Wijziging Regeling zeegaande passagiersschepen in nationale vaart

Regeling tot wijziging van de Regeling zeegaande passagiersschepen in nationale vaart en de Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen

24 september 2004

Nr. HDJZ/SCH/2004-2164

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op richtlijn nr. 98/18/EG van de Raad van de Europese Unie van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (PbEG L 144), richtlijn nr. 1999/35/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1999 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen (PbEG L 138), richtlijn nr. 2003/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 april 2003 houdende wijziging van Richtlijn 98/18/EG van de Raad inzake veiligheidsvoorschriften en –normen voor passagiersschepen (PbEU L 123), richtlijn nr. 2003/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 april 2003 betreffende specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-passagiersschepen (PbEU L 123), de artikelen 3a, en 5, eerste lid, van de Schepenwet, de artikelen 5, tweede lid, en 174b van het Schepenbesluit 1965, en de artikelen 3, eerste lid, en 7, eerste lid, van de Wet buitenlandse schepen;

Besluit:

Artikel I

De Regeling zeegaande passagiersschepen in nationale vaart1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Deze regeling is van toepassing:

a. op nieuwe passagiersschepen, bestaande passagiersschepen van ten minste 24 meter lang, en op hogesnelheidspassagiersvaartuigen, wanneer zij voor binnenlandse reizen over zee worden gebruikt, en

b. op buitenlandse schepen, zijnde passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen als bedoeld in onderdeel a, voorzover dat uitdrukkelijk in deze regeling is bepaald.

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

1. Passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen voldoen aan de ingevolge de artikelen 6 en 6 bis van de richtlijn op die schepen, onderscheidenlijk vaartuigen toepasselijke eisen.

2. De artikelen 3, tweede lid, onder c, 4, onder a, 13, 17, en 35 tot en met 62 van het Schepenbesluit 1965 zijn niet van toepassing op passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen die voldoen aan de op grond van het eerste lid op die schepen of vaartuigen van toepassing zijnde eisen.

C

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

1. Aan boord van passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen, gebouwd op of na 1 oktober 2004, die worden gebruikt voor openbaar vervoer, worden met inachtneming van de in bijlage III van de richtlijn opgenomen richtsnoeren passende maatregelen getroffen voor de veiligheid van en de toegankelijkheid voor personen met verminderde mobiliteit.

2. Het eerste lid is, voor zover dat in economisch opzicht redelijk en uitvoerbaar is, van overeenkomstige toepassing op passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen, gebouwd voor 1 oktober 2004 en gebruikt voor openbaar vervoer, die na die datum een verbouwing ondergaan.

D

De artikelen 5 en 6 komen te luiden:

Artikel 5

1. Passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen worden onderworpen aan de ingevolge artikel 10 van de richtlijn op die schepen, onderscheidenlijk vaartuigen toepasselijke onderzoeken.

2. De onderzoeken, bedoeld in het eerste lid, vinden plaats volgens de procedures en richtsnoeren, bedoeld in artikel 10, vierde lid, van de richtlijn door personen als bedoeld in het vijfde lid van dat artikel.

Artikel 6

1. Passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen zijn voorzien van een certificaat als bedoeld in artikel 11 van de richtlijn.

2. Indien een passagiersschip op grond van artikel 4, eerste lid, tevens moet voldoen aan de eisen van artikel 6 bis van de richtlijn, gaat het certificaat vergezeld van een aanhangsel waaruit met inachtneming van artikel 8 van richtlijn nr. 2003/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 april 2003 betreffende specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-passagiersschepen (PbEU L 123) blijkt dat het desbetreffende schip voldoet aan de op dat schip toepasselijke specifieke stabiliteitseisen, bedoeld in artikel 6 van die richtlijn.

3. Artikel 9 van richtlijn nr. 2003/25/EG is van overeenkomstige toepassing indien een rederij een passagiersschip wil inzetten voor een beperkte periode.

E

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

1. De artikelen 1, tweede lid, 3, 4, eerste lid, 4a, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op buitenlandse schepen.

2. Indien een buitenlands passagiersschip tevens moet voldoen aan de eisen van artikel 6 bis van de richtlijn mag het voldoen aan die eisen ook blijken uit door een door de vlaggenstaat afgegeven afzonderlijk certificaat of aanhangsel bij het door die staat afgegeven certificaat, bedoeld in artikel 6, eerste lid.

Artikel II

De Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Deze regeling is eveneens van toepassing op buitenlandse schepen, zijnde ro-ro-veerboten en buitenlandse hogesnelheidspassagiersvaartuigen als bedoeld in het eerste lid.

B

Na artikel 5 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

1. Het voor ro-ro-veerboten benodigde veiligheidscertificaat gaat indien die veerboten internationale reizen ondernemen vanuit of naar een haven in een lidstaat van de Europese Unie vergezeld van een aanhangsel waaruit met inachtneming van artikel 8 van richtlijn nr. 2003/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 april 2003 betreffende specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-passagiersschpen (PbEU L 123) blijkt dat wordt voldaan aan de op die veerboten toepasselijke specifieke stabiliteitscriteria van artikel 6 van die richtlijn.

2. Artikel 9 van richtlijn nr. 2003/25/EG is van toepassing indien een rederij ro-ro-veerboten wil inzetten voor een beperkte periode.

3. Het eerste lid is van toepassing op bestaande ro-ro-veerboten op uiterlijk het ingevolge artikel 7, tweede lid, van richtlijn nr. 2003/25/EG op die veerboten toepasselijke tijdstip.

Artikel 5b

Een op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wet buitenlandse schepen aangewezen toezichthouder is met betrekking tot een buitenlands schip als bedoeld in artikel 2, tweede lid, bevoegd:

a. het schip aan te houden indien niet is voldaan aan artikel 3 of de in de artikelen 4 of 5a, eerste of derde lid, bedoelde vereisten, dan wel indien hij wordt belemmerd in de uitoefening van zijn taak;

b. de inzet van het schip stop te zetten indien niet is voldaan aan de artikelen 4 of 5a, tweede lid, bedoelde vereisten.

C

In artikel 6 wordt na ‘richtlijn nr. 1999/35/EG’ ingevoegd: of van richtlijn nr. 2003/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 april 2003 betreffende specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-passagiersschepen (PbEU L 123).

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling strekt tot uitvoering van de artikelen 3, eerste lid, en 7, eerste lid, van de Wet buitenlandse schepen en tot implementatie van de volgende richtlijnen:

– richtlijn nr. 98/18/EG van de Raad van de Europese Unie van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -⁠normen voor passagiersschepen (PbEG L 144) (verder: richtlijn 98/18/EG);

– richtlijn nr. 1999/35/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1999 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten van ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen (PbEG L 138) (verder: richtlijn 1999/35/EG);

– richtlijn nr. 2003/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 april 2003 houdende wijziging van Richtlijn 98/18/EG van de Raad inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (PbEU L 123) (verder: richtlijn 2003/24/EG);

– richtlijn nr. 2003/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 april 2003 betreffende specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-passagiersschepen (PbEU L 123) (verder: richtlijn 2003/25/EG).

Deze richtlijnen zijn van toepassing op zeeschepen die onder de vlag van de desbetreffende lidstaat varen en op zeeschepen die onder een andere vlag varen. Het wettelijk kader voor het stellen van regels ten aanzien van buitenlandse schepen wordt gevormd door de Wet buitenlandse schepen. Het gaat daarbij om de uitvoering van besluiten van de Europese wetgever met betrekking tot de veiligheid van de zeescheepvaart in Europese wateren onder de jurisdictie van de lidstaten van de Europese Unie. De implementatie van richtlijnen 98/18/EG en 1999/35/EG heeft alleen betrekking op de eisen met betrekking tot buitenlandse zeeschepen. Die regels konden tot voor kort niet in Nederlandse regelgeving worden omgezet omdat een toereikend wettelijk kader ontbrak. De Wet buitenlandse schepen voorziet inmiddels in die lacune. Die wet biedt de grondslag voor de implementatie van zowel reeds vastgestelde als toekomstige besluiten van de Europese Unie met betrekking tot veiligheidseisen aan buitenlandse schepen. De implementatie van richtlijnen 2003/24/EG en 2003/25/EG betreft zowel schepen onder Nederlandse registratie als buitenlandse schepen.

Voor de implementatie van genoemde vier richtlijnen is aanpassing nodig van de Regeling zeegaande passagiersschepen in nationale vaart en van de Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen.

Richtlijn 98/18/EG bevat voorschriften inzake vrijwel alle aspecten van de scheepsveiligheid van passagiersschepen die binnenlandse reizen over zee maken. Richtlijn 1999/35/EG bevat specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen.

Voor Nederlandse schepen zijn die richtlijnen al geïmplementeerd in de Regeling zeegaande passagiersschepen in nationale vaart, respectievelijk in de Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen.

Richtlijn 2003/24/EG, waarbij richtlijn 98/18/EG wordt gewijzigd, bevat strengere stabiliteitscriteria voor ro-ro-passagiersschepen die binnenlandse zeereizen ondernemen vanuit een haven in een lidstaat naar dezelfde haven of een andere haven binnen die lidstaat in vaargebieden waar dezelfde zeecondities gelden als in vaargebieden waar internationale zeereizen worden ondernomen. Die strengere eisen zijn de specifieke stabiliteitsvereisten, bedoeld in artikel 6 van richtlijn 2003/25/EG. De reden voor het aanscherpen van de stabiliteitsvereisten is gelegen in de wens van de Europese Unie om de veiligheid van passagiers in het zeevervoer te verbeteren en het verlies van mensenlevens in geval van ongevallen met (ro-ro-)passagiersschepen te voorkomen.

Richtlijn 2003/25/EG bevat, zoals hiervoor al aangegeven, specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-passagiersschepen die internationale zeereizen maken vanuit een haven van een lidstaat van de Europese Unie naar een haven buiten die lidstaat of omgekeerd.

Artikelsgewijs

Artikel I

Passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen, ongeacht de vlag die ze voeren, die vanuit een haven van een de lidstaten voor binnenlandse reizen over zee gebruikt worden, moeten voldoen aan de voorschriften van richtlijn 98/18/EG. Dit was voor Nederlandse schepen die vanuit een (Nederlandse) haven voor binnenlandse zeereizen worden gebruikt al geregeld in de Regeling zeegaande passagiersschepen in nationale vaart.

Indien buitenlandse schepen zeereizen in Nederlandse nationale vaart willen ondernemen, moeten die schepen eveneens voldoen aan de eisen van richtlijn 98/18/EG. Dat is geregeld in de artikelen 2, onderdeel b, en 6a van de hiervoor genoemde regeling. Overigens zijn er op dit moment geen buitenlandse schepen die vanuit een Nederlandse haven reizen in nationale vaart ondernemen.

De Regeling zeegaande passagiersvaartuigen in nationale vaart is tevens gewijzigd in verband met de implementatie van richtlijn 2003/24/EG. Op grond van die richtlijn moeten bepaalde passagiersschepen in nationale vaart, te weten ro-ro-passagiersschepen, tevens voldoen aan de specifieke stabiliteitsvereisten van artikel 6 van richtlijn 2003/25/EG en moeten zij zijn voorzien van een document waaruit blijkt dat aan die eisen is voldaan. Dat is geregeld in de artikelen 4 en 6, tweede lid, van genoemde regeling. Verder moeten er op grond van richtlijn 2003/24/EG op alle passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen die worden gebruikt voor openbaar vervoer passende maatregelen zijn genomen voor de veiligheid van en de toegankelijkheid voor personen met verminderde mobiliteit. Daartoe zijn in bijlage III van de richtlijn richtsnoeren opgenomen. Die eisen zijn op bestaande schepen, schepen die voor 1 oktober 2004 zijn gebouwd, van toepassing indien zij na die datum een verbouwing ondergaan en voor zover dergelijke maatregelen in economisch opzicht redelijk en uitvoerbaar zijn. Personen met verminderde mobiliteit zijn bijvoorbeeld rolstoelgebruikers of personen die kleine kinderen begeleiden. De verplichting tot het nemen van passende maatregelen is geregeld in artikel 4a en 6a, eerste lid, van de eerdergenoemde regeling. Op dit moment zijn er overigens noch onder Nederlandse registratie, noch onder een andere vlag, in nationale vaart varende passagiersschepen of hogesnelheidspassagiersvaartuigen die voor openbaar vervoer worden gebruikt.

Artikel II

Richtlijn 1999/35/EG bevat een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen. De lidstaten waarvan een haven wordt aangedaan door ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen, de zogenaamde staten van ontvangst, moeten een uitgebreid stelsel van inspecties ten aanzien van die schepen uitvoeren. De richtlijn is van toepassing op ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen, ongeacht de vlag die ze voeren.

Voor Nederlandse schepen is reeds in de Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen uitvoering aan richtlijn 1999/35/EG gegeven. Die regeling is op grond van artikel 2, tweede lid, eveneens van toepassing op buitenlandse ro-ro-veerboten en hogesnelheidsvaartuigen die een geregelde dienst van of naar een Nederlandse haven onderhouden, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van die regeling.

In artikel 5a van de Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersschepen is geregeld dat ro-ro-veerboten moeten voldoen aan de specifieke stabiliteiscriteria van richtlijn 2003/25/EG. In die richtlijn wordt het begrip ‘ro-ro-passagiersschepen’ gebruikt. Die definitie komt overeen met de in richtlijn 1999/35/EG gehanteerde definitie van ro-ro-veerboot. Derhalve is in de Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersschepen geen aparte definitie van ro-ro-passagiersschip opgenomen.

Er moet op grond van zowel richtlijn 1999/35/EG als richtlijn 2003/25/EG worden voorzien in het opleggen van sancties indien niet voldaan wordt aan de voorschriften van de richtlijn. In het opleggen van sancties aan onder Nederlandse registratie varende schepen is voorzien in de Schepenwet. Voor buitenlandse schepen is daarin voorzien in artikel 5b van de Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersschepen juncto artikel 7, eerste lid, van de Wet buitenlandse schepen.

Artikel III

Zoals hiervoor al is aangegeven, betreft de implementatie van richtlijnen 98/18/EG en 1999/35/EG alleen de voorschriften voor zover die betrekking hebben op buitenlandse schepen. De termijnen voor implementatie van die richtlijnen zijn al verstreken. De gevolgen van deze niet tijdige implementatie zijn echter gering. Er zijn immers op dit moment geen buitenlandse passagiersschepen in Nederlandse nationale vaart. Buitenlandse passagiersschepen die naar of vanuit een Nederlandse haven een geregelde dienst onderhouden, doen dat vanuit of naar een haven in een van de andere lidstaten (bijv. vanuit Hoek van Holland naar Harwich). Die schepen moeten al ingevolge de implementatieregelgeving van de desbetreffende lidstaat aan de eisen van richtlijn 1999/35/EG voldoen. Verder is relevant dat richtlijn 1999/35/EG een inspectieregime bevat. Ingevolge die richtlijn worden de hiervoor bedoelde schepen twee maal per jaar door Nederlandse inspecteurs gecontroleerd. Bij die controles is steeds gebleken dat aan de eisen van de richtlijn wordt voldaan.

De richtlijnen 2003/24/EG en 2003/25/EG moeten op 17 november 2004 zijn geïmplementeerd. De datum van inwerkingtreding van de artikelen van de Regeling zeegaande passagiersschepen in nationale vaart en de Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersschepen die strekken tot implementatie van richtlijnen 2003/24/EG en 2003/25/EG is niet bezwaarlijk. Immers, in de richtlijnen is voorzien in een gefaseerde inwerkingtreding van de verplichting voor bestaande schepen om aan de eisen van die richtlijnen te voldoen.

3. Transponeringstabel

Richtlijn 98/18/EG (voor zover het buitenlandse schepen betreft)

Implementatie in

Artikelen 3, 4, 5, 6, 10 en 11

artikelen 2, onderdeel b, en 6a van de Regeling zeegaande passagiersschepen in nationale vaart

  

Richtlijn 1999/35/EG (voor zover het buitenlandse schepen betreft)

Implementatie in

Artikelen 3, 4, 5, 6, 8, 10 en 17

artikelen 2, tweede lid, 3, 4, 5, 5a en 6 van de Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen,

Artikel 18

artikel 5b van de Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen

  

Richtlijn 2003/24/EG

Implementatie in

Artikel 1, eerste lid

deze definities zijn niet nodig in de Nederlandse regelgeving die strekt tot implementatie van deze richtlijn

Artikel 1, tweede lid

artikelen 3, tweede lid, en 6a van de Regeling zeegaande passagiersschepen in nationale vaart

Artikel 1, derde lid: artikel 6 bis

artikelen 4, 6 en 6a van de Regeling zeegaande passagiersschepen in nationale vaart

Artikel 1, derde lid: artikel 6 ter, eerste lid en derde lid, 1e alinea

artikelen 4a en 6a Regeling zeegaande passagiersschepen in nationale vaart

Artikel 1, derde lid: artikel 6 ter, tweede lid, derde lid, 2e alinea, en vierde lid

behoeven geen implementatie; het betreft de zorgplicht Nederland als lidstaat

Artikel 2

behoeft geen implementatie: betreft beëindiging van een specifieke regeling voor een andere lidstaat

Artikelen 3, 4 en 5

behoeven geen implementatie i.v.m. de aard van de artikelen

  

Richtlijn 2003/25/EG

Implementatie in

Artikel 1

behoeft geen implementatie i.v.m. de aard van het artikel

Artikel 2

artikel 2 van de Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen voor zover noodzakelijk voor de implementatie van deze richtlijn

Artikel 3

artikelen 2 en 3 Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen

Artikelen 4 en 5

behoeven geen implementatie; betreffen de zorgplicht van Nederland als lidstaat

Artikelen 6, 7, 8 en 9

artikel 5a j° 2, tweede lid, van de Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen

Artikel 10

artikel 6 van de Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen

Artikel 12

systematiek Schepenwet en voor buitenlandse schepen artikel 5b van de Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen

Artikelen 11, 13, 14 en 15

behoeven geen implementatie i.v.m. de aard van die artikelen

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

  • 1

    Stcrt. 2000, 170.

  • 2

    Stcrt. 2002, 27.

Naar boven