Examenreglement voor luchtvarenden 2004

Regeling tot vaststelling van een nieuw examenreglement met betrekking tot bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart (Examenreglement voor luchtvarenden 2004)

24 september 2004

Nr. HDJZ/LUV/2004-2358

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 14, vierde lid, en 16 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart;

Besluit:

§ 1

Algemeen

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. praktijkexamen: het onderzoek naar de mate waarin een kandidaat voldoet aan de bedrevenheideisen, bedoeld in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001, ten behoeve van de afgifte van een bewijs van bevoegdheid of een bevoegdverklaring;

c. proeve van bekwaamheid: het onderzoek naar de mate waarin een kandidaat voldoet aan de bedrevenheideisen, bedoeld in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001, ten behoeve van de verlenging of de hernieuwde afgifte van een bevoegdverklaring;

d. protocolhouder: een geregistreerde dan wel gekwalificeerde opleidingsinstelling of een luchtvaartmaatschappij die met de minister een protocol betreffende het toedelen van examinatoren heeft afgesloten;

e. theorie-examen: het onderzoek naar de mate waarin een kandidaat voldoet aan de kenniseisen, bedoeld in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001, ten behoeve van afgifte van een bewijs van bevoegdheid of een bevoegdverklaring.

2. In deze regeling wordt met de volgende toevoegingen bedoeld:

a. A: de categorie vliegtuigen (Aeroplanes);

b. H: de categorie helikopters (Helicopters);

c. FB: de categorie vrije ballonnen (Free Balloons);

e. E: boordwerktuigkundige (Cockpit Flight Engineer).

§ 2

Theorie-examen

Artikel 2

De examenplanning, de examenlocaties en het verschuldigde examengeld worden bekendgemaakt in de Aeronautical Information Circular, serie B.

Artikel 3

1. De kandidaat of de door hem gemachtigde opleidingsinstelling doet een aanvraag voor het afleggen van een theorie-examen op een door de minister beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

2. De minister verstrekt de kandidaat voor een theorie-examen een toelatingsbewijs, dat:

a. voor ATPL, CPL, behoudens CPL(FB), en IR geldig is voor alle vakken, voor ten hoogste vier examenpogingen per vak en voor ten hoogste zes examenzittingen;

b. voor CPL(FB), PPL en RPL geldig is voor alle vakken en meerdere pogingen;

c. het persoonsgebonden registratienummer en de geldigheidsduur van het toelatingsbewijs, te weten 18 maanden, gerekend vanaf de eerste dag van de maand na de maand waarin voor het eerst aan een examenzitting is deelgenomen, vermeldt.

Artikel 4

De kandidaat wordt slechts toegelaten tot het examen indien hij het verschuldigde examengeld heeft betaald en hij voor aanvang van het examen op de examenlocatie de volgende bescheiden overlegt:

a. een wettig en geldig legitimatiebewijs, en

b. een geldig toelatingsbewijs als bedoeld in artikel 3, tweede lid.

Artikel 5

1. Voor het afleggen van een theorie-examen is de kandidaat examengeld verschuldigd, volgens het door de minister vastgestelde en bekendgemaakte tarief. Voor de betaling van het examengeld ontvangt de kandidaat een factuur.

2. Indien de examineringinstantie uiterlijk acht dagen vóór de voor het desbetreffende theorie-examen vastgestelde datum schriftelijk bericht heeft ontvangen, dat de kandidaat niet aan het examen of een onderdeel daarvan zal deelnemen, zal het examengeld, verminderd met de administratiekosten, aan de kandidaat worden gerestitueerd.

3. Bij het niet dan wel niet tijdig verschijnen op het theorie-examen of op grond van geweigerde toegang als gevolg van het niet kunnen tonen van een geldig legitimatiebewijs of een geldig toelatingsbewijs als bedoeld in artikel 3, tweede lid, dan wel bij ongeldigverklaring van de uitslag van het desbetreffende theorie-examen, wordt het examengeld niet gerestitueerd.

Artikel 6

1. De kandidaat rondt het gehele theorie-examen af binnen 18 maanden, gerekend vanaf de eerste dag van de maand na de maand waarin de kandidaat voor het eerst heeft deelgenomen aan een examenzitting.

2. Indien de kandidaat niet in ten hoogste vier examenpogingen per vak binnen ten hoogste zes examenzittingen voor alle vakken van het desbetreffende theorie-examen is geslaagd, is de kandidaat afgewezen.

3. In het geval van het tweede lid vervallen de reeds behaalde resultaten en dient de kandidaat opnieuw het gehele theorie-examen af te leggen.

4. De minister kan, in overleg met de opleidingsinstelling, bepalen dat de kandidaat een extra theorieopleiding volgt, voordat het theorie-examen opnieuw wordt afgelegd.

5. In afwijking van het tweede lid geldt voor het theorie-examen voor RPL, PPL en CPL(FB) geen beperking ten aanzien van het aantal examenpogingen en -⁠zittingen.

Artikel 7

Bij het afnemen van een theorie-examen gelden wat betreft de examenvakken en duur van het examen de volgende eisen:

a. voor ATPL, CPL, behoudens CPL(FB), en IR: de eisen, gesteld in bijlage 1 bij JAR-FCL 1.470;

b. voor PPL(A) en RPL(A) respectievelijk PPL(H) en RPL(H): de eisen, gesteld in Bijlage 1 bij JAR-FCL 1.130 & 1.135 respectievelijk Bijlage 1 bij JAR-FCL 2.130 & 2.135;

c. voor CPL(FB): de eisen, gesteld in tabel 1 van bijlage 1, behorende bij deze regeling.

Artikel 8

1. De theorie-examens worden schriftelijk afgenomen.

2. In afwijking van het eerste lid wordt het theorie-examen voor CSR mondeling afgenomen tijdens het praktijkexamen.

3. De taal waarin de theorie-examens worden afgenomen is:

a. voor ATPL, CPL, behoudens het CPL(FB), en IR: Engels;

b. voor CPL(FB), PPL en RPL: Nederlands.

4. De minister stelt de inhoud van de examens vast.

5. Ten behoeve van het theorie-examen wordt een huishoudelijk reglement opgesteld.

6. Het gebruik van andere dan de in tabel 2 van bijlage 1, behorende bij deze regeling, vermelde materialen is tijdens het theorie-examen niet toegestaan.

7. Na afloop van het theorie-examen wordt het gemaakte examenwerk tezamen met de verstrekte materialen, bedoeld in het zesde lid, en de examenopgaven ingeleverd.

Artikel 9

1. Tegen de kandidaat die tijdens het afleggen van het theorie-examen onregelmatigheden pleegt, kunnen maatregelen worden getroffen.

2. Vastgestelde onregelmatigheden dienen door de surveillant onmiddellijk schriftelijk te worden gemeld aan de minister. Zo nodig wordt het niet-toegestane materiaal door de surveillant in beslag genomen en onmiddellijk overgedragen aan de minister.

3. Voorafgaand aan het opleggen van een maatregel wordt de kandidaat gehoord. Mogelijk in beslag genomen materiaal kan na het horen worden teruggegeven aan de kandidaat.

4. De kandidaat en de opleidingsinstelling worden van de maatregel schriftelijk in kennis gesteld.

5. Als maatregel, bedoeld in dit artikel, kan de minister de uitslag van het desbetreffende theorie-examen ongeldig verklaren.

Artikel 10

1. De beoordeling in hoeverre de kandidaat aan de kenniseisen voldoet, wordt uitgedrukt in een percentage van het totaal per vak toe te kennen aantal punten.

2. Een kandidaat is geslaagd voor een vak indien ten minste 75% van het totaal aan het desbetreffende vak toegekend aantal punten is behaald.

3. Het eindresultaat van de beoordeling per examen luidt:

a. indien alle vakken zijn behaald binnen het toegestane aantal pogingen en examenzittingen, bedoeld in artikel 7: geslaagd;

b. in de overige gevallen: afgewezen.

Artikel 11

Na het afleggen van een of meer vakken dan wel de afronding van het theorie-examen, voorziet de minister de kandidaat van een resultaatbrief.

Artikel 12

1. De kandidaat die het niet eens is met de uitslag van het theorie-examen kan binnen 14 dagen na de dag waarop de resultaatbrief is ontvangen schriftelijk een met redenen omkleed verzoek om herziening bij de minister indienen.

2. Het verzoekschrift wordt ondertekend en bevat de naam en het adres van de kandidaat, alsook het registratienummer van diens toelatingsbewijs.

3. Op verzoek kan de kandidaat, bedoeld in het eerste lid, inzage krijgen in het theorie-examen.

4. De minister neemt binnen tien weken na ontvangst van het verzoekschrift een beslissing op het verzoek.

§ 3

Praktijkexamen

Artikel 13

Een praktijkexamen en een proeve van bekwaamheid worden afgenomen op een luchtvaartuig dan wel een STD, die daartoe gekwalificeerd is op grond van de Regeling kwalificatie STD’s.

Artikel 14

1. De kandidaat of een door hem daartoe gemachtigde opleidingsinstelling doet een aanvraag voor het afleggen van een praktijkexamen of proeve van bekwaamheid op een door de minister dan wel een protocolhouder verstrekt aanvraagformulier.

2. Indien de opleidingsinstelling op het aanvraagformulier verklaart dat de kandidaat de vereiste opleiding binnen de maximale termijn heeft doorlopen dan wel dat de kandidaat die een geïntegreerde opleiding volgt, het desbetreffende theorie-examen heeft behaald en voldoende is voorbereid op het praktijkexamen, verstrekt de minister dan wel een protocolhouder de aanvrager een examenformulier.

3. Indien een kandidaat die een aanvraag doet voor het afleggen van het praktijkexamen voor het bewijs van bevoegdheid CPL(FB) aantoont dat het desbetreffende theorie-examen is behaald en aan de ervaringseisen is voldaan, verstrekt de minister de kandidaat een examenformulier.

4. De minister dan wel een protocolhouder verstrekt de aanvrager van een proeve van bekwaamheid de desbetreffende examenformulieren.

Artikel 15

1. De kandidaat laat zich ten behoeve van het afleggen van een praktijkexamen of proeve van bekwaamheid een geautoriseerde examinator als bedoeld in Hoofdstuk 2 van de Regeling examinatoren voor luchtvarenden 2004 toedelen door:

a. een protocolhouder; of

b. de minister.

2. De datum, tijdstip en locatie waarop het praktijkexamen of de proeve van bekwaamheid wordt afgelegd, worden vastgesteld door degene die krachtens het eerste lid de examinator toedeelt.

Artikel 16

1. Een kandidaat is voor het afleggen van een praktijkexamen of proeve van bekwaamheid een vergoeding verschuldigd aan:

a. indien artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van toepassing is: de protocolhouder, voor zover deze de kosten doorberekent;

b. indien artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van toepassing is: de minister.

2. Het bedrag van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op grondslag van artikel 4 van de Regeling examinatoren voor luchtvarenden 2004.

Artikel 17

De kandidaat wordt slechts toegelaten tot het praktijkexamen of de proeve van bekwaamheid indien hij voor aanvang aan de examinator, bedoeld in artikel 15, de volgende bescheiden overlegt:

a. een wettig en geldig legitimatiebewijs; en

b. een examenformulier.

Artikel 18

1. De kandidaat dan wel de opleidingsinstelling draagt zorg voor de beschikbaarheid van een luchtvaartuig of STD, voor zover van toepassing, voor het afleggen van een praktijkexamen of een proeve van bekwaamheid.

2. Praktijkexamens en proeven van bekwaamheid voor een ATPL, CFEL of een multi-pilot type bevoegdverklaring worden uitgevoerd in een STD als bedoeld in artikel 13, tenzij er geen STD beschikbaar is die het voor een examenonderdeel vereiste niveau van kwalificatie heeft, dan wel er voor het desbetreffende type luchtvaartuig geen gekwalificeerde STD voorhanden is.

3. De examenonderdelen die niet geëxamineerd kunnen worden in een STD, worden afgenomen in een luchtvaartuig van het desbetreffende type of de desbetreffende klasse.

Artikel 19

1. Een praktijkexamen en een proeve van bekwaamheid bestaan uit examensecties. Examensecties zijn onderverdeeld in examenitems, die uitsluitend positief of negatief kunnen worden beoordeeld.

2. Voor de beoordeling van examenitems worden met betrekking tot vliegers van vliegtuigen en helikopters, alsmede met betrekking tot boordwerktuigkundigen, de volgende toleranties toegepast:

a. voor ATPL(A) respectievelijk ATPL(H): de toleranties, bedoeld in bijlage 1 bij JAR-FCL 1.240 en 1.295, onderdelen 13 en 14, respectievelijk JAR-FCL 2.240 en 2.295, onderdelen 13 en 14;

b. voor CFEL: de toleranties, bedoeld in bijlage 1 bij JAR-FCL 4.240;

c. voor CPL(A) respectievelijk CPL(H): de toleranties, bedoeld in bijlage 1 bij JAR-FCL 1.170, onderdelen 12 en 13, respectievelijk bijlage 1 bij JAR-FCL 2.170, onderdelen 12 en 13;

d. voor PPL(A) of RPL(A) respectievelijk PPL(H) of RPL(H): de toleranties, bedoeld in bijlage 1 bij JAR-FCL 1.130 en 1.135, onderdelen 17 en 18, respectievelijk bijlage 1 bij JAR-FCL 2.130 en 2.135, onderdelen 17 en 18;

e. voor IR(A) respectievelijk IR(H):de toleranties, bedoeld in bijlage 1 bij JAR-FCL 1.210, onderdelen 12 en 13, respectievelijk bijlage 1 bij JAR-FCL 2.210, onderdelen 12 en 13;

f. voor een type- of klassebevoegdverklaring (A) respectievelijk (H) respectievelijk (E): de toleranties, bedoeld in bijlage 1 bij JAR-FCL 1.240 en 1.295, onderdelen 13 en 14, respectievelijk bijlage 1 bij JAR-FCL 2.240 en 2.295, onderdelen 13 en 14 respectievelijk bijlage 1 bij JAR-FCL 4.240.

Artikel 20

1. Bij het afnemen van een praktijkexamen wordt ten aanzien van de bewijzen van bevoegdheid uitgegaan van de volgende eisen en procedures, met dien verstande dat alle examensecties binnen ten hoogste 6 maanden worden behaald:

a. voor ATPL(A) respectievelijk ATPL(H): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.295 en bijlage 1 bij JAR-FCL 1.240 en 1.295, 1 - 12, respectievelijk JAR-FCL 2.295 en bijlage 1 bij JAR-FCL 2.240 en 2.295, 1 - 12;

b. voor CFEL: de eisen, bedoeld in bijlage 1 bij JAR-FCL 4.240;

c. voor CPL(A) respectievelijk CPL(H): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.170 en bijlage 1 bij JAR-FCL 1.170, 1 - 11 respectievelijk 2.170 en bijlage 1 bij JAR-FCL 2.170, 1 - 11;

d. voor PPL(A) respectievelijk PPL(H): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.135 en bijlage 1 bij JAR-FCL 1.130 en 1.135, 6 - 16 respectievelijk JAR-FCL 2.135 en bijlage 1 bij JAR-FCL 2.130 en 2.135, 6 - 16;

e. voor RPL(A), RPL(H) respectievelijk CPL(FB):

1°. de kandidaat heeft instructie gevolgd op dezelfde klasse vliegtuig, hetzelfde type helikopter respectievelijk dezelfde klasse vrije ballon als waarop het examen wordt afgelegd, wat betreft RPL(A) en RPL(H) in overeenstemming met de eisen gesteld aan opleidingsluchtvaartuigen in bijlage 2 bij de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001,

2°. extra vlieg- respectievelijk vaarinstructie kan worden vereist nadat de kandidaat is afgewezen en wordt vereist indien de kandidaat niet in twee pogingen alle secties heeft behaald,

3°. de kandidaat mag een onbeperkt aantal examenpogingen doen,

4°. het praktijkexamen kan geheel, respectievelijk gedeeltelijk wat betreft de niet voltooide secties, opnieuw worden afgelegd indien het examen wordt afgebroken door de examinator,

5°. iedere manoeuvre of procedure van het examen mag door de kandidaat worden herhaald,

6°. de examinator kan het examen afbreken indien de vaardigheid, waarvan de kandidaat blijk geeft, een volledig nieuw examen vereist, en

7°. de examinator is niet betrokken bij de bediening van het luchtvaartuig tenzij diens tussenkomst noodzakelijk is in het belang van de veiligheid of teneinde vertraging van overig verkeer te voorkomen.

2. Onverminderd het eerste lid is bij het afnemen van het praktijkexamen bijlage 2, behorende bij deze regeling van toepassing. Van deze bijlage kan worden afgeweken indien de strikte naleving ervan in het concrete geval niet nodig is en een onevenredig nadeel voor de kandidaat zou opleveren.

Artikel 21

1. Bij het afnemen van een praktijkexamen of een proeve van bekwaamheid wordt, wat betreft de bevoegdverklaringen, uitgegaan van de volgende eisen en procedures, met dien verstande dat alle examensecties binnen ten hoogste 6 maanden worden behaald:

a. voor IR(A) respectievelijk IR(H): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.210 en bijlage 1 bij JAR-FCL 1.210, 1 - 11, respectievelijk JAR-FCL 2.210 en bijlage 1 bij JAR-FCL 2.210, 1 - 11;

b. voor type- en klassebevoegdverklaringen (A) respectievelijk (H) respectievelijk (E): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.262 en bijlage 1 bij JAR-FCL 1.240 en 1.295, 1 - 12, respectievelijk JAR-FCL 2.245, 2.262 en bijlage 1 bij JAR-FCL 2.240 en 2.295, 1-12, respectievelijk JAR-FCL 4.245, 4.262 en bijlage 1 bij JAR-FCL 4.240;

c. voor FI(A) en IRI(A) respectievelijk FI(H) en IRI(H): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.345 en bijlage 1 en 2 bij JAR-FCL 1.330 en 1.345 respectievelijk JAR-FCL 2.345 en bijlage 1 bij JAR-FCL 2.330 en 2.345;

d. voor CRI(A): de eisen bedoeld in bijlage 1 bij JAR-FCL 1.330 en 1.345, examensecties 1, 2, 3, 5 en 7, voor zover het betreft meermotorige vliegtuigen, en examensecties 1, 2, 3, 4 en 7, voor zover het betreft eenmotorige vliegtuigen;

e. voor RFI(A) respectievelijk RFI(H): bijlage 1 bij JAR-FCL 1.330 respectievelijk bijlage 1 bij JAR-FCL 2.330, waarbij in plaats van FI, RFI moet worden gelezen en de onderdelen 7 en 8 van de bedoelde bijlage niet van toepassing zijn. Tijdens het praktijkexamen toont de aanvrager aan in staat te zijn een leerling-vlieger op te leiden voor een RPL, inclusief voor- en nabespreking van de vliegles en theorie;

f. voor klassebevoegdverklaringen in het bewijs van bevoegdheid CPL(FB): de eisen bedoeld in bijlage 2, behorende bij deze regeling.

2. Onverminderd het eerste lid is bij het afnemen van het praktijkexamen bijlage 2, behorende bij deze regeling van toepassing. Van deze bijlage kan worden afgeweken indien de strikte naleving ervan in het concrete geval niet nodig is en een onevenredig nadeel voor de kandidaat zou opleveren.

Artikel 22

1. De uitslag van een praktijkexamen wordt vastgesteld door de minister aan de hand van de gegevens die door de examinator, bedoeld in artikel 15, eerste lid, op het examenformulier zijn aangetekend.

2. Als uitslag van een praktijkexamen wordt vastgesteld:

a. indien alle vereiste examensecties, zonodig na herhaling, positief beoordeeld zijn: geslaagd;

b. indien de kandidaat voor ten hoogste één examensectie negatief is beoordeeld, en, indien het een praktijkexamen voor ATPL of een multi-pilot typebevoegdverklaring met uitzondering van CFEL betreft, voor ten hoogste vijf examenitems binnen een examensectie negatief is beoordeeld: gedeeltelijk geslaagd;

c. indien de kandidaat, na gedeeltelijk geslaagd te zijn, opnieuw examen aflegt voor de niet behaalde sectie en wederom negatief wordt beoordeeld voor een sectie: afgewezen;

d. in alle overige gevallen: afgewezen.

3. Een kandidaat wordt voor een examensectie negatief beoordeeld indien binnen die sectie een of meerdere examenitems negatief zijn beoordeeld.

4. Indien het resultaat van het praktijkexamen positief is beoordeeld als bedoeld in het tweede lid onder a behoudt dit resultaat gedurende zes maanden na het behalen daarvan zijn geldigheid.

5. De minister voorziet de kandidaat van een resultaatbrief met de uitslag van het praktijkexamen.

Artikel 23

1. Met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van een proeve van bekwaamheid is artikel 22, behoudens het vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

2. Indien de examinator een proeve van bekwaamheid positief beoordeelt, tekent hij dit aan op het examenformulier en tekent hij namens de minister de verlenging dan wel de hernieuwde afgifte aan op het document waarop bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen zijn weergegeven.

3. Indien de examinator een proeve van bekwaamheid negatief beoordeelt, tekent hij dit aan op het examenformulier.

Artikel 24

Met betrekking tot het praktijkexamen RT zijn de artikelen 3, eerste lid, 4, 14, eerste lid en 22, tweede lid, onderdelen a en d, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25

1. In afwijking van artikel 14 tot en met 22 kan de kandidaat aantonen te voldoen aan de bedrevenheidseisen voor afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte, bedoeld in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001, door met goed gevolg een praktijkexamen of proeve van bekwaamheid af te leggen, afgenomen door een examinator die in overeenstemming met de bepalingen van JAR-FCL is geautoriseerd door de bevoegde autoriteit van een staat, bedoeld in artikel 1 van de Regeling aanwijzing JAA-landen 2003.

2. Het gestelde in het eerste lid geldt niet:

a. in het kader van de afgifte van een bewijs van bevoegdheid, daarbij inbegrepen de gelijktijdig af te geven algemene en bijzondere bevoegdverklaringen, en

b. voor houders van een RPL of een CPL(FB).

3. Een praktijkexamen of proeve van bekwaamheid, bedoeld in het eerste lid, wordt door de kandidaat afgelegd en door de examinator afgenomen in overeenstemming met de voor het relevante praktijkexamen of de relevante proeve van bekwaamheid op JAR-FCL gebaseerde in de desbetreffende staat geldende regels.

4. Met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van zowel een praktijkexamen als een proeve van bekwaamheid is artikel 22 van overeenkomstige toepassing.

5. De uitslag wordt slechts vastgesteld na het overleggen aan de minister van een bewijs dat de examinator is toegedeeld in overeenstemming met de in de desbetreffende staat, bedoeld in het eerste en derde lid, geldende regels.

§ 4

Nationaal Expert Team

Artikel 26

1. Om de minister desgevraagd van advies te dienen en te ondersteunen wat betreft de theorie-examinering betreffende ATPL, CPL en IR respectievelijk PPL en RPL kan een Nationaal Expert Team ATPL/CPL/ IR en een Nationaal Expert Team CPL(FB)/PPL/RPL instellen.

2. Om de minister desgevraagd van advies te dienen en bij te staan wat betreft het standaardiseren en bewaken van de kwaliteit van de praktijkexamens kan de minister een Nationaal Expert Team-Praktijk instellen.

3. Het Nationaal Expert Team-Praktijk kan subcommissies, met de benaming standaardisatiecommissies instellen.

Artikel 27

1. Een Nationaal Expert Team bestaat uit een door de minister vast te stellen aantal leden, die door de minister worden benoemd voor een periode van ten hoogste 3 jaar. De leden kunnen telkens voor ten hoogste 3 jaar worden herbenoemd.

2. Leden van een Nationaal Expert Team als bedoeld in artikel 26, eerste lid, kunnen worden benoemd uit de kring van deskundigen met betrekking tot de relevante theorie-examenvakken.

3. Leden van het Nationaal Expert Team-Praktijk als bedoeld in artikel 26, tweede lid, kunnen worden benoemd uit de kring van examinatoren en senior-examinatoren, als bedoeld in de Regeling examinatoren voor luchtvarenden 2004.

4. De minister verleent tussentijds ontslag aan een lid van een Nationaal Expert Team:

a. op eigen verzoek, of

b. wegens ongeschiktheid voor de functie,

5. Elk Nationaal Expert Team stelt een reglement vast ter nadere regeling van haar werkzaamheden. Het reglement behoeft de goedkeuring van de minister.

6. De leden van een Nationaal Expert Team als bedoeld in artikel 26, eerste lid, houden de inhoud van theorie-examenvragen geheim.

Artikel 28

1. Een lid van een Nationaal Expert Team kan voor op verzoek van de minister uit te voeren taken een vergoeding declareren bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

2. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit:

a. een honorarium van € 200,– per dag, en

b. de ten behoeve van het uitvoeren van de taken gemaakte reis- en verblijfkosten die volgens het Reisbesluit binnenland worden vergoed.

3. Functionarissen in dienst van het Rijk, van een ander publiekrechtelijk lichaam dan het Rijk of van een door het Rijk in het leven geroepen instelling, dan wel van een instelling welker personeelskosten door het Rijk worden vergoed, ontvangen geen vergoeding als bedoeld in het eerste lid, indien hun benoeming haar oorzaak vindt in de functie die zij vervullen.

§ 5

Slotbepalingen

Artikel 29

Het Examenreglement voor luchtvarenden 2001 wordt ingetrokken.

Artikel 30

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2004. Indien de Staatscourant, waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 29 september 2004, treedt zij in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 oktober 2004.

Artikel 31

Deze regeling wordt aangehaald als: Examenreglement voor luchtvarenden 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, M.H. Schultz van Haegen.

Toelichting

Algemeen

Het nieuwe Examenreglement voor luchtvarenden 2004 dient ter uitvoering van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, zoals dit met ingang van 1 oktober 2004 is gewijzigd, en legt de regels vast voor de deelname aan en het verloop van theorie- en praktijkexamens voor luchtvarenden. Het vervangt het Examenreglement voor luchtvarenden 2001, dat ten opzichte van de JAR-FCL (Joint Aviation Requirements - Flight Crew Licensing) van de JAA (Joint Aviation Authorities), voor zover die in Nederland van toepassing zijn verklaard, enkele omissies bevatte. Voorts moet worden geconstateerd, dat de huidige regeling niet meer geheel aansluiten bij de praktijk van examinering, die leidt tot meer efficiëntie bij het afnemen van examens voor luchtvarenden. Ook dient voorzien te worden in regelgeving voor het examen ter verkrijging van een nieuw bewijs van bevoegdheid voor commerciële ballonvaarders, het CPL(FB), in de uitwerking van de afschaffing van het RPL(FB) en de RPL(G).Voorts is in deze regeling het aanmelden voor en het afnemen van het praktijkexamen RT alsook het afnemen van een praktijkexamen door een JAA-examinator geregeld. Het laatste vanwege het gegeven dat op grond van JAR-FCL 1.015 (a)(1) tussen de autoriteiten van de JAA-lidstaten is afgesproken dat autorisaties van praktijkexaminatoren, afgegeven in overeenstemming met JAR-FCL, onderling worden erkend.

Verder zijn de protocolhouder en het Nationaal Expert Team-Praktijk (NET-P) in de regeling verankerd. Een protocolhouder is een geregistreerde dan wel gekwalificeerde opleidingsinstelling als bedoeld in de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001 of een luchtvaartmaatschappij die met de minister een protocol betreffende het afnemen van examens heeft afgesloten en uit hoofde daarvan (geautoriseerde) examinatoren kan toedelen aan kandidaten voor het afleggen van een praktijkexamen (de zogenoemde ‘skilltests’) dan wel een proeve van bekwaamheid (de zogenoemde ‘profchecks’).

Het NET-P heeft een taak toebedeeld gekregen voor praktijkexamens en proeven van bekwaamheid. Door deze adviescommissie worden adviezen voorbereid aan de Divisie Luchtvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat met betrekking tot in te voeren verbeteringen, regels dan wel regelingen en toe te passen normen met betrekking tot praktijkexamens en proeven van bekwaamheid. Tevens fungeert zij als klankbord voor de praktijkexaminatoren.

Teneinde de procedures bij de praktijkexamens dan wel de proeven van bekwaamheid transparanter te maken, zijn in een bijlage bij de regeling richtlijnen voor het afnemen van de vaardigheidstests opgenomen.

Een en ander heeft er toe geleid, dat vanwege de overzichtelijkheid gekozen is voor het opzetten van een nieuw examenreglement en niet is volstaan met een wijzigingsregeling.

Artikelgewijs

Artikel 1

Een praktijkexamen en proeve van bekwaamheid betreffen beide een vaardigheidstest. In JAR-FCL,waarnaar de regeling deels verwijst, wordt een vaardigheidstest omschreven als een demonstratie van vaardigheid ten behoeve van de afgifte van een bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring, waarbij enig mondeling examen is inbegrepen voorzover de examinator dit verlangt.

Het praktijkexamen of ‘skilltest’ respectievelijk de proeve van bekwaamheid of ‘profcheck’ hebben betrekking op de afgifte respectievelijk de verlenging dan wel de hernieuwde afgifte van een bewijs van bevoegdheid of een bevoegdverklaring.

De kenniseisen, genoemd in de definitie van theorie-examen, en de bedrevenheideisen zijn, afzonderlijk voor elk der bevoegdverklaringen, uitgewerkt in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001.

Artikel 2

Publicatie van de in dit artikel genoemde informatie in de Staatscourant is niet langer verplicht. Naast de bekendmaking in een Aeronautical Information Circular wordt het aan de examineringinstantie overgelaten de desbetreffende informatie op een andere geschikte wijze bekend te maken.

Artikel 3

De geldigheid van het toelatingsbewijs hangt samen met de termijn waarbinnen uiterlijk alle theorie-examens moeten zijn behaald.

Artikel 5

Gebleken is dat omtrent de hoogte, de betaling en de restitutie van examengelden in de praktijk veel misverstanden konden ontstaan. Teneinde deze misverstanden tegen te gaan, zijn in dit artikel regels betreffende het examengeld en de eventuele restitutie daarvan vastgelegd. Recht op restitutie bestaat in principe alleen als tijdig en schriftelijk bericht van verhindering is gegeven. Anderszins bestaat alleen in bijzondere gevallen nog een mogelijkheid van restitutie.

Artikel 8

In het derde lid wordt bepaald, dat de theorie-examens voor ATPL, CPL en IR in het Engels worden afgenomen. Hogere regelgeving verzet zich niet hiertegen en ook is niet gebleken dat de luchtvaartsector overwegende bezwaren hiertegen heeft. Aangezien in de luchtvaartsector het Engels vaak als voertaal wordt gebruikt, ligt het zelfs voor de hand dat de examens in deze taal worden afgenomen. Bovendien maakt het afnemen van deze theorie-examens in het Engels dat de examens efficiënter en goedkoper kunnen worden afgenomen. Daarbij komt, dat tot december 2002 de opleidingen voor deze bewijzen van bevoegdheid respectievelijk bevoegdverklaring werden verzorgd in het Nederlands. Na die datum zijn de opleidingsinstellingen ertoe overgegaan hun opleidingsmateriaal in het Engels te vertalen. Dit in verband met de in JAR-FCL gestelde eis, dat de houder van deze JAR-FCL bewijzen van bevoegdheid (met bevoegdverklaring instrumentvliegen) kennis van de Engelse taal dienen aan te tonen. Aan deze voorwaarde kan namelijk worden voldaan indien de kandidaat is geslaagd voor een in het Engels afgenomen vaardigheidstest.

Artikel 9

In de oude regeling ontbraken regels ten aanzien van geconstateerde onregelmatigheden tijdens een theorie-examen, hetgeen in de praktijk als een gemis wordt ervaren. Met de in dit artikel geformuleerde regels – zogenoemde fraudebepalingen – wordt in deze lacune voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het gebruik van niet-toegestane materialen of het afkijken.

Artikel 12

In de vorige regeling werd gesproken van een bezwaarschrift. Ingevolge artikel 8:4, aanhef en onder e, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, voorzover hier van belang, geen beroep worden ingesteld tegen een besluit inzake het kennen of kunnen van een kandidaat die terzake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:1, eerste lid, van de Awb kan tegen zulk een besluit ook geen bezwaarschrift worden ingediend.

Mede als gevolg van het ontbreken van een examencommissie wordt het wenselijk geacht dat een kandidaat die het niet eens is met de uitslag van zijn theorie-examen bij de minister een verzoek om herziening ervan kan indienen alvorens die kandidaat de civiele rechter adieert.

Er kunnen bij of krachtens deze regeling evenwel besluiten worden genomen waartegen wel beroep bij de administratieve rechter kan worden ingesteld, en derhalve ook een bezwaarschrift in de zin van de Awb. Te denken valt onder meer aan het opleggen van een maatregel na constatering van een onregelmatigheid tijdens een theorie-examen.

Artikel 23

Een (geautoriseerde) examinator kan krachtens artikel 3 van de Regeling examinatoren voor luchtvarenden 2004, indien een kandidaat een proeve van bekwaamheid met goed gevolg heeft afgelegd en aan alle overige voorwaarden is voldaan, de desbetreffende bevoegdverklaring te verlengen dan wel hernieuwd af te geven door daarvan namens de minister aantekening te maken op het document, waarop bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen worden weergegeven.

Artikel 25

Op grond van JAR-FCL 1.015 (a)(1) is tussen de autoriteiten van de JAA-lidstaten afgesproken dat autorisaties van praktijkexaminatoren, afgegeven in overeenstemming met JAR-FCL, onderling worden erkend. Het onderhavige artikel strekt ertoe, deze afspraak in de Nederlandse regelgeving door te voeren. Op basis van dit artikel kan een praktijkexamen of proeve van bekwaamheid worden afgenomen door een praktijkexaminator die niet door de Nederlandse minister, maar wel door de autoriteiten van een andere JAA-staat die de afspraken van JAR-FCL heeft geïmplementeerd, is geautoriseerd. De autorisatie moet dan wel zijn afgegeven in overeenstemming met de bepalingen van JAR-FCL.

Een uitzondering op de bovenstaande mogelijkheid wordt ten eerste gemaakt voor praktijkexamens die worden afgenomen in het kader van de afgifte van een bewijs van bevoegdheid, daarbij inbegrepen de gelijktijdig af te geven algemene en bijzondere bevoegdverklaringen. Volgens JAR-FCL dient het gehele opleidingstraject voor een JAR-FCL bewijs van bevoegdheid, inclusief de theorie- en praktijkexamens, in een en dezelfde JAA-staat te worden voltooid. Deze staat wordt dan uiteindelijk de staat van initiële afgifte van het bewijs van bevoegdheid. Kiest men derhalve in het kader van een opleidingstraject voor een praktijkexamen, afgenomen door een praktijkexaminator die is geautoriseerd door de autoriteiten van een bepaalde JAA-staat, dan volgt hieruit dat het gehele opleidingstraject in die bepaalde staat dient te worden gevolgd, alsmede dat die staat ook de staat van afgifte van het betreffende bewijs van bevoegdheid wordt. Om deze reden is opname van praktijkexamens die worden afgenomen in het kader van de afgifte van een bewijs van bevoegdheid in onderhavig artikel niet aan de orde.

Ten tweede worden praktijkexamens en proeven van bekwaamheid van houders van een RPL uitgezonderd. De RPL-systematiek is niet ingericht conform de normen van JAR-FCL en blijft om deze reden buiten de hierin vervatte afspraken.

Een praktijkexamen of proeve van bekwaamheid, bedoeld in het onderhavige artikel, wordt afgenomen en afgelegd in overeenstemming met de op JAR-FCL gebaseerde bepalingen die voor het relevante praktijkexamen of de relevante proeve van bekwaamheid gelden in de staat die de autorisatie van de betreffende praktijkexaminator heeft afgegeven. Om zeker te stellen dat de praktijkexaminator is ingedeeld volgens de geldende regels van die staat, wordt de uitslag van het examen slechts vastgesteld na overleggen van een bewijs hiervan.

De uitslag van het examen of de proeve van bekwaamheid wordt vastgesteld door de minister, aan de hand van de door de praktijkexaminator op het examenformulier (dat binnen de JAA is gestandaardiseerd) aangetekende gegevens.

Een niet-Nederlands geautoriseerde praktijkexaminator is na het afnemen van een proeve van bekwaamheid niet gerechtigd namens de minister verlenging aan te tekenen van de betreffende bevoegdverklaring. Deze handeling is voorbehouden aan door de Nederlandse minister geautoriseerde praktijkexaminatoren. De verlenging zal in casu worden aangetekend op een nieuw, door de minister verstrekt, brevetdocument.

Ten overvloede wordt nog vermeld dat een niet-Nederlands geautoriseerde praktijkexaminator geen vergoeding kan declareren bij de Nederlandse minister.

Artikel 28

In de oude regeling bedroeg de vergoeding €188,35. Bij de bepaling van de nieuwe vergoeding is de indexering van 2001 naar 2002 en van 2002 naar 2003 meegenomen. Voor de indexering is gebruik gemaakt van de consumentenprijsindex.

De indexering is 3,4% van 2001 naar 2002 en vervolgens 2,4% naar 2003, hetgeen leidt tot een verhoging van de vergoeding tot afgerond € 200,00.

Verwijzingen in de regeling naar JAR-FCL (Joint Aviation Requirements – Flight Crew Licensing) hebben evenals de vorige regeling betrekking op de Nederlandstalige versie van JAR-FCL 1, 2 en 4, zoals die ter inzage liggen bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat, divisie Luchtvaart, Saturnusstraat 50 te Hoofddorp. Wijzigingen in JAR-FCL worden bekendgemaakt in de Staatscourant en eveneens ter inzage gelegd. Wijzigingen gelden vanaf de datum waarop zij moeten zijn geïmplementeerd tenzij de Minister van Verkeer en Waterstaat (hierna te noemen: de minister) een ander tijdstip vaststelt en in de Staatscourant bekendmaakt.

In het slotformulier van de regeling is voorts bepaald, dat de bijlage wordt bekendgemaakt door terinzagelegging. De terinzagelegging vindt plaats bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Hoofddirectie Juridische Zaken, Koningskade 4 te Den Haag. Tevens vindt terinzagelegging plaats bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat, divisie Luchtvaart.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M.H. Schultz van Haegen

Naar boven