van het gevaarlijk huishoudelijk afval als bedoeld in deze regeling. De onderhavige regeling beoogt in aanvulling daarop te voorzien in voorschriften omtrent een veilige en verantwoorde wijze van vervoer. Het verschil in doelstelling en in Europeesrechtelijke achtergrond brengt mee dat de onderhavige regeling uitsluitend aspecten regelt die niet op grond van de Wet milieubeheer worden geregeld.

Tijdens het totstandkomingsproces van deze regeling, is de milieuregelgeving ingrijpend gewijzigd. Mede naar aanleiding van deze wijzigingen is het niet mogelijk gebleken om als vanouds een aansluiting te vinden bij een bepaalde categorie bedrijven waarvan gevaarlijke afval als huishoudelijk gevaarlijk afval in de zin van deze regeling zou kunnen worden gekwalificeerd. Er is daarom voor gekozen om in artikel 1, onderdeel b, kleine hoeveelheden van de daar genoemde stoffen en voorwerpen die vrijkomen uit bedrijven, tevens aan te merken als huishoudelijk gevaarlijk afval. Artikel 5 bepaalt de voorwaarden: één kga-box van 60 liter mag worden aangeboden.

De indeling van de stoffen en voorwerpen die vallen onder het begrip huishoudelijk gevaarlijk afval in de respectieve klassen is overeenkomstig de indeling van de VLG. Het huishoudelijk gevaarlijk afval, bedoeld in dit artikel, mag met de chemokar worden meegenomen. Zoals hierboven reeds werd aangegeven is de definitie van gevaarlijk afval in de vervoersregelgeving en in de wet- en regelgeving van VROM niet dezelfde. Omdat in beide gevallen wordt aangesloten op Europese en andere internationale voorschriften, stemmen de lijsten niet overeen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze regeling beoogt een lichter regime voor te schrijven voor het vervoeren van bepaalde gevaarlijke stoffen die anders onder de normale (zwaardere) internationale en nationale vervoersregelgeving zouden vallen. Voor zover stoffen als gevaarlijk worden aangewezen in de milieuregelgeving, en die stoffen niet in deze regeling zijn opgenomen, vallen ze óf onder de algemene vervoersregelgeving voor gevaarlijke stoffen (de VLG) óf zijn ze geen gevaarlijke stoffen in de zin van de vervoersregelgeving in welk geval het gewone vervoersregime van toepassing is.

Dat deze regeling uitsluitend ziet op het gedefinieerde huishoudelijk gevaarlijk afval laat onverlet, dat huishoudelijk afval zoals tl-buizen en batterijen (die geen gevaarlijke stoffen zijn in de zin van de VLG), tegelijkertijd met het gevaarlijk afval wordt meegenomen met de chemokar. Ten opzichte van de regeling van 1994, is de opsomming in onderdeel b uitgebreid met brandblusapparaten van klasse 2. Dit is ook overeenkomstig de praktijk waarbij deze, al dan niet gedeeltelijk gevuld, ook aan de chemokar worden meegegeven.

Artikel 2

Het vervoer tussen het depot en de eindverwerker van het afval valt niet onder de reikwijdte van deze regeling. Op dat vervoer is de VLG van toepassing.

Artikel 3

Met uitzondering van de in dit artikel genoemde voorschriften blijven alle toepasselijke voorschriften van de VLG gelden voor het vervoer van het huishoudelijk gevaarlijk afval.

Het onderhavige vervoer behoeft niet te voldoen aan een aantal specifieke voorschriften van de VLG, die betrekking hebben op:

• de vrijstelling van beperkte hoeveelheden in een transporteenheid als bedoeld in randnummer 1.1.3.6; aangezien de indeling van de stoffen en voorwerpen in deze regeling niet gerelateerd is aan een bepaald UN-nummer van een gevarenklasse kan deze vrijstelling niet worden toegepast;

• de voorschriften als bedoeld in de randnummers 3.3, 4.1.4, 4.1.6, 4.1.8, 4.1.10 en 5.2.2, die zien op verpakkingsvoorschriften, opschriften en gevaarsetiketten op de verpakkingen en aanduidingen in het vervoerdocument;

• het vervoerdocument als bedoeld in randnummer 5.4.0 en 5.4.1;

• de schriftelijke instructies als bedoeld in randnummer 5.4.3; hiervoor in de plaats is de bijlage gekomen, bedoeld in artikel 10 van deze regeling;

• voorzorgsmaatregelen met betrekking tot levensmiddelen, genotmiddelen of voer voor dieren als bedoeld in randnummer 7.5.4; in artikel 13, eerste lid, is immers al geregeld dat het vervoer van voedingsmiddelen voor mens en dier in de laadruimte is verboden;

• de behandeling en stuwagevoorschriften, bedoeld in randnummer 7.5.7; hiervoor in de plaats zijn in de regeling specifieke voorschriften opgenomen die betrekking hebben op het vastzetten van elementen in het voertuig;

• de aanwezigheid van het vervoerdocument in het voertuig als bedoeld in randnummer 8.1.2.1; dit vloeit voort uit de hierboven genoemde vrijstelling van de randnummers 5.4.0 en 5.4.1;

• de uitrusting als bedoeld in randnummer 8.1.5, onderdeel c. Hiervoor is in artikel 11 van de regeling de specifieke uitrusting voorgeschreven die geheel is toegesneden op dit vervoer;

• het afzetten van de motor tijdens laden en lossen, zoals omschreven in randnummer 8.3.6; als er op een vaste halteplaats wordt ingezameld, moet de motor van het voertuig wel worden afgezet.

Artikel 4

Het huishoudelijk gevaarlijk afval wordt ingenomen om te voorkomen dat het op straat komt te staan, waar het ook bijvoorbeeld voor kinderen bereikbaar is. Tevens geeft dit de begeleider de mogelijkheid onderscheid te maken tussen huishoudelijk gevaarlijk afval en ander afval dat niet bij de chemokar moet worden ingeleverd.

Artikel 5

Eerste lid, onderdeel b: om een nadere inperking te geven van de hoeveelheden afvalstoffen die vrijkomen uit deze bedrijven, is in deze regeling opgenomen dat het gaat om kleine hoeveelheden afvalstoffen. Daarom is aan de bedrijven die hun afvalstoffen aan de chemokar aanbieden, de verplichting opgelegd om een zogenaamde kga-box (klein gevaarlijk afval) aan te schaffen. De werkwijze met deze kga-box is als volgt. De begeleider ontvangt de kga-box van een bedrijf, sorteert de gevaarlijke stoffen en plaatst de afzonderlijke stoffen en voorwerpen in de daarvoor bestemde elementen of doos van de chemokar. Een enkele verpakking die qua formaat afwijkt en dus niet kan worden ingezameld met de kga-box (zoals een grote verfemmer), mag van een dergelijk bedrijf ook worden aangenomen. Uiteraard is het ook toegestaan om als particulier op dezelfde wijze, dus met de kga-box, het afval aan te bieden aan de chemokar.

Artikel 8

Ingevolge de VLG zijn de in artikel 8 genoemde randnummers slechts van toepassing op VLG-keuringsplichtige voertuigen (tankwagens en voertuigen voor ontplofbare stoffen). Door het opnemen van de specifiek genoemde randnummers in dit artikel, gelden deze eveneens voor de chemokar.

De voorschriften over ventilatie, zoals in artikel 7 van de regeling uit 1994 opgenomen, bleek met name bij controles van de IVW niet afdoende te zijn. Daarom is ervoor gekozen om ten aanzien van de ventilatie nadere voorschriften te stellen. Uit de controles van de IVW bleek tevens dat het wenselijk was om aan de technische eisen van de laadbak van het voertuig, zoals verwarmingselementen en elektrische bedradingen, nadere voorschriften te stellen. Deze zijn opgenomen in dit artikel en wel door verwijzing naar de relevante voorschriften van hoofdstuk 9.2 van bijlage 1 bij de VLG (bepalingen betreffende constructie van voertuigen) van toepassing te verklaren. Onder gesloten voertuig zoals genoemd in het eerste lid wordt verstaan een voertuig waarvan de carrosserie een afsluitbare laadruimte omvat.

Artikel 9

Het rookverbod geldt zowel binnen het voertuig als daarbuiten in de onmiddellijke nabijheid.

Het gele zwaailicht is in overeenstemming met artikel 30 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Artikel 10

Om in de behoefte aan uniforme veiligheidsinformatie te voorzien, is voor de schriftelijke instructies bij de inzameling en het vervoer van huishoudelijk gevaarlijk afval een verzamelkaart ontworpen die representatief is voor al het ingezamelde en vervoerde huishoudelijk gevaarlijk afval. De verzamelkaart is in de bijlage uitgewerkt.

Artikel 11

De voorschriften over de veiligheidsuitrusting, die binnen handbereik moet zijn van de bemanning van het voertuig, is aangepast aan de behoefte en praktijk van de inzameling en het vervoer van het huishoudelijk gevaarlijk afval. Als er een tweede bemanningslid op het voertuig aanwezig is, moet deze uitrusting in tweevoud aanwezig zijn. De in randnummer 8.1.5, onderdeel b, genoemde uitrusting, bestaande uit veiligheidsvest en handlamp, geldt onverkort voor elk bemanningslid.

Het adembeschermende masker, bedoeld in onderdeel b, behoeft niet te voldoen aan de normen voor een vluchtmasker als bedoeld in het aanvullend voorschrift van S7 van randnummer 8.5 van bijlage 1 bij de VLG, aangezien die bepaling niet van toepassing is voor de chemokar.

Artikel 12

Een goed werkende telefoon is een vereiste om een contactpersoon of hulpdiensten bij een calamiteit onverwijld te bereiken.

Artikel 14

Om te voorzien in een behoefte, met name bij de overslag naar de eindverwerker toe, mogen spuitbussen ook in kartonnen dozen worden vervoerd. Deze dozen moeten dan wel goed zijn vastgezet in het voertuig. Uiteraard is het ook toegestaan om een apart element voor deze spuitbussen te nemen. Bovendien is het toegestaan brandblussers – met name zal dat het geval zijn bij de kleine uitvoeringen – in hetzelfde element als die van de spuitbussen, niet zijnde de kartonnen doos, in te zamelen. Blikken met nog vloeibare resten verfafval mogen in hetzelfde element worden ingezameld als de verfblikken met uitgeharde verf; lijmen en kitten mogen in hetzelfde element worden geplaatst als het verfafval.

Artikel 15

Eerste lid: behalve voor de spuitbussen en de stoffen en voorwerpen van klasse 8 zijn voor de overige stoffen en voorwerpen de opschriften op de elementen weggelaten. De etiketten die zijn voorgeschreven in randnummer 5.2.2, en waarvan een model wordt gegeven in randnummer 5.2.2.2.2 van de VLG moeten goed zichtbaar worden aangebracht op de elementen van de afzonderlijke stoffen en voorwerpen. Deze etiketten moeten zijn aangebracht voordat het element in gebruik wordt genomen.

Het element bestemd voor spuitbussen en brandblusapparaten is voorzien van het etiket nr. 2.2, ondanks dat de inhoud van spuitbussen kan verschillen (brandbaar, giftig, oxiderend). Het eisen van verschillende etiketten zou hier geen toegevoegde waarde hebben. Van belang is dat ze allen gas inhouden.

Tweede lid: afsluitbare ruimtes zijn veelal schuifwanden die worden gesloten tijdens het vervoer en waarachter zich de elementen bevinden met de diverse gevaarlijke afstoffen.

Artikel 16

De aantekening ‘vervoer gevaarlijk afval’ mag op het vakbekwaamheidscertificaat zijn geplaatst of in een apart certificaat zijn opgenomen. De afloopdatum van het ADR-certificaat heeft geen consequenties voor de afloopdatum van deze speciale aantekening, en andersom. Wel zijn beiden nodig om met het huishoudelijk gevaarlijk afval te mogen rijden. Analoog aan het ADR-vakbekwaamheidscertificaat moet de begeleider om de vijf jaar met goed gevolg een herhalingsexamen afleggen om de speciale aantekening te verkrijgen. Als er naast de begeleider een afzonderlijke chauffeur aanwezig is op het voertuig en het voertuig een maximaal laadvermogen heeft van meer dan 3500 kg, moet deze tevens beschikken over het ADR-vakbekwaamheids-certificaat (zonder aantekening), bedoeld in randnummer 8.2.1 van bijlage 1 bij de VLG.

Artikel 18

Eerste lid: een belangrijke taak van de begeleider is het ingrijpen in situaties waarin door feitelijke omstandigheden het vervoer niet meer aan de regeling voldoet, dan wel in anderszins onveilige situaties, bijvoorbeeld in het verkeer. Hij dient dan te zorgen dat dergelijke onregelmatigheden zo snel mogelijk worden hersteld. Daartoe beschikt hij over de noodzakelijke deskundigheid (artikel 16).

Derde lid: ingevolge randnummer 1.8.3 van bijlage 1 bij de VLG geldt voor bedrijven die gevaarlijke stoffen vervoeren in beginsel de verplichting om over een veiligheidsadviseur te beschikken. Omdat artikel 3 de ondergrenzen van randnummer 1.1.3.6 niet van toepassing verklaart, is die vrijstelling dan ook niet van toepassing. Gemeenten die zelf met een chemokar inzamelen, maar geen veiligheidsadviseur in dienst hebben, kunnen op grond van de Regeling veiligheidsadviseur vervoer gevaarlijke stoffen de veiligheidsadviseur raadplegen van het bedrijf dat afvalstoffen uit het depot afvoert naar de eindverwerker.

De door de vervoerder aangewezen veiligheidsadviseur is de begeleider op diens verzoek behulpzaam bij de juiste indeling van het vervoerde huishoudelijke gevaarlijk afval. Daartoe is hij steeds bereikbaar voor de begeleider.

Bijlage

Deze bijlage is ontleend aan randnummer 5.4.3 van bijlage 1 bij de VLG, specifiek toegesneden op het vervoer van ingezameld huishoudelijk gevaarlijk afval.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven