Tijdelijke stimuleringsregeling emancipatie vrouwen uit etnische minderheidsgroepen

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 september 2004, Directie Coördinatie Emancipatiebeleid, nr. DCE/04/66772, houdende vaststelling van een tijdelijke subsidieregeling gericht op het doorbreken van het maatschappelijk isolement van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen (Tijdelijke stimuleringsregeling emancipatie vrouwen uit etnische minderheidsgroepen)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW subsidies;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. doelgroep: een groep vrouwen, waarop een project als bedoeld in artikel 2 is gericht;

b. Plan van aanpak: het plan van aanpak voor de emancipatie en integratie van vrouwen en meisjes uit etnische minderheden, bedoeld is Kamerstukken II, 2003/04, 29 203, nr. 3;

c. de Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 2

Subsidie projecten

De Minister kan op aanvraag subsidie verstrekken als bijdrage in de kosten van een project, gericht op het doorbreken van het maatschappelijk isolement van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen, die tenminste twee jaar rechtmatig in Nederland verblijven, waarbij toepassing wordt gegeven aan een of meer van de navolgende in het Plan van aanpak genoemde instrumenten:

a. Toolkit participatie;

b. campagne;

c. inzet discussieleiders;

d. methodieken en concepten voor het betrekken van de doelgroep.

Artikel 3

Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt € 1.500.000,–.

Artikel 4

Subsidieaanvrager

1. De subsidie kan worden aangevraagd door het college van burgemeester en wethouders van een gemeente, genoemd in bijlage 1 van deze regeling.

2. De subsidie wordt verstrekt aan de subsidieaanvrager.

Artikel 5

Subsidieaanvraag

1. De subsidieaanvrager maakt bij de indiening van de aanvraag gebruik van het daarvoor door de Minister verstrekte formulier, dat is ingericht overeenkomstig het model van bijlage 2 van deze regeling.

2. Bij de subsidieaanvraag wordt een projectplan overgelegd waarin is opgenomen:

a. een opgave van de begindatum en de duur van het project;

b. een beschrijving en analyse van het probleem waarop het project zich richt;

c. een beschrijving van de doelstelling en beoogde resultaten van het project;

d. een beschrijving van het instrument dat toegepast zal worden, de uit te voeren activiteiten, alsmede een tijdpad waarbinnen eventuele deelactiviteiten worden uitgevoerd;

e. een beschrijving van de wijze waarop de resultaten van het project worden geëvalueerd;

f. een beschrijving van de wijze waarop de doelgroep is betrokken bij de opzet, uitvoering en evaluatie van het project; en

g. een beschrijving van de inbedding, overdraagbaarheid of verspreiding van de projectresultaten na afloop van de projectperiode.

3. Het projectplan, bedoeld in het tweede lid, gaat vergezeld van een begroting.

4. De Minister ontvangt uiterlijk 1 november 2004 de subsidieaanvraag.

Artikel 6

Aanvullende criteria

1. Een project komt slechts voor subsidie in aanmerking:

a. indien het project na 1 december 2004 van start gaat en uiterlijk 1 september 2006 wordt afgerond;

b. indien de doelgroep feitelijk betrokken is bij de voorbereiding of uitvoering van het project;

c. indien de in het kader van het project te verrichten activiteiten of de met het project beoogde resultaten na afronding van het project structureel ingebed kunnen worden in het gemeentelijk beleid gericht op maatschappelijke ontplooiing van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen;

d. voor zover voor de in het kader van het project te verrichten activiteiten vanuit het reguliere beleid van de rijksoverheid, provincie of gemeente rechtstreekse financieringsmogelijkheden ontbreken.

2. Per subsidieaanvrager komt slechts één project voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7

Subsidiabele kosten

Voor subsidie kunnen slechts in aanmerking worden gebracht de volgende noodzakelijke, rechtstreeks aan de voorbereiding, de uitvoering en het beheer van het project toe te rekenen, werkelijk gemaakte en ten laste van de subsidieaanvrager gebleven kosten van:

a. personeel;

b. activiteiten;

c. overhead.

Artikel 8

Omvang subsidie

De subsidie bedraagt 50% van de kosten, bedoeld in artikel 7, tot een maximum van € 75.000,– per project.

Artikel 9

Afwijzing subsidie

Op de subsidieaanvraag wordt in ieder geval afwijzend beslist, indien:

a. niet wordt voldaan aan de artikelen 2, 4, eerste lid, 5 of 6;

b. de kosten van het project naar het oordeel van de Minister niet in een redelijke verhouding staan tot de beoogde effecten;

c. onverminderd artikel 6, eerste lid, onderdeel d, en artikel 6, tweede lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies, voor de kosten, bedoeld in artikel 7, op grond van de Subsidieregeling emancipatieprojectensubsidie is verleend, dan wel daarop aanspraak bestaat of subsidie wordt verleend of aanspraak bestaat op subsidie op grond van de Subsidieregeling ESF-EQUAL 2004 voor activiteiten als bedoeld in artikel 2 die geheel of gedeeltelijk in diezelfde periode worden verricht als het project waarvoor op grond van deze regeling subsidie wordt verleend.

Artikel 10

Beschikking subsidieverlening/voorschot

Indien de gevraagde subsidie geheel of gedeeltelijk wordt verleend zendt de Minister aan de subsidieaanvrager een beschikking tot subsidieverlening met een voorschotverlening van 80% van de verleende subsidie.

Artikel 11

Verantwoording

1. De Minister ontvangt van de subsidieontvanger binnen acht weken na afloop van het project doch uiterlijk 1 oktober 2006, overeenkomstig artikel 14, tweede lid, en 15 tot en met 17 van de Algemene Regeling SZW-subsidies een verantwoording met betrekking tot de voor subsidie in aanmerking gebrachte kosten en de bereikte resultaten. Bij de verantwoording wordt een declaratie ingediend.

2. Indien de verklaring van een accountant, bedoeld in artikel 16 van de Algemene Regeling SZW-subsidies, is vereist, wordt deze ingericht overeenkomstig het model van bijlage 3 van deze regeling. De verklaring van de accountant is gebaseerd op een controle die is uitgevoerd overeenkomstig het in bijlage 4 van deze regeling voorgeschreven controle- en rapportageprotocol.

Artikel 12

Subsidievaststelling

De Minister stelt de subsidie vast uiterlijk acht weken na ontvangst van de verantwoording.

Artikel 13

Evaluatie

De subsidieontvanger verleent op verzoek van de Minister medewerking aan een door de Minister ingesteld evaluatieonderzoek, bedoeld om te beoordelen in welke mate de subsidieontvanger bij het uitoefenen van de subsidiabele activiteiten een bijdrage heeft geleverd het doorbreken van maatschappelijk isolement van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen.

Artikel 14

Inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2007.

2. De regeling, zoals die onmiddellijk voor de datum waarop deze vervalt geldt, blijft van toepassing op de financiële afwikkeling van de subsidie van de Minister aan de subsidieontvanger.

Artikel 15

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke stimuleringsregeling emancipatie vrouwen uit etnische minderheidsgroepen.

Deze regeling zal met de toelichting en bijlage 1 in de Staatscourant worden geplaatst. De bijlagen 2, 3 en 4 van deze regeling worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze regeling ter inzage gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te Den Haag.

Den Haag, 27 september 2004.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Algemeen

Het kabinet heeft de vergroting van de maatschappelijke participatie van vrouwen uit etnische minderheden in de Nederlandse samenleving tot een van de speerpunten van het emancipatiebeleid benoemd. In dit kader hebben de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie in oktober 2003 het Plan van aanpak ‘Emancipatie en Integratie’ aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2003/04, 29 203, nr. 3). Het Plan van aanpak richt zich vooral op meisjes en vrouwen uit etnische minderheidsgroepen die al langer in Nederland zijn of hier zijn geboren, en dan vooral op diegenen die tot nu toe niet of nauwelijks zijn bereikt.

Uit het onderzoek ‘Emancipatie in Estafette’ (februari 2004) van het Sociaal Cultureel Planbureau/Instituut voor Sociologisch-Economisch Onderzoek blijkt dat van de vrouwen uit de vier grootste groepen etnische minderheidsgroepen (Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen) bijna de helft in een kansarme positie verkeert. Het overgrote deel van hen is van Turkse en Marokkaanse afkomst. Ook behoren relatief veel alleenstaande moeders van Surinaamse en Antilliaanse afkomst tot deze groep. Uit het onderzoek blijkt dat 29% tot een ‘kwetsbare groep’ behoort. Deze vrouwen hebben over het algemeen geen werk of laaggeschoold werk met weinig perspectief op promotie, dat relatief vaak op grond van tijdelijke (arbeids)contracten wordt verricht. Een aanzienlijk deel van deze vrouwen verdient te weinig om economisch zelfstandig te zijn. De positie van 22% van de vrouwen uit etnische minderheidsgroepen kan wél als succesvol worden getypeerd. Deze vrouwen voldoen aan alle criteria voor een zelfstandig bestaan. Dit geldt het meest voor Surinaamse en Antilliaanse vrouwen.

Het streven van het kabinet is erop gericht dat de vrouwen en meisjes uit etnische minderheidsgroepen die in een kansarme positie verkeren uit hun maatschappelijk isolement worden gehaald. Het accent in het emancipatiebeleid moet daarbij verschuiven van het aanbieden van regelingen en voorzieningen naar het stimuleren en uitlokken van initiatieven van deze vrouwen en meisjes zélf. De gemeenten spelen hierin een belangrijke rol.

In het Plan van aanpak zijn initiatieven en instrumenten opgenomen die de maatschappelijke participatie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen op lokaal niveau bevorderen. Voorbeelden hiervan zijn de instelling van de commissie PaVEM, de herziening van het emancipatiesubsidiebeleid en de convenanten herintredende vrouwen. Centraal in het Plan staat het versterken van het lokale emancipatie- en integratiebeleid. Gemeenten zullen worden ondersteund met de ontwikkeling van de Toolkit participatie, zijnde een instrument voor visie- en beleidsvorming, een publiekscampagne gericht op het activiteiten van vrouwen uit de etnische groepen en het scholen van vrouwen in het voeren van groepsgesprekken over maatschappelijke thema’s. Colleges van burgemeester en wethouders kunnen deze instrumenten op lokaal niveau op maat maken en inzetten.

In het verlengde van het hiervoor aangeduide beleid beoogt deze regeling – waarop ook de Algemene Regeling SZW-subsidies van toepassing is – projecten te stimuleren op het ontwikkelen van een structurele aanpak die het maatschappelijke isolement van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen, die tenminste 2 jaar rechtmatig in Nederland verblijven, doorbreken.

Ter stimulering van de ontwikkeling van daartoe strekkend beleid en/of de uitvoering van daartoe strekkende activiteiten wordt specifiek voor de 30 grootste gemeenten voor de jaren 2004 tot en met 2006 op basis van cofinanciering een subsidie van € 75.000,– per project beschikbaar gesteld. In totaal is voor de G30-gemeenten € 1,5 mln. in deze periode beschikbaar. De looptijd van de regeling komt overeen met de looptijd van het Plan van aanpak.

De Toolkit participatie is er op gericht gemeenten te faciliteren bij het ontwikkelen van vormgeven van een structurele aanpak gericht op het versterken van de emancipatie en integratie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen. De Toolkit participatie ondersteunt gemeenten bij het

– bepalen op welke groepen vrouwen uit etnische minderheden zij hun beleid met voorrang moeten richten

– bepalen welke beleidsinstrumenten hiervoor beschikbaar zijn

– bepalen met welke middelen de activiteiten kunnen worden gefinancierd

– monitoren en het zonodig bijstellen van ingezet beleid.

Ter ondersteuning van de uitvoering kunnen gemeenten gebruik maken van reeds ontwikkelde instrumenten op dit terrein, zoals de publiekscampagne, gesprekleiders en methodieken en concepten om vrouwen uit etnische minderheidsgroepen bij de uitvoering te betrekken.

De publiekscampagne richt zich op meisjes en vrouwen uit etnische minderheidsgroepen die al langer in Nederland zijn of hier zijn geboren, en vooral op diegenen tot nu toe niet of nauwelijks met beleid zijn bereikt. Deze campagne beoogt deze vrouwen te inspireren om actief mee te doen in onze samenleving én op de arbeidsmarkt. Gemeenten kunnen de campagne inzetten en een lokale invulling geven.

Een ander instrument dat gemeenten wordt aangereikt is een pool van 50 discussieleiders die zijn getraind om (kleinschalige) bijeenkomsten over maatschappelijke onderwerpen te (bege)⁠leiden. Het gaat daarbij om discussies over bijvoorbeeld besnijdenis, huiselijk geweld, de rol van man en vrouw in het gezin etc. Ook kunnen deze discussieleiders worden ingezet door gemeenten, die met de commissie PaVEM in de participatieagenda afspraken hebben gemaakt over het voeren van debatten en dialogen; voor deze gemeenten biedt de pool van discussieleiders de mogelijkheid om deze afspraken gestalte te geven.

Voor het betrekken van de doelgroep kunnen gemeenten gebruik maken van al ontwikkelde concepten en methodieken. Bijvoorbeeld voor het opzetten en/of versterken van lokale emancipatieteams en zogenoemde maatjesprojecten, waarbij autochtone vrouwen en vrouwen uit etnische minderheidsgroepen worden gekoppeld. Doel is het verbeteren van de taal en/of de maatschappelijke participatie.

Artikelsgewijs

Artikelen 2. Subsidie projecten, 3. Subsidieplafond en 4. Subsidieaanvrager

In het licht van de emancipatie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen kan, teneinde een impuls te geven aan het daadwerkelijk doorbreken van het maatschappelijk isolement waarin zij verkeren, desgevraagd subsidie worden verleend als bijdrage in de kosten van een project gericht op het doorbreken van het maatschappelijk isolement van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen, waarbij toepassing wordt gegeven aan een of meer van de navolgende in het Plan van aanpak genoemde instrumenten:

a. Toolkit participatie;

b. campagne;

c. inzet discussieleiders;

d. methodieken en concepten voor het betrekken van de doelgroep.

In lijn met het Plan van aanpak ‘Emancipatie en integratie’, dat zich richt op vrouwen uit etnische minderheidsgroepen die reeds langere tijd in Nederland wonen of hier zijn geboren, richt de onderhavige stimuleringsregeling zich op vrouwen uit etnische minderheidsgroepen, die tenminste twee jaar rechtmatig in Nederland verblijven.

Het beschikbare budget voor de gehele duur van de regeling bedraagt € 1,5 mln. Gelet op de omvang van dit budget, daarbij in aanmerking genomen dat het maatschappelijk isolement van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen het meest manifest is in de grote(re) steden, worden in het kader van deze stimuleringsregeling uitsluitend de colleges van burgemeester en wethouders van de 30 grootste steden als subsidieaanvrager/subsidieontvanger aangemerkt.

Artikel 5. Subsidieaanvraag

Voor het aanvragen van een subsidie op grond van deze regeling behoort de subsidieaanvrager gebruik te maken van het daartoe verstrekte formulier, dat is ingericht overeenkomstig het model van bijlage 2 bij deze regeling1 . Bij de subsidieaanvraag – die uiterlijk 1 november 2004 door de Minister ontvangen dient te worden – wordt, tezamen met een begroting, een projectplan overgelegd, waarin is opgenomen:

– een opgave van de begindatum en de duur van het project;

– een beschrijving en analyse van het probleem waarop het project zich richt;

– een beschrijving van de doelstelling en beoogde resultaten van het project;

– een beschrijving van het instrument de uit te voeren activiteiten met een tijdpad waarbinnen eventuele deelactiviteiten worden uitgevoerd;

– een beschrijving van de wijze waarop de resultaten van het project worden geëvalueerd;

– een beschrijving van de wijze waarop de doelgroep is betrokken bij de opzet, uitvoering en evaluatie van het project; en

– een beschrijving van de inbedding, overdraagbaarheid of verspreiding van de projectresultaten na afloop van de projectperiode.

Artikelen 6. Aanvullende criteria, 7. Subsidiabele kosten, 8. Omvang subsidie en 9. Afwijzing subsidie

Een project kan slechts voor subsidie in aanmerking komen, indien met het project na 1 december 2004 een aanvang wordt gemaakt en dat project vervolgens uiterlijk 1 september 2006 wordt afgerond, indien de doelgroep ook daadwerkelijk betrokken is bij de voorbereiding of uitvoering van het project, indien de in het kader van het project te verrichten activiteiten of de met het project beoogde resultaten na afronding van het project structureel ingebed kunnen worden in het gemeentelijk beleid gericht op maatschappelijke ontplooiing van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen, en voor zover voor de in het kader van het project te verrichten activiteiten vanuit het reguliere beleid van de rijksoverheid, provincie of gemeente rechtstreekse financieringsmogelijkheden ontbreken.

De stimuleringsregeling beoogt bij te dragen aan de versterking van het emancipatieproces in de Nederlandse samenleving. Hoewel op deelterreinen het emancipatieproces is ingebouwd of verankerd in het reguliere beleidsproces, blijven extra impulsen vaak noodzakelijk. Deze regeling beoogt deze extra impulsen te ondersteunen. Daarbij zij nadrukkelijk vermeld dat aanvragen voor een type activiteiten waarvoor binnen het regulier beleid al financieringsmogelijkheden bestaan, niet voor financiering in aanmerking komen.

Teneinde tot een zo’n breed mogelijke spreiding van de beschikbare subsidiegelden onder de potentiële aanvragers te komen is tevens uitdrukkelijk bepaald dat per subsidieaanvrager slechts één project voor subsidie in aanmerking kan komen.

Wordt niet aan deze aanvullende criteria voldaan dan wordt in ieder geval op de subsidieaanvraag afwijzend beslist. Dit is eveneens het geval indien:

– niet voldaan wordt aan het bepaalde in artikelen 2, 4, eerste lid, of 5 van de regeling,

– onverminderd artikel 3, tweede lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies, de kosten van het project naar het oordeel van de Minister niet in een redelijke verhouding staan tot de beoogde effecten, en

– onverminderd artikel 6, eerste lid, onderdeel d, en artikel 6, tweede lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies, voor de kosten, bedoeld in artikel 7, op grond van de Subsidieregeling emancipatieprojectensubsidie is verleend, dan wel daarop aanspraak bestaat of subsidie wordt verleend of aanspraak bestaat op subsidie op grond van de Subsidieregeling ESF-EQUAL 2004 voor activiteiten als bedoeld in artikel 2 die geheel of gedeeltelijk in diezelfde periode worden verricht als het project waarvoor op grond van deze regeling subsidie wordt verleend.

De subsidie bedraagt, tot een maximum van € 75.000,– per project, 50% van de werkelijk gemaakte, ten laste van de subsidieaanvrager gebleven, noodzakelijke, rechtstreeks aan de voorbereiding, de uitvoering en het beheer van het project toe te rekenen kosten van personeel, activiteiten en overhead. Kosten van personele inzet kunnen uiteraard alleen voor subsidie in aanmerking komen indien aangetoond wordt (normaliter doordat dat schriftelijk is vastgelegd) dat de betreffende medewerker(s) voor een bepaalde periode voor een bepaald aantal uren is vrijgemaakt voor dit project.

Artikelen 11. Beschikking subsidieverlening/voorschot, 12. Verantwoording en 13. Subsidievaststelling

In de beschikking tot subsidieverlening wordt (tevens) een voorschot toegekend. Dit voorschot bedraagt 80% van de in die beschikking (op basis van de geaccepteerde begroting) toegekende subsidie. Dit voorschot wordt nadien verrekend met de subsidie zoals die wordt vastgesteld na verantwoording door de subsidieaanvrager.

De subsidieaanvrager dient binnen acht weken na afloop van de gesubsidieerde activiteiten, doch uiterlijk 1 oktober 2006, een verantwoording en declaratie in bij de Minister. De declaratie is bij een subsidie van boven € 50.000,– voorzien van verklaring van een accountant.

Uiterlijk 2 maanden na ontvangst van de met inachtneming van de Algemene Regeling SZW-subsidies ingediende verantwoording en de declaratie stelt de Minister de subsidie vast.

Voor de goede orde zij er in dit verband uitdrukkelijk op gewezen dat in artikel 13 van de Algemene Regeling SZW-subsidies eisen zijn opgenomen waaraan de administratie van de subsidieontvanger moet voldoen. Als medewerkers gedurende het project volledig worden ingezet op het project, kan een verklaring hiervan worden gegeven waarin de inzet in uren per week is weergegeven. Als externe medewerkers op het project worden ingezet, moet uit een contract blijken dat zij zijn aangesteld voor een bepaald aantal uren specifiek voor de uitvoering van de instrumenten in de gemeenten. Bestaande beleidscapaciteit die aan het project kan worden toegeschreven valt niet onder de subsidiabele kosten. Verder moet sprake zijn van een sluitende urenadministratie die in totaal aansluit op de salaris- en contractadministratie. Een sluitende urenadministratie impliceert dat alle uren die een medewerker maakt worden geregistreerd, ook de gewerkte uren die niet zijn besteed aan het project. Deze uren moeten (exclusief overwerk) overeenstemmen met de arbeidsovereenkomst of het contract. De formulieren waarop de uren zijn geregistreerd, dienen door de leidinggevende voor akkoord te zijn getekend.

Artikel 14. Evaluatie

In de onderhavige regeling is tot slot voorzien in een medewerkingsverplichting van de subsidieontvanger aan een door de Minister ingesteld evaluatieonderzoek, bedoeld om te beoordelen in welke mate de subsidieontvanger bij het uitoefenen van de subsidiabele activiteiten een bijdrage heeft geleverd aan de doorbreking van de maatschappelijk isolement van de doelgroep. Deze verplichting geldt alleen indien de Minister tot een evaluatie besluit; de regeling zelf voorziet niet in een automatische evaluatie.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Bijlage 1, bedoeld in artikel 4, eerste lid

Almelo

Alkmaar

Amersfoort

Amsterdam

Arnhem

Breda

Den Bosch

Den Haag

Deventer

Dordrecht

Eindhoven

Emmen

Enschede

Groningen

Haarlem

Heerlen

Helmond

Hengelo

Leeuwarden

Leiden

Lelystad

Maastricht

Nijmegen

Rotterdam

Schiedam

Tilburg

Venlo

Utrecht

Zaanstad

Zwolle

Naar boven