Wijziging Subsidieregeling natuurbeheer 2000 en Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (tweede tranche revisie Programma Beheer)

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 21 september 2004, nr. TRCJZ/2004/5399, houdende wijziging van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 en van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (tweede tranche revisie Programma Beheer)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de Verordening nr. 1257/99 van 17 mei 1999 van de Raad van de Europese Unie inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europese Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen;

Gelet op artikel 29, eerste lid, van de Wet agrarisch grondverkeer;

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel I

De Subsidieregeling natuurbeheer 20001 , zoals deze per 1 oktober 2004 is gewijzigd ingevolge de Regeling van 21 oktober 2003 van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit houdende wijziging van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (Stcrt. 205), wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. terrein: gebied, niet zijnde een erf of tuin, dat niet wordt doorsneden door:

i. wegen breder dan 5 meter,

ii. waterlopen die op enig punt breder zijn dan 25 meter,

iii. een dubbelsporige spoorlijn, of

iv. een geëlektrificeerde spoorlijn,

en ten hoogste tot een oppervlakte van 1% van het gebied bestaat uit bebouwing;

c. beheerder: eigenaar van een terrein, erfpachter van een terrein met een erfpachtovereenkomst met een duur van ten minste 25 jaar of gebruiksgerechtigde op basis van een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet van een terrein dat is begrensd ingevolge artikel 142, eerste lid, onderdeel b, van de Landinrichtingswet of dat in het landinrichtingsplan, bedoeld in artikel 73 van de Landinrichtingswet, is aangeduid als te realiseren natuurterrein of reservaat;

d. landbouwgrond: grond waarop ten minste vanaf 31 juli 1992 enige vorm van akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw – daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen – en elke andere vorm van bodemcultuur hier te lande, met uitzondering van bosbouw, wordt bedreven, of gronden die uit productie zijn genomen in het kader van de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland of de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen;

e. basispakket: in één van de bijlagen 12 tot en met 21 beschreven samenstel van in een terrein voorkomende flora, beheersvoorschriften of terreinkenmerken;

f. pluspakket: in één van de bijlagen 22 tot en met 41 beschreven samenstel van in een terrein voorkomende flora, fauna, beheersvoorschriften of terreinkenmerken;

g. landschapspakket: in één van de bijlagen 42 tot en met 56 beschreven samenstel van in een terrein voorkomende en karakteristiek voor het landschap zijnde landschappelijke elementen;

h. recreatiepakket: in bijlage 58 beschreven samenstel van recreatieve voorzieningen in een terrein en kenmerken van een terrein;

i. beheerseenheid: oppervlakte-eenheid binnen een terrein waarop een basis-, plus-, recreatie- of landschapspakket ontwikkeld, omgevormd of in stand gehouden wordt;

j. beheerssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel a;

k. recreatiesubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel d;

l. inrichtingssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel c;

m. subsidie functieverandering: subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b;

n. landschapssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel e;

o. beheersbijdrage: onderscheidenlijk bedrag als bedoeld in de bijlagen 12 tot en met 56;

p. recreatiebijdrage: bedrag als bedoeld in bijlage 58;

q. bureau beheer landbouwgronden: bureau als bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer;

r. natuurgebiedsplan: plan als bedoeld in artikel 13;

s. natuurgebied: gebied dat als zodanig is begrensd in een natuurgebiedsplan;

t. ruilgebied: gebied grenzend aan een gebied als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel f, onderscheidenlijk g, bestaande uit landbouwgronden die uitsluitend verworven kunnen worden met het oogmerk om te ruilen met landbouwgronden gelegen in gebieden als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel f, onderscheidenlijk g;

u. Dienst Regelingen: Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

v. tijdvak: ononderbroken periode van zes jaar;

w. GVE: grootvee-eenheden, berekend door omrekening aan de hand van de tabel van Verordening (EEG) nr. 2078/92, betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer (Pb EG 1992, L 215);

x. Nationaal Groenfonds: Stichting Groenfonds, gevestigd te ’s-Gravenhage en kantoorhoudend te Hoevelaken;

y. landinrichtingsplan: landinrichtingsplan als bedoeld in artikel 73 van de Landinrichtingswet, aanpassingsplan als bedoeld in artikel 102 van de Landinrichtingswet, plan van voorzieningen als bedoeld in artikel 81 van de Reconstructiewet Midden-Delfland, herinrichtingsplan als bedoeld in artikel 16 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën of reconstructieplan als bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;

z. plan van toedeling: plan van toedeling als bedoeld in artikel 201 van de Landinrichtingswet, als bedoeld in artikel 81 van de Reconstructiewet Midden-Delfland, als bedoeld in artikel 85 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën of als bedoeld in artikel 62 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;

aa. verdunningsfactor: quotiënt van de oppervlakte van de grond verkregen door hemelsbreed een lijn te trekken om de buitenste hoeken van de buitenste terreinen waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de totale oppervlakte van de in dat gebied gelegen terreinen waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

2. Voor de toepassing van deze regeling wordt onder ‘terrein’ mede verstaan: samenstel van terreinen dat door een beheerder als een geheel wordt beheerd.

3. Ten aanzien van een aanvraag voor subsidie die is ingediend vóór 25 oktober 2003 wordt, in zoverre in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, voor de toepassing van deze regeling onder beheerder verstaan: ondernemer, dan wel enige andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die krachtens zakelijk of duurzaam persoonlijk recht beschikt over het recht tot gebruik en beheer van een terrein, doch voor zover het een vereniging betreft, slechts een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen d en g vervallen.

2. De onderdelen e en f worden geletterd d en e.

3. In onderdeel d (nieuw) wordt de puntkomma vervangen door: , of.

4. In onderdeel e (nieuw) wordt de puntkomma vervangen door een punt.

C

In artikel 3, tweede lid, wordt ‘de hoofdstukken 4, 6 en 9’ vervangen door ‘de hoofdstukken 4 en 6’ en wordt ‘bureau’ vervangen door: bureau beheer landbouwgronden.

D

In de artikelen 5, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, 91a, eerste lid, 94, eerste lid, 95, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en tweede en derde lid, 96, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en 97 wordt ‘bureau’ telkens vervangen door: bureau beheer landbouwgronden.

E

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het achtste lid komt te luiden:

8. Aanvragen tot subsidieverlening worden beoordeeld aan de hand van natuurgebiedsplannen zoals deze door gedeputeerde staten van een provincie zijn vastgesteld en van kracht zijn uiterlijk 25 dagen voor openstelling van de desbetreffende aanvraagperiode.

2. Het negende lid vervalt.

F

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘het recreatiepakket’ ingevoegd: en het maximumbedrag aan inrichtingssubsidie.

2. In het tweede lid wordt ‘en recreatiebijdrage’ vervangen door: , recreatiebijdrage en maximumbedrag aan inrichtingssubsidie.

G

In artikel 10 vervalt de zinsnede ‘of een bijzonder basis-, plus-, of landschapspakket als bedoeld in artikel 15’.

H

In artikel 11, tweede lid, wordt ‘minder dan € 50,– per jaar’ vervangen door: minder dan € 170,– per jaar.

I

Aan artikel 13 wordt het volgende lid toegevoegd:

5.

Voor zover in natuurgebiedsplannen quota zijn opgenomen wordt met deze quota geen rekening gehouden bij de beoordeling van subsidieaanvragen.

J

Artikel 15 vervalt.

K

In artikel 17 wordt ‘het Natuurbeleidsplan bedoeld in de Natuurbeschermingswet’ vervangen door: het natuurbeleidsplan, bedoeld in hoofdstuk II van de Natuurbeschermingswet 1998.

L

In de artikelen 19, eerste lid, 33, eerste lid, onderdelen j en k, 36, eerste lid, 48, derde lid, 64, derde lid, 65, eerste lid, 72, onderdeel b, 78, onderdelen b en c, 89 en 100, tweede lid, wordt ‘LASER’ telkens vervangen door: de Dienst Regelingen.

M

In artikel 23, tweede lid, wordt ‘of in verband met een vergroting van areaal’ vervangen door: of aan wie.

N

In artikel 27, onderdeel c, wordt onder vernummering van de subonderdelen 1 tot en met 8 tot 2° tot en met 9°, het volgende subonderdeel toegevoegd:

1°. de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer;.

O

Aan artikel 33, eerste lid, onderdeel g, wordt onder vervanging van de puntkomma door een komma, het volgende toegevoegd: tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is.

P

Artikel 34 komt te luiden:

Artikel 34

1. De minister verstrekt binnen acht weken na afloop van het eerste jaar van het tijdvak een voorschot en vervolgens telkens ten minste een jaar later. De hoogte van het voorschot komt overeen met de beheersbijdrage van elk van de basis- of pluspakketten waarvoor ten behoeve van het desbetreffende terrein voor dat tijdvak subsidie wordt verleend.

2. In afwijking van het eerste lid wordt in een jaar het voorschot verminderd met 100% als de beheerder in de twee jaar voorafgaande aan de verstrekking van het voorschot op enig moment niet heeft voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 33, onderdelen b tot en met k, of enig ander voorschrift in de beschikking tot subsidieverlening niet heeft nageleefd, tenzij de aard en de ernst van het niet-nakomen van de genoemde verplichtingen aanleiding geven tot vermindering met een lager percentage.

3. Per terrein kunnen per tijdvak ten hoogste vijf voorschotten worden verstrekt.

Q

Artikel 35 vervalt.

R

Aan artikel 40, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt door een komma het volgende toegevoegd: tenzij die publiekrechtelijke rechtspersoon het terrein in gebruik heeft gegeven aan een ander, niet zijnde een publiekrechtelijke rechtspersoon, op basis van een erfpachtovereenkomst met een duur van ten minste 25 jaar.

S

Artikel 44 komt te luiden:

Artikel 44

1. De subsidie voor functieverandering wordt bepaald aan de hand van het bedrag waarmee het desbetreffende terrein in waarde daalt als gevolg van de omvorming van landbouwgrond in bos of natuurterrein.

2. De minister bepaalt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van een door de Dienst landelijk gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uitgevoerde taxatie.

T

Artikel 45 komt te luiden:

Artikel 45

Indien subsidie functieverandering wordt verstrekt, vermeldt de beschikking tot subsidieverstrekking in ieder geval:

a. de ligging en de grootte van het terrein;

b. het doel van de subsidie, bestaande uit de verplichting, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel i;

c. de datum waarop het tijdvak waarover subsidie functieverandering wordt verstrekt, aanvangt, en

d. het bedrag, bedoeld in artikel 44, eerste lid, en de berekening op basis waarvan de subsidie functieverandering wordt vastgesteld.

U

Artikel 46 komt te luiden:

Artikel 46

1. Subsidie functieverandering ten behoeve van de ontwikkeling van één of meerdere natuurdoelpakketten op landbouwgrond wordt verstrekt onder de voorwaarde dat binnen 8 maanden na de datum van verzending of uitreiking van de beschikking tot subsidieverstrekking:

a. een overeenkomst tussen degene aan wie de grond toebehoort en de minister, handelend namens de Staat der Nederlanden, tot stand komt waarin is opgenomen:

i. de verplichting van degene aan wie de grond toebehoort de desbetreffende landbouwgrond niet te gebruiken of te doen gebruiken met het oog op de uitoefening van de landbouw, en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling of instandhouding van het betrokken basis- of pluspakket op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;

ii. dat die verplichting zal overgaan op degenen die de grond onder bijzondere titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn degene die van de rechthebbende een recht tot gebruik van het goed zullen verkrijgen, en

iii. dat de overeenkomst zal worden ingeschreven in de openbare registers, en

b. een overeenkomst tot voorfinanciering tussen degene aan wie de grond toebehoort en het Nationaal Groenfonds tot stand komt waarin is opgenomen:

i. de verplichting van degene aan wie de grond toebehoort het bedrag, bedoeld in artikel 44, eerste lid, in zijn geheel te laten voorfinancieren door het Nationaal Groenfonds, en

ii. de verplichting van het Nationaal Groenfonds het bedrag, bedoeld in artikel 44, eerste lid, in zijn geheel te betalen binnen 8 weken nadat zowel de desbetreffende overeenkomst is ondertekend als de overeenkomst, bedoeld in onderdeel a, is ingeschreven in de openbare registers.

2. De kosten voor de inschrijving in de openbare registers van de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, alsmede de kosten die voortvloeien uit de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, komen voor rekening van de minister.

3. De minister kan een model voor een overeenkomst als bedoeld in het eerste of tweede lid vaststellen dat op aanwijziging van de directeur van de Dienst Regelingen wordt gebruikt.

V

De artikelen 47 tot en met 49 vervallen.

W

Artikel 50 komt te luiden:

Artikel 50

Inrichtingssubsidie wordt verstrekt voor de duur van ten hoogste een tijdvak.

X

Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Inrichtingssubsidie wordt verstrekt ten behoeve van terreinen gelegen in natuurgebieden voor zover:

a. deze betrekking heeft op het, door middel van eenmalige maatregelen, rechtstreeks wijzigen van de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende terrein, gericht op de omvorming of ontwikkeling van een of meerdere basis- of pluspakketten of landschapspakketten ten behoeve van het realiseren van een basis- of pluspakket of een landschapspakket voor zover dat in overeenstemming is met het desbetreffende natuurgebiedsplan of

b. deze betrekking heeft op beheersmaatregelen die gericht zijn op de omvorming of ontwikkeling van een of meerdere basis- of pluspakketten of landschapspakketten ten behoeve van het realiseren van een basis- of pluspakket of een landschapspakket voor zover dat in overeenstemming is met het desbetreffende natuurgebiedsplan.

2. Het derde lid vervalt.

Y

Artikel 54, onderdeel b, komt te luiden:

b. van een landschapspakket voor een landschapselement waarvan de oppervlakte, de lengte of het aantal niet voldoet aan de eisen die met betrekking tot de oppervlakte, de lengte of het aantal zijn gesteld in de bijlage waarin het desbetreffende landschapspakket is vermeld.

Z

Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel g vervalt.

2. De onderdelen h tot en met l worden geletterd g tot en met k.

AA

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, vervalt.

2. Aan het tweede lid wordt onder vervanging van de punt door een komma het volgende toegevoegd: tenzij die publiekrechtelijke rechtspersoon het terrein in gebruik heeft gegeven aan een ander, niet zijnde een publiekrechtelijke rechtspersoon, op basis van een erfpachtovereenkomst met een duur van ten minste 25 jaar.

AB

Artikel 60 komt te luiden:

Artikel 60

1. Inrichtingssubsidie bedraagt 95% van de werkelijk gemaakte noodzakelijke subsidiabele kosten, met dien verstande dat geen vergoeding wordt verstrekt voor zover deze kosten meer bedragen dan een door de minister bij de subsidieverlening te bepalen maximumbedrag.

2. Het bedrag aan inrichtingssubsidie als bedoeld in artikel 51, eerste lid, onderdeel a, dat ten hoogste kan worden verstrekt is opgenomen in bijlage 64 bij deze regeling.

AC

Artikel 62, onderdeel c, komt te luiden:

c. de datum waarop de periode waarover inrichtingssubsidie wordt verleend aanvangt en eindigt.

AD

Artikel 63 komt te luiden:

Artikel 63

De subsidieontvanger is verplicht de maatregelen overeenkomstig het inrichtingsplan als bepaald bij de subsidieverlening uit te voeren en overeenkomstig de tijdsplanning, bedoeld in artikel 55, onderdeel g.

AE

Aan de artikelen 68 en 74, derde lid, wordt onder vervanging van de punt door een komma telkens het volgende toegevoegd: tenzij die publiekrechtelijke rechtspersoon het terrein in gebruik heeft gegeven aan een ander, niet zijnde een publiekrechtelijke rechtspersoon, op basis van een erfpachtovereenkomst met een duur van ten minste 25 jaar.

AF

De artikelen 80 tot en met 87 en het opschrift van hoofdstuk 9 vervallen.

AG

Artikel 88 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt ‘De artikelen 1 tot en met 12’ vervangen door: De artikelen 1 tot en met 11, eerste lid, 12.

2. Het volgende lid wordt toegevoegd:

7. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt afgewezen indien de subsidie door toewijzing van dat verzoek met minder dan € 50,– per jaar zou toenemen.

AH

Na artikel 88a wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 88b

In geval subsidie is verleend met betrekking tot een terrein waarvan de oppervlakte waarop de subsidieverlening betrekking heeft groter is dan de daadwerkelijke oppervlakte wordt de subsidieverlening als volgt gewijzigd:

a. de subsidieverlening wordt gebaseerd op de daadwerkelijke oppervlakte als de afwijking ten hoogste 3% is;

b. de subsidieverlening wordt gebaseerd op de daadwerkelijke oppervlakte, verminderd met tweemaal het vastgestelde verschil tussen de oppervlakte waarop de subsidieverlening betrekking heeft en de daadwerkelijke oppervlakte wanneer dit verschil groter is dan 3% of 2 hectare maar niet groter dan 20%;

c. de subsidieverlening wordt ingetrokken, wanneer het verschil tussen de oppervlakte waarop de subsidieverlening betrekking heeft en de daadwerkelijke oppervlakte groter is dan 20%.

AI

In artikel 90, eerste lid, wordt ‘hoofdstuk 4, 6, 7, 8, of 9’ vervangen door ‘hoofdstuk 4, 6, 7 of 8’ en wordt ‘LASER’ vervangen door: de Dienst Regelingen.

AJ

Artikel 101 komt te luiden:

Artikel 101

1. Beheerders die vóór 25 oktober 2003 een beschikking tot subsidieverlening hebben ontvangen met betrekking tot een bedrag als bedoeld in artikel 30, zoals dat luidde tot 25 oktober 2003, behouden het recht op dat bedrag, tenzij zij met betrekking tot hetzelfde terrein tevens een bijdrage ontvangen voor een recreatiepakket als bedoeld in bijlage 58, zoals die luidde tot 25 oktober 2003.

2. Beheerders die vóór 25 oktober 2003 een beschikking tot subsidieverlening hebben ontvangen met betrekking tot de bijdrage voor begrensde waardevolle bosgemeenschappen als bedoeld in bijlage 38, laatste alinea, zoals die luidde tot 25 oktober 2003, behouden het recht op die bijdrage tot het eind van het tijdvak waarop de subsidieverlening betrekking heeft.

3. Beheerders die vóór 25 oktober 2003 een beschikking tot subsidieverlening hebben ontvangen met betrekking tot de recreatiebijdrage voor een recreatiepakket als bedoeld in bijlage 58 of 59, zoals die luidden tot 25 oktober 2003, ontvangen die bijdrage met ingang van 1 januari 2004 op grond van bijlage 58.

AK

Na artikel 101 worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 101a

1. Beheerders die vóór 25 oktober 2003 een beschikking tot subsidieverlening hebben ontvangen met betrekking tot een landschapspakket als bedoeld in de bijlagen 42 tot en met 46 of 49, zoals die luidden tot 25 oktober 2003, waarin een bedekking van minder dan 90% was opgenomen, zijn in zoverre in afwijking van artikel 78, onderdeel a, slechts verplicht tot het in stand houden van het landschapspakket, genoemd in bijlage 42, met het in de subsidieverlening vastgestelde lagere bedekkingspercentage tegen de daarbij behorende lagere vergoeding.

2. Bij de berekening op grond van het eerste lid wordt voor beheerders die een beheersbijdrage ontvangen voor een landschapspakket opgenomen in bijlage 49, zoals die luidde tot 25 oktober 2003 een omrekenfactor van 2528 gehanteerd.

Artikel 101b

1. Op een aanvraag voor subsidie op grond van hoofdstuk 5, zoals dat luidde tot 1 oktober 2004, die is ingediend vóór die datum, blijven dat hoofdstuk en de bijlagen 1 tot en met 11c, zoals die luidden tot 1 oktober 2004, van toepassing.

2. De minister kan voor de toepassing van subsidie op grond van hoofdstuk 5, zoals dat luidde tot 1 oktober 2004, kennis geven in de Staatscourant van wijzigingen op de bijlagen 1 tot en met 11c, zoals die luidden tot 1 oktober 2004.

AL

Artikel 107 vervalt.

AM

De bijlagen 1 tot en met 11c vervallen.

AN

Bijlage 22, onderdeel 1, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘of ten minste 2 uit lijst B; of ten minste 12 uit de lijsten A en C; of ten minste 8 uit de lijsten B en C.’ vervangen door ‘of ten minste 3 uit lijst B; of ten minste 10 uit de lijsten A en C; of ten minste 6 uit de lijsten B en C.’ en wordt ‘ten hoogste 1 andere soort’ vervangen door: ten hoogste 2 andere soorten.

2. Aan subonderdeel A wordt onder vervanging van de puntkomma door een komma het volgende toegevoegd: Padderus, Gebogen kransblad;.

3. Aan subonderdeel B wordt onder vervanging van de puntkomma door een komma het volgende toegevoegd: Ruwe bies, Stekelharig kransblad, Sterkranswier, Gebogen kransblad;.

4. In subonderdeel C wordt na ‘Zwarte stern,’ ingevoegd ‘Dodaars,’ en wordt na ‘Glassnijder,’ ingevoegd: Vroege glazenmaker, Groene glazenmaker, Rugstreeppad, Poelkikker,.

AO

Bijlage 23, onderdeel 1, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘of ten minste 10 uit de lijsten A en B.’ vervangen door ‘of ten minste 8 uit de lijsten A en B.’ en wordt ‘ten hoogste 1 andere soort’ vervangen door: ten hoogste 2 andere soorten.

2. In subonderdeel B wordt na ‘Venwitsnuitlibel,’ ingevoegd: Gevlekte witsnuitlibel,.

AP

In bijlage 24, onderdeel 1, aanhef, wordt ‘ten hoogste 1 andere soort’ vervangen door: ten hoogste 2 andere soorten.

AQ

In bijlage 25, onderdeel 1, aanhef, wordt na ‘Groenknolorchis,’ ingevoegd ‘Rietorchis,’ en wordt ‘ten hoogste 1 andere soort’ vervangen door: ten hoogste 2 andere soorten.

AR

In bijlage 26, onderdeel 1, wordt na ‘Baardmannetje,’ ingevoegd ‘Rietzanger,’, wordt ‘ten hoogste 1 andere soort’ vervangen door ‘ten hoogste 2 andere soorten’ en wordt ‘is bedekt met riet;’ vervangen door: is bedekt met riet, Rietgras, Mattenbies, Ruwe bies, Kleine lisdodde, Grote lisdodde of zeggen;.

AS

Bijlage 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘ten hoogste 1 andere soort’ vervangen door: ten hoogste 2 andere soorten.

b. Aan subonderdeel A wordt onder vervanging van de puntkomma door een komma het volgende toegevoegd: Ruwe bies, Welriekende nachtorchis, Gevleugeld hertshooi, Grote ratelaar, Moeraszoutgras, Echte koekoeksbloem;.

2. In onderdeel 2 wordt ‘Het gewas’ vervangen door: Op 80% van de oppervlakte het gewas;.

AT

Bijlage 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt de zinsnede beginnend met ‘Of ten minste 10 uit de lijsten A en F’ en eindigend met ‘meetellen voor het resultaat.’ vervangen door ‘Of ten minste 8 uit de lijsten A en F; Of ten minste 8 uit de lijsten B en F; Of ten minste 8 uit de lijsten C en F; Of ten minste 7 uit de lijsten D en F; Of ten minste 10 uit de lijsten E en F. Ook kan van de genoemde aantallen bij de lijsten A t/m C en E ten hoogste 1 soort uit 1 van de andere lijsten A t/m E meetellen voor het resultaat.’ en wordt ‘ten hoogste 1 andere soort’ vervangen door: ten hoogste 2 andere soorten.

b. Aan subonderdeel A wordt onder vervanging van de puntkomma door een komma het volgende toegevoegd: Moeraskartelblad, Welriekende nachtorchis, Bevertjes;.

c. Aan subonderdeel B wordt onder vervanging van de puntkomma door een komma het volgende toegevoegd: Brede en Rietorchis, Vleeskleurige orchis, Blauwe knoop;.

d. In subonderdeel C wordt onder vervanging van de puntkomma door een komma het volgende toegevoegd: Gevlekte orchis, Sierlijke vetmuur, Geelhartje;.

e. Aan subonderdeel D wordt onder vervanging van de puntkomma door een komma het volgende toegevoegd: Gewone dotterbloem, Draadrus;.

f. Aan subonderdeel E wordt onder vervanging van de puntkomma door een komma het volgende toegevoegd: Kwelderzegge, Veldgerst, Zeekraal;.

2. In onderdeel 2 wordt ‘Het gewas jaarlijks afvoeren via maaien of beweiden;’ vervangen door ‘Op ten minste 90% van de oppervlakte van de beheerseenheid wordt het gewas jaarlijks vóór 1 november afgevoerd via maaien of beweiden.’ en wordt ‘LASER’ vervangen door: de Dienst Regelingen.

AU

Bijlage 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘ten hoogste 1 andere soort’ vervangen door: ten hoogste 2 andere soorten.

b. In subonderdeel D wordt ‘Wilde marjolein en Echte kruisdistel;’ vervangen door: Wilde marjolein, Echte kruisdistel, Grote leeuwenklauw, Bevertjes, Zeegroene zegge, Gewone bermzegge, Knoopkruid, Geel walstro, Blauw walstro, Fijne ooievaarsbek, Veldgerst, Donderkruid, Glad parelzaad, Mantelanjer, Kleinbloemige salie, Akkerdoornzaad, Goudhaver, IJzerhard.

c. Subonderdeel E komt te luiden:

E [fauna]: Kwartel, Patrijs, Grauwe klauwier, Geelgors, Roodborsttapuit, Steenuil, Oranje zandoogje, Bruin dikkopje, Icarusblauwtje, Hooibeestje, Kleine vuurvlinder, Argusvlinder, Bruin blauwtje, Grashommel, Boomkikker, Kamsalamander, Levendbarende hagedis, Ondergrondse woelmuis, Veldspitsmuis;.

d. De volgende zinsnede wordt toegevoegd: ; En ten hoogste 20% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit struweel.

2. In onderdeel 2 wordt ‘op enig moment toegestaan;’ vervangen door: op enig moment toegestaan; Bij beheer met een gescheperde schaapskudde is een hogere veebezetting dan 3 GVE op enig moment toegestaan;.

AV

In bijlage 30, onderdeel 1, wordt ‘ten hoogste 1 andere soort’ vervangen door: ten hoogste 2 andere soorten.

AW

Bijlage 31 komt te luiden:

Bijlage 31

Pluspakket: Soortenrijke heide

1. Op de beheerseenheid komen ten minste 5 van de meetsoorten voor uit lijst A; Of ten minste 11 uit de lijsten A en B. Ook kunnen voor het resultaat naast de hier genoemde soorten ten hoogste 2 andere soorten uit de lijsten in 62 (rode lijsten) meetellen.

A [Flora] Heidezegge, Stekelbrem, Duitse brem, Kruipbrem, Dennenwolfsklauw, Grondster, Grote wolfsklauw, Kleine schorseneer, Klein warkruid, Rode dophei, Kleine wolfsklauw, Verfb⁠rem, Draadgentiaan, Gevlekte orchis, Kleine zonnedauw, Ronde zonnedauw, Klokjesgentiaan, Moeraswolfsklauw, Beenbreek, Heidekartelblad, Witte snavelbies, Bruine snavelbies, Gewone en Noordse veenbies, Wijdbloeiende rus, Koprus, Dwergrus, Borstelgras, Buntgras, Pilzegge, Tormentil, Rond wintergroen, Bronsmos, Rode en Dove heidelucifer, Rood bekermos, Rendiermossen;

B [Fauna] Watersnip, Grutto, Tureluur, Wulp, Korhoen, Patrijs, Nachtzwaluw, Draaihals, Boomleeuwerik, Blauwborst, Paapje, Roodborsttapuit, Tapuit, Grauwe klauwier, Klapekster, Geelgors, Heidegentiaanblauwtje, Heideblauwtje, Groentje, Heivlinder, Kommavlinder, Bruine vuurvlinder, Kleine vuurvlinder, Hooibeestje, Zandhagedis, Levendbarende hagedis, Gladde slang, Adder, Ringslang, Heikikker, Venwitsnuitlibel, Noordse witsnuitlibel, Tengere pantserjuffer, Ruige dwergvleermuis, Gewone baard- of Brandt’s vleermuis;

En ten minste 20% van de oppervlakte van de beheerseenheid is bedekt met een of meer van de volgende heidesoorten: Struikhei, Dophei, Kraaihei;

En de resterende oppervlakte van de beheerseenheid is bedekt met grassen, kruiden, mossen, korstmossen, stuifzand, struweel, bos, water;

En ten hoogste 60% is bedekt met grassen;

En ten hoogste 20% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit water;

En ten hoogste 20% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit bos of uit ander struweel dan Jeneverbes of Gagel.

2. Beheersvoorschriften: Op ten minste 50% van de oppervlakte van de beheerseenheid wordt vergrassing bestreden door middel van begrazen; Bij beheer met een gescheperde schaapskudde is een hogere veebezetting dan 1,5 GVE op enig moment toegestaan;

Of in het tijdvak wordt op ten minste 10% van de oppervlakte van de beheerseenheid waar vergrassing optreedt, vergrassing bestreden door middel van plaggen, chopperen, maaien en afvoeren;

Meetsoorten monitoren.

3. Corresponderend Basispakket: Bijlage 16 Basispakket: Heide.

Minimum oppervlakte beheerseenheid, behorende bij pluspakket Soortenrijke heide: 0,5 hectare.

AX

Bijlage 32 vervalt.

AY

Bijlage 33, onderdeel 1, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘komen ten minste 6 van de meetsoorten voor uit de lijst A; of ten minste 15 uit de lijsten A en B.’ vervangen door ‘komen ten minste 4 van de meetsoorten voor uit de lijst A; of ten minste 11 uit de lijsten A en B.’ en wordt ‘ten hoogste 1 andere soort’ vervangen door: ten hoogste 2 andere soorten.

2. In subonderdeel A wordt na ‘Lange zonnedauw,’ ingevoegd: Ronde zonnedauw, Geoord veenmos,.

3. In subonderdeel B wordt na ‘Klapekster,’ ingevoegd ‘Kraanvogel,’, wordt ‘waaronder ten minste 2 van de volgende soorten:’ vervangen door ‘waaronder ten minste 1 van de volgende soorten:’, wordt ‘ten hoogste 20% van de oppervlakte’ vervangen door ‘ten hoogste 30% van de oppervlakte’ en wordt ‘En ten hoogste 10% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit bos of struweel;’ vervangen door: En ten hoogste 20% van de oppervlakte van de beheerseenheid bestaat uit bos;.

AZ

In bijlage 36 wordt in onderdeel 1 ‘Zwartbuik-rotgans’ vervangen door: Gewone rotgans.

BA

Bijlage 40 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 wordt ‘ten hoogste 10 centimeter,’ vervangen door ‘ten hoogste 15 centimeter,’ en wordt ‘de stoof; En de beheerseenheid is ten minste 30 meter breed.’ vervangen door: de stoof.

2. In onderdeel 2 wordt ‘staken als bedoeld in onderdeel 1;’ vervangen door: jonge staken.

BB

Bijlage 41 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 wordt ‘ten hoogste 10 centimeter,’ vervangen door ‘ten hoogste 15 centimeter,’ en wordt ‘ten minste 15 meter; En de beheerseenheid is ten minste 30 meter breed.’ vervangen door: ten minste 15 meter.

2. In onderdeel 2 wordt ‘staken als bedoeld in onderdeel 1;’ vervangen door: jonge staken.

BC

Bijlage 42 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1 komt te luiden:

1. Het is een vrijliggend lijnvormig landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken met een bedekking van minimaal 90% (zie bijlage 57).

2. In onderdeel 3 wordt ‘hakhout maar’ vervangen door: hakhout met een bedekking van ten minste 60% en.

3. In onderdeel 4 wordt na ‘periodiek onderhoud uitvoeren;’ ingevoegd ‘het element vrijwaren van beschadiging door vee;’ en wordt ‘chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen’ vervangen door: chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen.

BD

Bijlage 46 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 wordt ‘Het is een landschapselement’ vervangen door: Het is een vrijliggend landschapselement.

2. In onderdeel 3 wordt na ‘hakhout’ ingevoegd: met een bedekking van ten minste 60%.

3. In onderdeel 4 wordt na ‘periodiek onderhoud uitvoeren;’ ingevoegd ‘het element vrijwaren van beschadiging door vee;’ en wordt ‘chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen’ vervangen door: chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen.

BE

Bijlage 47 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 3 wordt na ‘hakhout’ ingevoegd: met een bedekking van ten minste 60%.

2. In onderdeel 5 wordt na ‘periodiek onderhoud uitvoeren;’ ingevoegd ‘het element vrijwaren van beschadiging door vee;’ en wordt ‘chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen’ vervangen door: chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen.

3. Onderdeel 7 vervalt.

BF

Bijlage 48 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1 komt te luiden:

1. Het is een vrijliggend lijnvormig landschapselement met aaneengesloten opgaande begroeiing van struikvormende soorten;.

2. In onderdeel 3 wordt ‘periodiek onderhoud uitvoeren;’ vervangen door ‘periodiek dubbelzijdig onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee;’ en wordt ‘chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen’ vervangen door: chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen.

BG

Bijlage 50 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1 komt te luiden:

1. Het is een vrijliggend landschapselement, bestaande uit een rij of groep van ten minste 10 bomen, waarvan de stam is afgezet op een hoogte van ten minste 1 meter;.

2. In onderdeel 3 wordt na ‘periodiek onderhoud uitvoeren;’ ingevoegd: het element vrijwaren van beschadiging door vee;.

BH

Bijlage 51 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 4 wordt na ‘periodiek onderhoud uitvoeren;’ ingevoegd ‘het element vrijwaren van beschadiging door vee;’ en wordt ‘chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen’ vervangen door: chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen.

2. In onderdeel 6 wordt ‘kruidige vegetaties; indien sprake is van opgaande begroeiing.’ vervangen door: kruidige vegetaties.

BI

Bijlage 52 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 2 wordt ‘150 bomen’ vervangen door: 200 bomen.

2. Onderdeel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a. De zinsnede ‘of meststoffen’ vervalt.

b. Het volgende wordt toegevoegd: Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.

BJ

Aan bijlage 53 wordt het volgende onderdeel toegevoegd:

4. Pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia is toegestaan.

BK

In de bijlagen 54, onderdeel 4, en 55, onderdeel 4, wordt na ‘Instandhouden van het element:’ telkens ingevoegd: het element vrijwaren van beschadiging door vee;.

BL

In bijlage 63 wordt ‘het agentschap Laser’ telkens vervangen door: de Dienst Regelingen.

BM

Na bijlage 63 wordt de volgende bijlage toegevoegd:

Bijlage 64

Maximumbedrag aan inrichtingssubsidie per hectare per jaar:

€ 7.119,– voor basis- of pluspakketten;

€ 10.170,– voor landschapspakketten.

Artikel II

De Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, zoals deze per 1 oktober 2004 is gewijzigd ingevolge de Regeling van 21 oktober 2003 van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit houdende wijziging van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (Stcrt. 205)2 , wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. ondernemer: ondernemer van een bedrijf waarop de landbouw wordt uitgeoefend;

c. terrein: gebied, niet zijnde een erf of tuin, dat niet wordt doorsneden door:

i. wegen breder dan 5 meter,

ii. waterlopen die op enig punt breder zijn dan 25 meter,

iii. een dubbelsporige spoorlijn, of

iv. een geëlektrificeerde spoorlijn,

en ten hoogste tot een oppervlakte van 1% van het gebied bestaat uit bebouwing;

d. plan van toedeling: plan van toedeling als bedoeld in artikel 201 van de Landinrichtingswet, als bedoeld in artikel 81 van de Reconstructiewet Midden-Delfland, als bedoeld in artikel 85 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën of als bedoeld in artikel 62 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;

e. beheerder: ondernemer, dan wel enige andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die krachtens zakelijk of duurzaam persoonlijk recht beschikt over het recht tot gebruik en beheer van een terrein of krachtens een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet beschikt over het recht tot gebruik en beheer van een terrein welk gebruik blijkens een overeenkomst met de landinrichtingscommissie, bedoeld in hoofdstuk III, titel 2 van de Landinrichtingswet, een duurzaam karakter heeft, met uitzondering van een publiekrechtelijk lichaam of een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, doch voor zover het een vereniging betreft, slechts een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;

f. landbouwgrond: grond waarop ten minste vanaf 31 juli 1992 enige vorm van akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw – daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen – en elke andere vorm van bodemcultuur hier te lande, met uitzondering van bosbouw, wordt bedreven, of gronden die uit productie zijn genomen in het kader van de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland of de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen;

g. beheerspakket: in één van de bijlagen 6 tot en met 30 beschreven samenstel van in een terrein voorkomende flora, fauna, boomsoorten, beheersvoorschriften of gebiedskenmerken;

h. landschapspakket: in één van de bijlagen 32 tot en met 46 beschreven samenstel van in een terrein voorkomende en karakteristiek voor het landschap zijnde landschappelijke elementen met de daarbij behorende bepalingen;

i. beheerssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel a;

j. landschapssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b;

k. inrichtingssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel c;

l. beheersbijdrage: bedrag als opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 46;

m. bureau beheer landbouwgronden: bureau als bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer;

n. beheersgebied: gebied dat als beheersgebied overeenkomstig hoofdstuk 2 van deze regeling is begrensd;

o. beheersgebiedplan: plan als bedoeld in artikel 10;

p. quotum: bij een in een beheersgebieds⁠plan opgenomen beheerspakket of groep van beheerspakketten, onderscheidenlijk landschapspakket of groep van landschapspakketten, behorend aantal hectares, meters, onderscheidenlijk stuks, waarvoor in het desbetreffende beheersgebied ten hoogste beheerssubsidie, onderscheidenlijk landschapssubsidie kan worden verstrekt;

q. probleemgebied: gebied als bedoeld in hoofdstuk 2a;

r. Dienst Regelingen: Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

s. natuurgebied: gebied dat als zodanig is begrensd in een natuurgebiedsplan als bedoeld in artikel 13 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000;

t. tijdvak: ononderbroken periode van zes jaar;

u. beheerseenheid: oppervlakte-eenheid binnen een terrein waarop een beheers- of landschapspakket ontwikkeld of in stand gehouden wordt;

v. GVE: grootvee-eenheden, berekend door omrekening aan de hand van de tabel van Verordening (EEG) nr. 2078/92, betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer (Pb EG 1992, L 215);

w. verdunningsfactor: quotiënt van de oppervlakte van de grond verkregen door hemelsbreed een lijn te trekken om de buitenste hoeken van de buitenste terreinen waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de totale oppervlakte van de in dat gebied gelegen terreinen waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

2. Voor de toepassing van deze regeling wordt onder ‘terrein’ mede verstaan: samenstel van terreinen dat door een beheerder als een geheel wordt beheerd.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen b en e vervallen.

2. De onderdelen c en d worden geletterd b en c.

3. In onderdeel b (nieuw) wordt de puntkomma vervangen door: , of.

4. In onderdeel c (nieuw) wordt de puntkomma vervangen door een punt.

C

In de artikelen 4, 83, eerste lid, 84, eerste lid, aanhef en onderdeel b, 84a en 89a, eerste lid, wordt ‘bureau’ telkens vervangen door: bureau beheer landbouwgronden.

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zevende lid komt te luiden:

7. Aanvragen tot subsidieverlening worden beoordeeld aan de hand van beheersgebiedsplannen zoals deze door gedeputeerde staten van een provincie zijn vastgesteld en van kracht zijn uiterlijk 25 dagen voor openstelling van de desbetreffende aanvraagperiode.

2. Het achtste lid vervalt.

E

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘de bijlage 6 tot en met 46’ ingevoegd: en het maximumbedrag aan inrichtingssubsidie.

2. In het tweede lid wordt na ‘beheersbijdragen’ ingevoegd: en maximumbedrag aan inrichtingssubsidie.

F

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef vervalt ‘of een bijzonder beheerspakket als bedoeld in artikel 14’.

2. Onderdeel a vervalt.

3. De onderdelen b tot en met d worden geletterd a tot en met c.

4. In onderdeel a (nieuw) wordt ‘voerdereenheden’ vervangen door: voedereenheden.

G

In artikel 9, tweede lid, wordt ‘minder dan € 50,– per jaar’ vervangen door: minder dan € 170,– per jaar.

H

In artikel 9a vervalt ‘dat is gebaseerd op het mineralenaangiftesysteeem.’.

I

In artikel 9b wordt ‘anderszins onjuiste’ vervangen door ‘anderszins onjuiste gegevens’ en wordt ‘titel II van hoofdstuk IX’ vervangen door: hoofdstuk IX van titel II.

J

In artikel 9c wordt ‘titel II van hoofdstuk IX’ vervangen door: hoofdstuk IX van titel II.

K

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt ‘bijlagen 16, 17, 18, 23, of 31’ vervangen door: bijlagen 16, 17, 18 of 23.

2. Het volgende lid wordt toegevoegd:

6. Voor zover in gebiedsplannen andere quota zijn opgenomen dan die bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt met deze quota geen rekening gehouden bij de beoordeling van subsidieaanvragen.

L

Artikel 11 vervalt.

M

Artikel 14 vervalt.

N

In artikel 16 wordt ‘het Natuurbeleidsplan bedoeld in de Natuurbeschermingswet’ vervangen door: het natuurbeleidsplan, bedoeld in hoofdstuk II van de Natuurbeschermingswet 1998.

O

Artikel 17b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Als probleemgebied kunnen worden begrensd:

a. diepe veenweidegebieden;

b. uiterwaarden;

c. beekdalen;

d. hellingen, en

e. gebieden, die door de minister zijn aangewezen als onderdeel van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Richtlijnen (EEG) nr. 79/409 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L 103) en nr. 92/43 van de Raad van Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206).

2. Het derde lid vervalt.

P

In de artikelen 18, eerste lid, 38, eerste lid, onderdelen f en g, 41, eerste en tweede lid, 56, 58, eerste lid, 64, onderdelen b en c, 86, en 88, eerste lid, en de bijlagen 16, 17 en 49 wordt ‘LASER’ telkens vervangen door: de Dienst Regelingen.

Q

Artikel 20a komt te luiden:

Artikel 20a

1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder beheersgebied eveneens verstaan: natuurgebied als bedoeld in artikel 13 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000, indien en voor zover de instandhouding van een beheerspakket volgens de in bijlage 3 van deze regeling opgenomen tabel, in overeenstemming is met de doelstellingen en basis- of pluspakketten van het desbetreffende natuurgebiedsplan als bedoeld in de Subsidieregeling natuurbeheer 2000.

2. In afwijking van het eerste lid kunnen beheerders, die vóór 25 oktober 2003 subsidie ontvingen op grond van één van de regelingen, genoemd in artikel 29, onderdeel d, subonderdelen 2° tot en met 5°, tot 1 januari 2007 voor een terrein gelegen in een natuurgebied subsidie aanvragen voor de beheerspakketten opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 28a.

R

Artikel 21, derde lid, vervalt.

S

Artikel 22 vervalt.

T

Artikel 25 vervalt.

U

In artikel 26, onderdeel a, wordt ‘de bijlagen 6 tot en met 28a, en 31;’ vervangen door: de bijlagen 6 tot en met 28a;.

V

Artikel 29, onderdeel d, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van de subonderdelen 1° tot en met 9° tot 2° tot en met 10° wordt het volgende subonderdeel ingevoegd:

1°. de Subsidieregeling natuurbeheer 2000;.

2. In subonderdeel 10° (nieuw) wordt ‘een met bijlage 31 beheerspakket: Landbouw met natuurlijke handicaps vergelijkbare subsidie wordt verstrekt.’ vervangen door: een subsidie wordt verstrekt die vergelijkbaar is met de subsidie voor het beheerspakket: Landbouw met natuurlijke handicaps, opgenomen in bijlage 31, zoals die luidde tot 1 oktober 2004.

W

Aan artikel 30 wordt het volgende lid toegevoegd:

3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kan in 2005 of 2006 een subsidie worden verstrekt indien in 2004 een subsidieverlening voor de desbetreffende beheerseenheid op verzoek van de beheerder is ingetrokken in verband met het feit dat hem in 2004 is gebleken dat hij ten onrechte een beheersbijdrage voor een probleemgebied als bedoeld in artikel 17b heeft ontvangen.

X

Artikel 32 komt te luiden:

Artikel 32

1. Bij het verlenen van beheerssubsidie wordt de beheersbijdrage verhoogd met € 94,– per hectare voor zover het terrein is gelegen in een probleemgebied als bedoeld in artikel 17b indien:

a. op het terrein een beheerspakket als bedoeld in de bijlagen 6 tot en 18, 19 tot en met 22, onderdelen 5 i, ii en iii, 23 tot en met 28a wordt ontwikkeld of in stand gehouden;

b. op het terrein een beheerspakket als bedoeld in de bijlagen 19 tot en met 22, onderdeel 4, wordt ontwikkeld of in stand gehouden en de beheerder zich bereid heeft verklaard te voldoen aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdelen d en e.

2. Indien op het terrein een beheerspakket wordt ontwikkeld of in stand gehouden, bedraagt de beheerssubsidie per tijdvak het bedrag dat wordt gevormd door de vermenigvuldiging van het getal zes met de desbetreffende beheersbijdrage opgenomen in de bijlage van het desbetreffende beheerspakket en het aantal hectares waarvoor beheerssubsidie wordt verleend.

3. Indien op het terrein meerdere beheerspakketten worden ontwikkeld of in stand gehouden, bedraagt de beheerssubsidie per tijdvak de som van de bedragen die worden gevormd door de vermenigvuldiging van het getal zes met de desbetreffende beheersbijdragen opgenomen in de bijlage van elk van de onderscheiden beheerspakketten en het aantal hectares per beheerspakket waarvoor beheerssubsidie wordt verleend.

4. Indien subsidie wordt verstrekt voor drie aaneengesloten tijdvakken wordt het bedrag van de subsidie voor elk van die tijdvakken bepaald met overeenkomstige toepassing van het tweede, onderscheidenlijk het derde lid.

Y

Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33

Indien ruige stalmest wordt uitgereden op land dat vanaf bedrijfsgebouwen alleen bereikbaar is via water en waarvoor beheerssubsidie wordt verstrekt ten behoeve van de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket, opgenomen in de bijlagen 16, 17 en 18, of een beheerseenheid als bedoeld in de onderdelen 4 en 5 van de bijlagen 19 tot en met 22, dan kan op verzoek van de beheerder de overeenkomstig artikel 32 bepaalde beheerssubsidie worden verhoogd met € 149,75 per hectare per jaar voor zover:

a. de ruige stalmest wordt uitgereden op de oppervlakte van de desbetreffende beheerspakketten;

b. de ruige stalmest wordt uitgereden gedurende het desbetreffende tijdvak jaarlijks in de periode tussen 1 februari en 1 september, behoudens de rustperiode als aangegeven in het beheerspakket waarvoor subsidie is verleend;

c. per hectare minimaal 10 ton en maximaal 20 ton ruige stalmest wordt uitgereden, en

d. de beheerder binnen twee weken na het uitrijden van de ruige stalmest hiervan melding doet aan de directeur van de Dienst Regelingen.

Z

In artikel 33a, eerste en tweede lid, wordt ‘de bijlagen 6 tot en met 28 en 31’ telkens vervangen door: de bijlagen 6 tot en met 28a.

AA

In artikel 34, onderdeel d, vervalt ‘tussen veen-, klei- en zandgebied en’.

AB

In artikel 35, onderdeel c, vervalt ‘tussen veen-, klei- en zandgebied en’.

AC

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel f, wordt ‘onderscheidenlijk onderdeel b,’ vervangen door: onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel c,.

2. In het derde lid wordt ‘onderdeel 3 en onderdeel 5, subonderdeel a,’ vervangen door: onderdeel 3, onderdeel 4 en onderdeel 5, subonderdeel a,.

AD

Artikel 39 komt te luiden:

Artikel 39

1. De minister verstrekt binnen acht weken na afloop van het eerste jaar van het tijdvak een voorschot en vervolgens telkens ten minste een jaar later. De hoogte van het voorschot komt overeen met de beheersbijdrage van elk van de beheerspakketten waarvoor ten behoeve van het desbetreffende terrein voor dat tijdvak subsidie wordt verleend, alsmede, voor zover van toepassing, het bedrag, bedoeld in artikel 33.

2. In afwijking van het eerste lid wordt in een jaar het voorschot verminderd met 100% als de beheerder in de twee jaar voorafgaande aan de verstrekking van het voorschot op enig moment niet heeft voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdelen c tot en met g, of enig ander voorschrift in de beschikking tot subsidieverlening niet heeft nageleefd, tenzij de aard en de ernst van het niet-nakomen van de genoemde verplichtingen aanleiding geven tot vermindering met een lager percentage.

3. Per terrein kunnen per tijdvak ten hoogste vijf voorschotten worden verstrekt.

AE

Artikel 40 vervalt.

AF

Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘de bijlagen 6 tot en met 18, en 23 tot en met 30’ vervangen door: de bijlagen 6 tot en met 30.

b. In onderdeel b vervalt de zinsnede ‘de verplichting, bedoeld in artikel 38 eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, en’.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘De subsidie per beheerspakket opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22 wordt’ vervangen door: In zoverre in afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, wordt de subsidie per beheerspakket opgenomen in de bijlagen 19 tot en met 22, zoals die luidden tot 25 oktober 2003.

b. In onderdeel b vervalt de zinsnede ‘aan de verplichting, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, en ook niet is voldaan’ en wordt de puntkomma vervangen door een punt.

c. Onderdeel c vervalt.

3. In het derde lid wordt ‘bijlage 31’ vervangen door: bijlage 31, zoals die luidde tot 1 oktober 2004.

4. Het vierde tot en met zesde lid worden vernummerd tot derde tot en met vijfde lid

AG

In artikel 45, leden 1 en 2, wordt telkens, onder vervanging van de punt aan het einde van die leden door een komma, het volgende toegevoegd: voor zover dat in overeenstemming is met het desbetreffende gebiedsplan.

AH

Artikel 51 komt te luiden:

Artikel 51

1. Inrichtingssubsidie bedraagt 95% van de werkelijk gemaakte noodzakelijke subsidiabele kosten, met dien verstande dat geen vergoeding wordt verstrekt voor zover deze kosten meer bedragen dan een door de minister bij de subsidieverlening te bepalen maximumbedrag.

2. Het bedrag aan inrichtingssubsidie dat ten hoogste kan worden verstrekt is opgenomen in bijlage 50 bij deze regeling.

AI

In artikel 65 wordt ‘39 tot en met 42’ vervangen door: 39, 41 en 42.

AJ

De artikelen 68 tot en met 76 en het opschrift van hoofdstuk 7 vervallen.

AK

In artikel 82 wordt ‘Rbongebied,’ vervangen door ‘gebied dat als beheersgebied overeenkomstig de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling is begrensd,’ en wordt ‘bureau’ telkens vervangen door: bureau beheer landbouwgronden.

AL

Artikel 85 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt ‘De artikelen 1 tot en met 9d’ vervangen door: De artikelen 1 tot en met 9, eerste lid, 9a tot en met 9d.

2. Het volgende lid wordt toegevoegd:

6. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt afgewezen indien de subsidie door toewijzing van dat verzoek met minder dan € 50,– per jaar zou toenemen.

AM

Artikel 87 komt te luiden:

Artikel 87

1. Wanneer een terrein waarvoor beheerssubsidie inclusief bijdrage voor probleemgebieden wordt verleend op enig moment geen deel meer uitmaakt van een probleemgebied wordt de subsidieverlening verlaagd met de toeslag voor probleemgebieden met ingang van de dag volgend op de laatste dag dat het terrein deel uitmaakte van het probleemgebied.

2. Ingeval van verlaging uit hoofde van het eerste lid, wordt de subsidie over het tijdvak waarin het terrein geen deel meer uitmaakt van het probleemgebied vastgesteld op het bedrag naar evenredigheid ten opzichte van de subsidie zoals die op grond van de subsidieverlening zou kunnen worden vastgesteld.

AN

In de artikelen 90a en 90b wordt ‘titel II van hoofdstuk IX’ telkens vervangen door: hoofdstuk IX van titel II.

AO

In artikel 92 wordt ‘het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ vervangen door: het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

AP

In artikel 93, derde lid, wordt ‘Subsidieregeling natuurbeheer’ vervangen door: Subsidieregeling natuurbeheer 2000.

AQ

De artikelen 99 en 100 vervallen.

AR

Artikel 101 komt te luiden:

Artikel 101

Op een aanvraag voor subsidie op grond van hoofdstuk 8, zoals dat luidde tot 25 oktober 2003, die is ingediend vóór die datum, blijft dat hoofdstuk van toepassing.

AS

Na artikel 101 worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 101a

1. Beheerders die vóór 25 oktober 2003 een beschikking tot subsidieverlening hebben ontvangen met betrekking tot een landschapspakket als bedoeld in de bijlagen 32 tot en met 36 of 39, zoals die luidden tot 25 oktober 2003, waarin een bedekking van minder dan 90% was opgenomen, zijn in zoverre in afwijking van artikel 64, onderdeel a, slechts verplicht tot het in stand houden van het landschapspakket, genoemd in bijlage 32, met het in de subsidieverlening vastgestelde lagere bedekkingspercentage tegen de daarbij behorende lagere vergoeding.

2. Bij de berekening op grond van het eerste lid wordt voor beheerders die een beheersbijdrage ontvangen voor een landschapspakket opgenomen in bijlage 39, zoals die luidde tot 25 oktober 2003 een omrekenfactor van 2528 gehanteerd.

Artikel 101b

Het beheerspakket: Faunarand opgenomen in bijlage 23, zoals die luidde tot 25 oktober 2003, blijft voor subsidies die zijn aangevraagd vóór 25 oktober 2003 onverminderd van kracht tot het eind van het tijdvak waarvoor de desbetreffende subsidie is verleend.

Artikel 101c

Op een aanvraag voor subsidie op grond van hoofdstuk 7, zoals dat luidde tot 1 oktober 2004, die is ingediend vóór die datum, blijven dat hoofdstuk en bijlage 31, zoals die luidde tot 1 oktober 2004, van toepassing, indien en voor zover het terrein ten behoeve waarvan de subsidie is aangevraagd is gelegen in een probleemgebied.

Artikel 101d

Op een aanvraag voor subsidie op grond van artikel 33 zoals dat luidt tot 1 januari 2005 die is ingediend vóór 1 oktober 2004 blijft dat artikel van toepassing.

AT

In bijlage 1, onderdeel 1, wordt ‘Bijlage 31’ vervangen door: Bijlage 31, zoals die luidde tot 1 oktober 2004.

AU

De bijlagen 4 en 5 vervallen.

AV

In de bijlagen 7, onderdeel 5, 8, onderdeel 5, en 11, onderdeel 5, wordt ‘Voor instandhoudingsbemesting is toestemming van LASER vereist.’ telkens vervangen door: Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.

AW

Bijlage 9, onderdeel 5, komt te luiden:

5. De beheerseenheid is niet bemest. Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.

AX

In bijlage 10, onderdeel 4, vervalt de zin ‘Voor instandhoudingsbemesting is toestemming van LASER vereist.’.

AY

In onderdeel 6 van de bijlagen 19 tot en met 22 wordt ‘Laser’ telkens vervangen door ‘de Dienst Regelingen’ en wordt ‘de onderdelen 3 en 4’ telkens vervangen door: de onderdelen 3 en 5.

AZ

In bijlage 23, onderdeel 5, wordt ‘De faunarand mag niet bemest worden, niet bereden worden en er mag geen bagger opgebracht worden.’ vervangen door: De faunarand mag niet bemest worden en er mag geen bagger worden opgebracht. Gebruik van de faunarand als wendakker is niet toegestaan.

BA

Bijlage 31 vervalt.

BB

Bijlage 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1 komt te luiden:

1. Het is een vrijliggend lijnvormig landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken met een bedekking van minimaal 90% (zie bijlage 48).

2. In onderdeel 3 wordt ‘hakhout maar’ vervangen door: hakhout met een bedekking van ten minste 60% en.

3. In onderdeel 4 wordt na ‘periodiek onderhoud uitvoeren;’ ingevoegd ‘het element vrijwaren van beschadiging door vee;’ en wordt ‘chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen’ vervangen door: chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen.

BC

Bijlage 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 wordt ‘Het is een landschapselement’ vervangen door: Het is een vrijliggend landschapselement.

2. In onderdeel 3 wordt na ‘hakhout’ ingevoegd: met een bedekking van ten minste 60%.

3. In onderdeel 4 wordt na ‘periodiek onderhoud uitvoeren;’ ingevoegd ‘het element vrijwaren van beschadiging door vee;’ en wordt ‘chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen’ vervangen door: chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen.

BD

Bijlage 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 3 wordt na ‘hakhout’ ingevoegd: met een bedekking van ten minste 60%.

2. In onderdeel 5 wordt na ‘periodiek onderhoud uitvoeren;’ ingevoegd ‘het element vrijwaren van beschadiging door vee’; en wordt ‘chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen’ vervangen door: chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen.

3. Onderdeel 7 vervalt.

BE

Bijlage 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1 komt te luiden:

1. Het is een vrijliggend lijnvormig landschapselement met aaneengesloten opgaande begroeiing van struikvormende soorten.

2. In onderdeel 3 wordt ‘periodiek onderhoud uitvoeren;’ vervangen door ‘periodiek dubbelzijdig onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee;’ en wordt ‘chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen’ vervangen door: chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen.

BF

Bijlage 40 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1 komt te luiden:

1. Het is een vrijliggend landschapselement, bestaande uit een rij of groep van ten minste 10 bomen, waarvan de stam is afgezet op een hoogte van ten minste 1 meter;.

2. In onderdeel 3 wordt na ‘periodiek onderhoud uitvoeren;’ ingevoegd: het element vrijwaren van beschadiging door vee;.

BG

Bijlage 41 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 4 wordt na ‘periodiek onderhoud uitvoeren;’ ingevoegd ‘het element vrijwaren van beschadiging door vee;’ en wordt ‘chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen’ vervangen door: chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen.

2. In onderdeel 6 wordt ‘kruidige vegetaties; indien sprake is van opgaande begroeiing.’ vervangen door: kruidige vegetaties.

BH

Bijlage 42, onderdeel 4, wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede ‘of meststoffen’ vervalt.

2. Het volgende wordt toegevoegd: Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.

BI

Aan bijlage 43 wordt het volgende onderdeel toegevoegd:

4. Pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia is toegestaan.

BJ

In de bijlagen 44, onderdeel 4, en 45, onderdeel 4, wordt na ‘Instandhouden van het element:’ telkens ingevoegd: het element vrijwaren van beschadiging door vee;.

BK

In bijlage 49 wordt ‘Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ telkens vervangen door ‘Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’, wordt ‘het agentschap Laser’ telkens vervangen door ‘de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ en wordt ‘de Teammanager agentschap Laser’ vervangen door: de Teammanager Dienst Regelingen.

BL

Na bijlage 49 wordt de volgende bijlage toegevoegd:

Bijlage 50

Maximumbedrag aan inrichtingssubsidie per hectare per jaar:

€ 7.119,– voor beheerspakketten;

€ 10.170,– voor landschapspakketten.

Artikel III

In zoverre in afwijking van artikel 33, eerste lid, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer is het in 2004 toegestaan ruige stalmest uit te rijden in de periode tussen 1 februari en 16 september.

Artikel IV

De Regeling van 11 februari 2003 van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij houdende wijziging van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (Stcrt. 32) wordt ingetrokken.

Artikel V

De Regeling van 21 oktober 2003 van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit houdende wijziging van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (Stcrt. 205) wordt ingetrokken.

Artikel VI

1. Deze regeling treedt in werking op 1 oktober 2004, met uitzondering van artikel II, onderdeel Y, dat in werking treedt op 1 januari 2005.

2. Artikel III werkt terug tot en met 1 september 2004 en vervalt op 1 januari 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Algemeen

Onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 (hierna: SN) en van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (hierna: SAN). Met de wijzigingen wordt het vorig jaar ingezette vereenvoudigingstraject (revisie Programma Beheer) verder uitgewerkt en wordt invulling gegeven aan de zogenoemde tweede tranche van dat traject. De wijzigingen beogen de beide subsidieregelingen voor natuurbeheer verder te vereenvoudigen en te uniformeren alsmede de administratieve en uitvoeringslasten die samenhangen met de te verstrekken subsidies te verminderen. Dit heeft geleid tot uniformering en actualisering van de begripsbepalingen in de SN en de SAN, uitbreiding van het begrip beheerder in de SN en de SAN, het schrappen van de provinciale pakketten en het wijzigen van enkele voorwaarden betreffende gebiedsplannen/natuurgebiedsplannen in de SN en de SAN, verhoging van het minimumaanvraagbedrag in de SN en de SAN, uniformering van het sanctiebeleid in de SN en de SAN, een andere berekening van de waardedaling bij de subsidie functieverandering in de SN, uniformering, vereenvoudiging en indexering van de inrichtingssubsidie in de SN en de SAN, uitbreiding van de het aantal subsidies waarvoor een erfpachter in aanmerking komt in de SN, het schrappen van het hoofdstuk omtrent de subsidie effectgerichte maatregelen in de SN, wijziging van enkele voorwaarden betreffende probleemgebieden in de SAN, beperking van de voorziening voor ruige mest in de SAN, alsmede ten aanzien van de pakketten wijzigingen betreffende de meetsoorten (SN) en wijzigingen van meer technische aard (SN en SAN). De desbetreffende wijzigingen komen hieronder uitgebreider aan de orde, waarbij zo veel mogelijk de volgorde van de regeling is aangehouden.

Daarnaast zijn nog wijzigingen opgenomen die strekken tot verbetering van onvolkomenheden in de redactie van enkele artikelen (artikelen I, onderdelen B, C, D, K, L, N, AI en BL, en II, onderdelen B, C, F, H, I, J, N, P, V, eerste lid, AK, AN, AO, AP en BK).

Tevens strekt de onderhavige regeling tot het schrappen van uitgewerkte bepalingen (artikelen I, onderdeel E, tweede lid, en II, onderdelen A, D, tweede lid, S, AQ en AU) en intrekking van de vorige wijzigingsregelingen (artikelen IV en V). Voor zover de wijzigingsregelingen nog geldend overgangsrecht bevatten is dat opgenomen in de SN en SAN zelf (artikelen I, onderdelen A, met betrekking tot artikel 1, derde lid, van de SN, I, AJ en AK, en II, onderdelen K, tweede lid, Q, met betrekking tot artikel 20a, tweede lid, van de SAN, AR en AS).

Begripsbepalingen

(Artikelen I, onderdeel A, en II, onderdeel A)

In het kader van het Project uniformering van begrippen is een woordenboek van voor mijn ministerie relevante begrippen tot stand gekomen dat behulpzaam kan zijn bij het opstellen van regels. Omdat uniformering van begrippen bijdraagt aan vereenvoudiging van regelgeving is in het kader van de tweede tranche onderzocht of begrippen in de SN en de SAN geüniformeerd konden worden. Dit heeft geleid tot het wijzigen van enkele begripsbepalingen overeenkomstig de omschrijving in andere regelgeving, het schrappen van een begripsbepaling door een andere omschrijving te hanteren alsmede het schrappen van enkele niet meer van toepassing zijnde begripsbepalingen. Gelet hierop en op het feit dat de begripsbepalingen vanwege die aanpassingen niet meer logisch gerangschikt waren, heb ik ervoor gekozen artikel 1 van de SN en artikel 1 van de SAN opnieuw te redigeren.

Tijdelijk gebruik

(Artikelen I, onderdeel A, met betrekking tot artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de SN, en II, onderdeel A, met betrekking tot artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de SAN)

In het kader van landinrichtingswerken kan grond tijdelijk in gebruik worden gegeven. Omdat dit tijdelijk gebruik soms voor meerdere jaren achtereen voortduurt, is, naar aanleiding van verzoeken van beheerdersorganisaties daartoe, onderzocht in hoeverre een beheerder subsidie in het kader van de SAN en de SN kan aanvragen ten behoeve van grond die tijdelijk bij hem in gebruik is. Daartoe zou namelijk reden kunnen zijn als de tijdelijke gebruiker met betrekking tot de desbetreffende grond rechten voor toekomstig gebruik zou kunnen ontlenen of als dat gebruik bestendig genoeg is. Als het gaat om grond met een agrarische bestemming is hiervan sprake als de tijdelijk gebruiker een overeenkomst met de landinrichtingscommissie heeft gesloten waarin onder meer is opgenomen dat de desbetreffende grond aan de tijdelijk gebruiker zal worden toebedeeld en dat de tijdelijk gebruiker afstand doet van elders gelegen grond die hij in eigendom heeft. Dit geldt bijvoorbeeld in geval van boerderijverplaatsing. Als het grond met bestemming natuur betreft is hiervan sprake als de grond is toegewezen aan natuurbeherende organisaties met het oog op het verwezenlijken van maatregelen en voorzieningen met betrekking tot de natuur en het landschap of is aangeduid als te realiseren natuurterrein of reservaat. In die situaties wordt het tijdelijk gebruik bestendig genoeg geacht en is het mogelijk om in aanmerking te komen voor subsidie voor natuurbeheer. Met de onderhavige wijziging van het begrip beheerder in de SN en de SAN wordt hieraan invulling gegeven. Het risico dat de beheerder niet aan zijn verplichtingen kan voldoen omdat hij de grond niet zes jaar in gebruik heeft of kan hebben, is daarbij voor rekening van de beheerder.

Schrappen provinciale pakketten

(Artikelen I, onderdelen B, eerste lid, G en J, en II, onderdelen B, eerste lid, F, eerste lid, en M)

De artikelen 15 van de SN en 14 van de SAN bieden de mogelijkheid om bijzondere beheers- en landschapspakketten op te nemen in de SN en de SAN. Deze pakketten gelden bij opname niet landelijk, maar enkel voor het grondgebied van de provincie die de minister om goedkeuring van die pakketten heeft verzocht. Deze voorziening, waaraan tot op heden geen invulling is gegeven, past evenwel niet meer bij de visie van het kabinet op de rol van de overheid. In de Kabinetsvisie ‘Andere Overheid’ (Kamerstukken II 2003/04, 29 362, nr. 1) is neergelegd dat het Rijk wil veranderen van een organisatie die ‘zorgt voor’ in een organisatie die ‘zorgt dat’ anderen eigen afwegingen kunnen maken. Het is de taak van het Rijk om andere overheden te voorzien van een goede gereedschapskist voor de uitvoering van het ruimtelijk beleid. Het Rijk blijft primair verantwoordelijk voor de sturing op landelijke doelen. De verwezenlijking van meer regionale doelen ligt evenwel op het terrein van de andere overheden. Gelet hierop en op het streven naar vereenvoudiging van de regelingen heb ik besloten de voorziening, bedoeld in de artikelen 15 van de SN en 14 van de SAN te schrappen.

Gebiedsplannen/natuurgebiedsplannen

(Artikelen I, onderdelen E, eerste lid, en I, en II, onderdelen D, eerste lid, K, tweede lid, AG en AM)

Thans worden subsidieaanvragen beoordeeld aan de hand van het gebiedsplan of natuurgebiedsplan zoals dat luidt ten tijde van het sluiten van de aanvraagperiode. Wijziging van een dergelijk plan gedurende de aanvraagperiode kan evenwel nadelige gevolgen hebben voor degenen die een subsidieaanvraag ten behoeve van een beheerseenheid hebben ingediend. Zou als gevolg van de wijziging de beheerseenheid immers buiten het begrensde gebied komen te liggen dan betekent dat dat de aanvraag niet gehonoreerd kan worden. Anderzijds kan iemand ook van een subsidieaanvraag hebben afgezien omdat hij op grond van het plan zoals dat luidde ten tijde van het indienen van de aanvraag niet in aanmerking zou komen voor subsidie, terwijl hij op grond van het gewijzigde plan wel in aanmerking zou kunnen komen voor subsidie. Om deze onzekerheid voor de aanvragers weg te nemen wordt thans bepaald dat de subsidieaanvragen worden beoordeeld aan de hand van het gebiedsplan of natuurgebiedsplan zoals dat van kracht is uiterlijk 25 dagen voorafgaand aan de openstelling van de aanvraagperiode. Dit plan blijft van kracht voor de daarop gebaseerde subsidiebeschikkingen. Als een terrein waarvoor beheerssubsidie wordt verleend op een later moment als gevolg van een wijziging van het gebieds⁠plan geen deel meer uitmaakt van een beheersgebied, dan wordt de subsidieverlening dus niet ingetrokken. Wel kan na het verstrijken van het subsidietijdvak de desbetreffende subsidie niet meer opnieuw worden aangevraagd.

In de artikelen I, onderdeel I, en II, onderdeel K, tweede lid, is een overgangsbepaling met betrekking tot quota in gebiedsplannen en natuurgebiedsplannen opgenomen. Deze bepaling was tot op heden opgenomen in de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 11 februari 2003 houdende wijziging van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (Stcrt. 32), maar wordt, vanwege het vervallen van die regeling, thans neergelegd in een nieuw lid van artikel 13 van de SN, onderscheidenlijk artikel 10 van de SAN. De voorziening heeft een tijdelijk karakter en zal worden betrokken in de evaluatie van de gebiedsplannen en natuurgebiedsplannen die thans wordt uitgevoerd door een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de provinciale en rijksoverheid.

Minimum aanvraagbedrag

(Artikelen I, onderdelen H en AG, en II, onderdelen G en AL)

In de SN en de SAN is een minimum aanvraagbedrag opgenomen om versnippering van natuur te voorkomen en om de uitvoeringskosten te beperken. Het minimum bedraagt thans € 300,– per verplichtingenperiode van zes jaar. De uitvoeringslasten zijn evenwel fors hoger. Bij een aanvraag voor € 300,– is de verhouding tot de uitvoeringskosten dusdanig scheef dat die kosten, gelet op het streven naar een efficiëntere overheid, en ondanks mijn inzet om de uitvoeringslasten de komende jaren zo veel mogelijk te verlagen, in redelijkheid niet kunnen worden opgebracht. Daarom heb ik besloten het minimum bedrag voor een subsidieaanvraag te verhogen tot € 1.020,– per periode van zes jaar. Hoewel dan de uitvoeringskosten nog steeds hoger zijn dan het subsidiebedrag, leidt een dergelijke verhoging naar verwachting niet tot nadelige effecten voor de deelnamebereidheid aan particulier en agrarisch natuurbeheer. Aangezien dit bij een verdere verhoging – bijvoorbeeld tot minimaal de uitvoeringskosten – wel in de lijn der verwachtingen ligt, heb ik afgezien van een verdere verhoging. De verhoging van het minimumbedrag geldt voor zowel individueel als collectief beheer. Omdat verhoging van het minimum aanvraagbedrag het honoreren van uitbreidingsaanvragen welhaast onmogelijk zou maken, geldt de verhoging niet voor uitbreidingsaanvragen. De besparing in de uitvoeringslasten per jaar bedraagt voor de SN ongeveer € 10.000,– in 2005 oplopend tot ongeveer € 125.000,– in 2011 en voor de SAN ongeveer € 150.000,– in 2005 oplopend tot ongeveer € 350.000,– in 2011.

Wijziging sanctiebeleid

(Artikelen I, onderdelen P, Q en AH, en II, onderdelen AD, AE, AF en AI)

Een van de actiepunten van de tweede tranche betrof het onderzoek naar mogelijkheden om het sanctieregime te verhelderen en te vereenvoudigen zonder daarbij afbreuk te doen aan de effectiviteit van de desbetreffende sanctie. Met de onderhavige uniformering van de sanctieregimes van de SN en de SAN alsmede wijziging van de procedure betreffende het verstrekken van een voorschot wordt hieraan invulling gegeven. Daarnaast wordt een omissie in artikel 43 van de SAN rechtgezet.

Uniformering sanctieregime SN en SAN met betrekking tot oppervlakte

(Artikel I, onderdelen P en AH)

Op grond van het sanctiebeleid SN zoals dat totnogtoe wordt uitgevoerd volgt afwijzing of intrekking van subsidie voor een gehele beheerseenheid ingeval de subsidie-ontvanger ten aanzien van een gedeelte van die eenheid niet voldoet aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de subsidieverlening. Dit geldt ook ingeval een beheerder op eenvoudige wijze ervoor kan zorgen dat hij alsnog voor de beheerseenheid in haar geheel voldoet aan die voorwaarden. Veel beheerders blijken voor zo groot mogelijke beheerseenheden subsidie aan te vragen, waardoor het tot op heden gevoerde sanctiebeleid SN voor de beheerders zeer nadelig kan uitpakken. Het wordt door hen dan ook vaak als disproportioneel ervaren.

Het sanctiebeleid zoals dat geldt voor de SN is strenger dan het sanctiebeleid zoals dat geldt voor de SAN. Voor de SAN geldt immers het sanctieregime van artikel 32, eerste lid, van Verordening nr. 2419/2001 (uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem). Op grond van dat regime wordt een subsidie alleen ingetrokken ingeval de oppervlakte waarop de subsidieverlening betrekking heeft groter is dan de daadwerkelijke oppervlakte en het verschil tussen beide oppervlakten groter is dan 20%. In andere gevallen wordt subsidie verleend onder toepassing van een correctie van de oppervlakte en een eventuele korting van het subsidiebedrag. Zou het sanctiebeleid SAN ook in de SN worden gevolgd dan zouden veel beheerders wel in aanmerking kunnen komen voor subsidie, zij het gecorrigeerd naar oppervlakte en met een eventuele korting. Gelet hierop en op het feit dat uniformiteit tot minder lasten voor de uitvoering en meer duidelijkheid voor de beheerder leidt, heb ik besloten het sanctiebeleid SN met betrekking tot de oppervlakte aan te passen aan de voor de SAN geldende Europese voorschriften.

Ingeval wordt geconstateerd dat de werkelijke oppervlakte waarvoor subsidie is verleend kleiner is dan de opgegeven (berekende) oppervlakte geldt dan voor zowel SAN als SN voortaan het volgende:

Ingeval wordt geconstateerd dat de werkelijke oppervlakte waarvoor subsidie is verleend kleiner is dan de opgegeven (berekende) oppervlakte geldt dan voor zowel SAN als SN voortaan het volgende:

– afwijking kleiner dan of gelijk aan 3%: subsidieverlening wordt aangepast aan de werkelijke oppervlakte (geen sanctie);

– afwijking groter dan 3% of 2 hectare, maar niet groter dan 20%: subsidieverlening wordt aangepast aan de werkelijke oppervlakte en wordt daarnaast gekort met een percentage ter hoogte van twee maal de geconstateerde afwijking;

– afwijking groter dan 20%: subsidieverlening wordt ingetrokken.

Voorschotten

(Artikel I, onderdelen P en Q, en II, onderdelen AD, AE en AI)

Ingeval een subsidieontvanger in de twee jaar voorafgaande aan de verstrekking van het voorschot op enig moment niet heeft voldaan aan bepaalde subsidieverplichtingen, ontvangt hij geen voorschot. Als hij in het daaropvolgende jaar wel weer een voorschot wil ontvangen, moet hij hiertoe een verzoek indienen bij de Dienst Regelingen. Het stopzetten van de subsidie en het beoordelen van het verzoek tot voorschotverlening dat in het daaropvolgende jaar moet plaatsvinden brengen naast administratieve lasten ook uitvoeringslasten voor de Dienst Regelingen met zich, alsmede voor de Dienst landelijk gebied, die met de controle is belast. Om deze lasten zo veel mogelijk terug te dringen worden enkele wijzigingen in de procedure doorgevoerd. Het voorschot wordt voortaan aan de subsidieontvanger verstrekt, zonder dat hij daarvoor een nieuwe aanvraag hoeft in te dienen. De Dienst landelijk gebied zal een jaar na het niet verlenen van een voorschot controleren of de subsidieontvanger inmiddels aan de subsidievoorwaarden voldoet. Met de nieuwe werkwijze wordt geen afbreuk gedaan aan het controleniveau, terwijl de administratieve lasten wel lager worden.

Verder wordt het thans mogelijk om het voorschot gedeeltelijk in te houden. In bepaalde gevallen waar sprake was van een lichte overtreding van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen is inhouding van het gehele voorschot namelijk een onevenredig zware sanctie gebleken.

Vaststelling SAN-subsidie

(Artikel II, onderdeel AF)

Ingevolge artikel 43 van de SAN kan de beheersbijdrage voor een pakket lager worden vastgesteld als niet is voldaan aan de bij het pakket behorende voorwaarden. De beheersbijdrage voor de SAN-pakketten, die bestaat uit een vergoeding voor de gederfde inkomsten en voor het gevoerde beheer en daarboven een stimulans, wordt uitgekeerd als is voldaan aan de betrokken beheersvoorschriften en het desbetreffende natuurresultaat is behaald. De stimulans vormt daarbij een prikkel om via het voorgeschreven beheer het natuurresultaat te behalen. Zou het natuurresultaat ook zonder het voorgeschreven beheer behaald worden, dan betekent dat dat ook de stimulans niet kan worden verstrekt. Een stimulans die wordt verstrekt zonder dat de beheersvoorschriften zijn nageleefd dient geen noodzaak. De stimulans is immers geen losse component, maar is gekoppeld aan het voldoen aan de beheersvoorschriften. De omissie op dat punt in artikel 43 van de SAN wordt thans rechtgezet.

Subsidie functieverandering

(Artikel I, onderdelen R tot en met V, AK, met betrekking tot artikel 101b, van de SN, en AM)

Beheerders die landbouwgrond omzetten in natuurterrein kunnen in aanmerking komen voor een vergoeding gebaseerd op de waardedaling die de grond als gevolg van de omzetting ondergaat, te weten de subsidie functieverandering, bedoeld in hoofdstuk 5 van de SN. Deze subsidie wordt gedurende een periode van 30 jaar betaald en is gebaseerd op gestandaardiseerde vergoedingen per landbouwgebied.

Uit de ervaringen die tot nu toe met de subsidie functieverandering zijn opgedaan komt onder meer naar voren dat de procedure tot veel financieel-administratieve lasten leidt. Ook blijkt de vergoedingssystematiek op basis van tariefklassen en gewogen gemiddelde van de verkeerswaarde per landbouwgebied niet meer zo goed aan te sluiten bij de ontwikkelingen op de grondmarkt. Verschillende beheerders hebben bovendien aangegeven liever een vergoeding in een keer te ontvangen dan gedurende 30 jaar.

Gelet hierop heb ik besloten de huidige procedure met betrekking tot de uitbetaling van de subsidie functieverandering te verlaten en in plaats daarvan over te gaan op het in een keer uitkeren van een vergoeding gebaseerd op getaxeerde waardedaling van de desbetreffende grond. Op die manier is de subsidie meer in overeenstemming met de huidige markt voor onroerend goed en kan de subsidie-aanvrager direct beschikken over het geld.

In de nieuwe systematiek wordt de verkeerswaarde van de grond getaxeerd. Tevens wordt de waarde van de grond met bestemming natuur bepaald. De taxatie vindt plaats nadat de aanvraag is ingediend. Bij de taxatie wordt geen rekening gehouden met het feit dat de grond voorwerp is van agrarisch natuurbeheer of is gelegen in een natuurgebied of reservaatgebied. Het bedrag waarop de waardedaling is getaxeerd wordt ineens uitgekeerd door het Nationaal Groenfonds. Het Nationaal Groenfonds sluit daartoe een overeenkomst tot voorfinanciering af met de aanvrager. De kosten die uit deze overeenkomst voortvloeien, inclusief de rentekosten, worden gedragen door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Inrichtingssubsidie

(Artikel I, onderdelen F, W, X, Y, Z, AA, eerste lid, AB, AC, AD en BM, en II, onderdelen E en AH)

In het kader van de actie vermindering administratieve en uitvoeringslasten van de tweede tranche is onderzocht op welke wijze de procedure met betrekking tot het verstrekken van inrichtingssubsidie vereenvoudigd kon worden. Dit heeft geleid tot een uniformering van de procedures voor beheerspakketten en landschapspakketten. Daarnaast zijn nog twee wijzigingen doorgevoerd die niet zozeer strekken tot vermindering van de administratieve en uitvoeringslasten maar wel leiden tot een werkwijze die beter aansluit bij de praktijk.

Termijn

(Artikel I, onderdelen W, X, Y, Z, AA, eerste lid, AC en AD)

Thans bedraagt de termijn waarvoor inrichtingssubsidie voor basis- of pluspakketten wordt verstrekt zes jaar en die voor landschapspakketten vier jaar. Verder ziet de inrichtingssubsidie voor basis- of pluspakketten ook op beheer en die voor landschapspakketten enkel op de inrichtingswerkzaamheden. Inrichtingssubsidie wordt vaak verleend voor projecten die uit een groot pakket aan maatregelen bestaan die allemaal met elkaar verweven zijn en die deels basis- of pluspakketten betreffen en deels landschapspakketten. Zowel voor de beheerders als voor de uitvoering zijn de verschillende termijnen omslachtig. Bovendien zijn in veruit de meeste gevallen de basis- of pluspakketten niet binnen vier jaar ingericht. Dit betekent dat dan verschillende subsidievaststellingen moeten plaatsvinden. Daarom worden de termijnen en procedures met betrekking tot inrichtingssubsidie voor landschapspakketten in overeenstemming gebracht met die voor basis- of pluspakketten.

Evenwel niet in alle gevallen is een termijn van zes jaar nodig om de inrichtingswerkzaamheden te voltooien. Bijvoorbeeld bij eenvoudige inrichtingsmaatregelen volstaat een kortere termijn. Ingevolge artikel I, onderdelen W en AC, kan dan in de beschikking tot subsidieverlening worden opgenomen dat de subsidie wordt verleend over een kortere termijn dan zes jaar.

Indexering

(Artikelen I, onderdelen F, AB, tweede lid, en BM, en II, onderdelen E, AH, tweede lid, en BL)

In tegenstelling tot de beheersbijdragen voor beheerssubsidie, landschapssubsidie en recreatiesubsidie wordt de bijdrage voor inrichtingssubsidie niet jaarlijks geïndexeerd. Omdat ook bij inrichtingswerkzaamheden sprake is van jaarlijkse kostenstijgingen, leidt het niet jaarlijks indexeren van het maximale bedrag per hectare ertoe dat het in toenemende mate onmogelijk is om binnen dat maximale bedrag te begroten. De beheerders worden zo genoodzaakt om extra financiering te vinden voor de inrichtingsprojecten. Zouden zij deze extra financiering niet rond kunnen krijgen, dan zou dat ertoe kunnen leiden dat de inrichtingsprojecten niet voltooid kunnen worden. Dit zou tot ongewenste gevolgen leiden voor het natuurbeheer. Om dit te voorkomen en om aan te sluiten bij de overige SN- en SAN-subsidies wordt thans in de SN en de SAN opgenomen dat de bijdrage voor inrichtingssubsidie jaarlijks wordt geïndexeerd.

Standaard Eenheid Prijzen

(Artikelen I, onderdeel AB, eerste lid, en II, onderdeel AH, eerste lid)

Een aanvraag voor inrichtingssubsidie wordt door de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit getoetst aan de zogenoemde Standaard Eenheid Prijzen (SEP). Inrichtingssubsidie wordt in beginsel niet verstrekt voor een hoger bedrag dan het in de SEP op dat onderdeel betrekking hebbende bedrag. De SEP betreft algemene normen voor landinrichtingswerken. Deze algemene normen zijn niet in alle gevallen goed te vertalen naar de inrichtingsmaatregelen die natuur betreffen. Dit heeft als nadeel dat soms op basis van de SEP geen toetsing van natuurinrichtingsmaatregelen kan worden uitgevoerd. Bovendien blijkt openbaarmaking van de SEP in het kader van de SN en de SAN niet altijd verenigbaar met het feit dat diezelfde SEP ook als toetsingskader voor andere werken wordt gehanteerd. Daarom wordt de verwijzing naar de SEP in de artikelen 60 SN en 51 SAN geschrapt. DLG werkt in plaats daarvan samen met de beheerders een nieuw beoordelingskader voor natuurinrichting uit. Die nieuwe systematiek, waarbij onder meer wordt uitgegaan van eenvoudige normering van veel voorkomende inrichtingsmaatregelen, vormt het toetsingskader voor nieuwe aanvragen.

Erfpacht

(Artikel I, onderdelen R, AA en AE)

Ingevolge de in 2003 doorgevoerde eerste tranche revisie Programma Beheer is in de SN opgenomen dat alleen eigenaren en erfpachters met een erfpachtovereenkomst van ten minste 25 jaar subsidie ingevolge de SN kunnen aanvragen. Een erfpachter die grond van een publiekrechtelijke rechtspersoon voor ten minste 25 jaar in erfpacht heeft komt thans evenwel enkel in aanmerking voor beheerssubsidie en niet voor de overige subsidies. Om aan deze ongelijke situatie een einde te maken wordt het ingevolge de thans voorgestane wijziging van de artikelen 40, tweede lid, 59, tweede lid, 68 en 74, derde lid, mogelijk dat een erfpachter met een erfpachtovereenkomst voor ten minste 25 jaar voor alle subsidies in aanmerking kan komen.

Schrappen hoofdstuk 9 van de SN

(Artikel I, onderdelen AF en AL)

In hoofdstuk 9 van de SN zijn regels opgenomen omtrent de subsidie effectgerichte maatregelen. Dit hoofdstuk zou op termijn in de plaats komen van de Regeling effectgerichte maatregelen in bossen en natuurterreinen. Tot op heden is evenwel nog geen subsidie ingevolge hoofdstuk 9 verstrekt. De bestaande uitvoeringspraktijk met betrekking tot de Regeling effectgerichte maatregelen blijkt namelijk voor zowel de subsidieaanvragers als de overheid voordelen te hebben boven de procedure van hoofdstuk 9. Om die uitvoeringspraktijk met betrekking tot de SN te kunnen voortzetten zou evenwel een ingrijpende en gecompliceerde wijziging van hoofdstuk 9 noodzakelijk zijn. Daarom heb ik besloten om subsidie effectgerichte maatregelen vooralsnog te blijven verlenen via de Regeling effectgerichte maatregelen in bossen en natuurterreinen en hoofdstuk 9 te schrappen. In verband hiermee komt tevens artikel 107 van de SN te vervallen. In het kader van de grote vereenvoudiging waarvoor mijn ministerie zich inspant zullen de regels betreffende subsidie voor effectgerichte maatregelen nog weer tegen het licht worden gehouden.

Probleemgebieden

(Artikel II, onderdelen K, eerste lid, L, O, R, T, U, V, tweede lid, W, X, Z, AA, AB, AC, AJ, AM en AT)

De in hoofdstuk 2a van de SAN opgenomen regels omtrent probleemgebieden hebben betrekking op agrarische gebieden waar agrariërs vanwege fysieke omstandigheden in het landschap, de zogenaamde natuurlijke handicaps, concurrentienadeel ondervinden. Ter compensatie van dit nadeel kunnen zij in aanmerking komen voor een vergoeding van € 94,– per hectare. Om te voorkomen dat die vergoeding ook wordt verstrekt aan agrariërs wier gronden niet zijn gelegen in een probleemgebied, wordt thans uitdrukkelijk in de regeling opgenomen dat de vergoeding van € 94,– per hectare alleen kan worden verstrekt indien en voor zover de beheerseenheid in een probleemgebied ligt.

Begrenzing

(Artikel II, onderdeel O)

Het door de Europese Commissie goedgekeurde Plattelandsontwikkelingsprogramma voorziet in de mogelijkheid om kleinschalige zandlandschappen als probleemgebied aan te wijzen. Het begrenzen van dergelijke landschappen stuit evenwel op problemen. Er is namelijk geen goed criterium beschikbaar om kleinschalige zandlandschappen eenduidig en voldoende onderscheidend aan te wijzen. Het alternatief om in het kader van de SAN nadere eisen te stellen leidt tot hoge lasten voor de uitvoerende en controlerende diensten, die niet in verhouding staan tot het relatief beperkte areaal waar daadwerkelijk de vergoeding voor natuurlijke handicaps verstrekt zou kunnen worden. Dat zou ook op gespannen voet staan met het regeringsbeleid om de uitvoeringskosten laag en in redelijke verhouding tot de effectiviteit ervan te houden. Ik heb daarom besloten om in het kader van de SAN dergelijke landschappen niet als probleemgebied aan te wijzen.

Koppeling met actief beheer

(Artikel II, onderdelen K, eerste lid, L, R, T, U, V, tweede lid, W, X, Z, AJ en AT)

Zoals ik herhaaldelijk heb aangegeven wil ik actief beheer zo veel mogelijk stimuleren. Daarom is het voortaan niet meer mogelijk om in aanmerking te komen voor de vergoeding in verband met probleemgebieden zonder dat sprake is van actief beheer. Een vergoeding voor passief beheer past ook niet goed in het kader van de SAN, die bedoeld is voor actieve vormen van agrarisch natuurbeheer. Dit betekent dat met ingang van 1 oktober 2004 geen subsidie op grond van bijlage 31, op grond waarvan louter vergoeding voor probleemgebieden werd verstrekt, meer kan worden aangevraagd. De bepalingen ten aanzien van bijlage 31 gelden na die datum enkel nog voor agrariërs aan wie subsidie met betrekking tot het in die bijlage opgenomen pakket landbouw met natuurlijke handicaps is verleend naar aanleiding van een daartoe vóór 1 oktober 2004 ingediende aanvraag, voor zover de desbetreffende beheerseenheid in een probleemgebied is gelegen.

Ruige mest

(Artikelen II, onderdelen Y en AS, met betrekking tot artikel 101d van de SAN, en III)

Een agrariër die ruige stalmest uitrijdt op een of meer beheerseenheden kan ingevolge artikel 33 SAN in aanmerking komen voor een toeslag. De toeslag wordt pas betaald nadat de aanvrager heeft gemeld op welke gedeeltes hij van zijn land ruige mest heeft uitgereden en wanneer hij heeft uitgereden. De oppervlakte waarop daadwerkelijk wordt uitgereden, kan kleiner zijn, en blijkt dat in de praktijk ook vaak te zijn, dan hetgeen in de aanvraag is opgegeven. In deze gevallen zal het uiteindelijk te betalen subsidiebedrag ook kleiner zijn dan het oorspronkelijk aangevraagde en toegezegde subsidiebedrag. Deze procedure van melden, controleren en vervolgens betalen is zeer omslachtig en relatief duur in verhouding tot het betaalde subsidiebedrag. Daarnaast heeft de systematiek vanuit budgettair oogpunt als nadeel dat er een veel hoger subsidiebedrag wordt verplicht dan dat er daadwerkelijk wordt betaald. Uit allerlei onderzoek blijkt dat ruige mest, mits ‘normaal’ toegepast goed is voor weidevogels. Ruige mest schept gunstige condities voor bodeminsecten, waardoor het aantal bodeminsecten toeneemt en jonge kuikens meer voedsel hebben en beïnvloedt daarmee de territoriumkeuze van weidevogels.

Er kan evenwel geen directe relatie tussen de toeslag en het in stand houden van vastemeststalsystemen worden aangetoond. Het aantal bedrijven met vaste stalmest neemt namelijk eerder af dan toe. Gelet hierop en op de scheve verhouding tussen programmageld en uitvoeringskosten, te weten 4:1, heb ik besloten de toeslag voor ruige mest af te schaffen. Ik maak evenwel een uitzondering ingeval het uitrijden geschiedt op land dat alleen via het water is te bereiken. Deze eilandjes vormen namelijk een belangrijke habitat voor veel vogelpopulaties. Vanwege de hoge transportkosten is het risico te groot dat er zonder toeslag geen mest meer uitgereden zal worden op eilandjes. De besparing in de uitvoeringslasten is fors en kan oplopen tot ten minste € 200.000,– per jaar in 2011. De maatregel geldt niet voor aanvragen voor subsidie die zijn ingediend vóór 1 oktober 2004.

Ik ben voornemens om in de komende jaren onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden tot behoud of bevordering van stalsystemen met ruige mest. Daarbij zal onder meer aandacht worden besteed aan sturingsmogelijkheden met betrekking tot de aanwending van ruige mest op percelen met weidevogels.

Verlenging uitrijdperiode 2004

Ingevolge de Vrijstellingsregeling gebruik dierlijke meststoffen is het onder bepaalde voorwaarden toegestaan in 2004 dierlijke mest uit te rijden tot en met 15 september 2004. Aangezien de in artikel 33 opgenomen uitrijdperiode voor ruige mest is gekoppeld aan de periode waarbinnen ingevolge het Besluit gebruik meststoffen dierlijke mest mag worden uitgereden, strekt artikel III tot eenzelfde verlenging van de uitrijdperiode voor 2004.

Pakketten

(Artikelen I, onderdelen N, AN tot en met BK, en II, onderdelen AV, AW, AX, AZ tot en met BJ)

Net als in de eerste tranche is ook in de tweede tranche onderzocht op welke punten de verschillende pakketten verduidelijkt konden worden. Dit heeft tot een tweetal wijzigingen geleid, namelijk wijziging van de aantallen en de aanwezigheid van enkele kritische flora- en faunasoorten van de in de SN opgenomen pakketten (de zogenoemde meetsoorten) alsmede wijzigingen van meer technische aard van de zowel in de SN als in de SAN opgenomen pakketten.

Meetsoorten

(Artikel I, onderdelen AN tot en met BB)

Uit de monitoring die de afgelopen vijf jaar is uitgevoerd van de pakketten die deel uitmaken van Programma Beheer is onder meer naar voren gekomen dat de pluspakketten enkele onvolkomenheden bevatten. Zo bleken de eisen met betrekking tot de meetsoorten niet in alle gevallen een goed criterium te zijn voor de beoordeling of sprake is van waardevolle natuur. Dit heeft tot gevolg gehad dat, ondanks eerdere bescheiden aanpassingen (toevoeging 1 Rode Lijstsoort), voor het beheer van verschillende landelijke of zelfs internationaal waardevolle natuurgebieden geen subsidie met betrekking tot een pluspakket kon worden verstrekt. Met name omdat in deze gebieden al jaren lang beheer wordt uitgevoerd om deze hoge natuurwaarden in stand te houden, en deze natuurwaarden afhankelijk zijn van het gevoerde beheer, worden de eisen met betrekking tot de meetsoorten thans enigszins versoepeld.

Technische eisen

(Artikelen I, onderdelen N, BC tot en met BK, en II, onderdelen AV, AW, AX, AZ tot en met BJ)

Enkele van de voorwaarden in de landschapspakketten bleken in de praktijk tot onduidelijkheid te leiden. Om deze onduidelijkheid in het vervolg te voorkomen zijn de desbetreffende landschapspakketten daarop aangepast en zijn in de pakketten duidelijker voorwaarden betreffende de vrijliggendheid, vrijwaring van beschadiging door vee, aaneengeslotenheid, instandhoudingsbemesting, het gebruik van inheems materiaal en de bedekking met hakhout opgenomen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 1999, 252; laatstelijk gewijzigd bij regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 december 2003 (Stcrt. 242).

  • 2

    Stcrt. 1999, 252; laatstelijk gewijzigd bij regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 10 mei 2004 (Stcrt. 99).

Naar boven