Regeling statistiek WWB, IOAW en IOAZ 2005

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 september 2004, Directie Werk en Bijstand, nr. W&B/SFI/04/57545, houdende regels inzake de verstrekking van statistische gegevens met betrekking tot de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Regeling statistiek WWB, IOAW en IOAZ 2005)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 78, derde lid, van de Wet werk en bijstand, artikel 55, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 55, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

Besluit:

Artikel 1

Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b. WWB: Wet werk en bijstand;

c. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

d. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

e. uitkering: bijstand of langdurigheidstoeslag op grond van de WWB of de uitkering op grond van de IOAW of IOAZ.

Artikel 2

Uitkeringsstatistieken

De minister ontvangt van het college uiterlijk vier weken na afloop van iedere kalendermaand, overeenkomstig het in bijlagen 1, 2 en 3 bij deze regeling opgenomen model, onderscheiden naar de WWB, de IOAW en de IOAZ, gegevens met betrekking tot personen aan wie in de desbetreffende maand een uitkering is verleend.

Artikel 3

Debiteurenstatistiek

1. De minister ontvangt van het college uiterlijk vier weken na afloop van iedere kalendermaand, overeenkomstig het in bijlage 4 bij deze regeling opgenomen model, gegevens met betrekking tot personen aan wie in het kader van de uitvoering van de WWB, IOAW en IOAZ een betalings- of aflossingsverplichting is opgelegd.

2. Het eerste lid is ten aanzien van gemeenten met minder dan 20.000 inwoners slechts van toepassing, indien een gemeente, op voordracht van de directeur-generaal van de statistiek, daartoe door de minister is aangewezen. Van deze aanwijzing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 4

Fraudestatistiek

De minister ontvangt van het college uiterlijk vier weken na afloop van de eerste helft van een kalenderjaar en na afloop van de tweede helft van een kalenderjaar, overeenkomstig het in bijlage 5 bij deze regeling opgenomen model, gegevens met betrekking tot personen bij wie een vermoeden van fraude met betrekking tot een uitkering is onderzocht.

Artikel 5

Statistiek reïntegratie door gemeenten

1. De minister ontvangt van het college uiterlijk vier weken na afloop van de eerste helft van een kalenderjaar en na afloop van de tweede helft van een kalenderjaar overeenkomstig het in bijlage 6 bij deze regeling opgenomen model, gegevens met betrekking tot personen aan wie in het betreffende halfjaar een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de WWB is aangeboden, dan wel met betrekking tot personen die van voornoemde voorziening feitelijk gebruik hebben gemaakt, door tussenkomst van een door de minister aan te wijzen externe bewerker. Van de aanwijzing van de bewerker wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

2. De bewerker, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de in het eerste lid bedoelde gegevens op een door de minister te bepalen wijze.

3. Door de bewerker worden geen persoonsgegevens of verwerkte persoonsgegevens aan derden verstrekt, behoudens in opdracht van de minister.

Artikel 6

Centraal Bureau voor de Statistiek

1. Het college verstrekt de gegevens, bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4, door tussenkomst van het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarbij de gegevensverstrekking plaatsvindt op een door de directeur-generaal van de statistiek te bepalen wijze.

2. Door de minister kunnen persoonsgegevens als bedoeld in artikel 5, eerste lid, worden verstrekt aan het Centraal Bureau voor de Statistiek ten behoeve van het verrichten van statistisch onderzoek.

Artikel 7

Monitor WIW

Bijlage 7 bij de Regeling statistiek WWB, IOAW, IOAZ en WIK wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage 7.

Artikel 8

Intrekking regeling

1. De Regeling statistiek WWB, IOAW, IOAZ en WIK wordt ingetrokken.

2. De Regeling statistiek WWB, IOAW, IOAZ en WIK blijft van toepassing op de afwikkeling van de inlichtingen verkregen en nog te verkrijgen op grond van die regeling.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel 7, in werking met ingang van 1 januari 2005. Artikel 7 treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2004.

Artikel 10

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling statistiek WWB, IOAW en IOAZ 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die uiterlijk 15 september 2004 ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te ’s-Gravenhage.

Den Haag, 13 september 2004.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.A.L. van Hoof.

Toelichting

I. Algemeen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft informatie nodig voor de aan hem opgedragen taken en verantwoordelijkheden bij de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). De algemene maatregel van bestuur op basis van artikel 7 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand regelt de positie van zelfstandigen. Deze algemene maatregel van bestuur is het Bbz 2004. Dit betekent dat de grondslag voor wat betreft de statistische informatievoorziening in het kader van het Bbz 2004 te vinden is in de WWB.

De taken en verantwoordelijkheden waarvoor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid informatie nodig heeft betreffen ramingen, beleidsontwikkeling, toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering en op de doeltreffendheid van de wet. Daarnaast is er sprake van een informatiebehoefte in het kader van internationale verplichtingen. Het college en de gemeenteraad verstrekken desgevraagd aan de minister de inlichtingen die hij hiertoe met betrekking tot deze wetten nodig heeft.

In de totale informatiestroom zijn drie hoofdgroepen te onderscheiden:

1. de ‘persoonsinformatiestromen’. Dit zijn statistieken waarbij informatie, gerelateerd aan individuele personen, wordt aangeleverd;

2. het verslag over de uitvoering (Vodu), de accountantsverklaring en het voorlopig verslag;

3. aanvullende onderzoeken.

Deze ministeriële regeling heeft uitsluitend betrekking op de persoonsinformatiestromen.

Teneinde ontwikkelingen te kunnen blijven volgen is bij de persoonsinformatiestromen de met ingang van 2005 te wijzigen uitvraag gebaseerd op de uitvraag zoals deze in 2004 en eerdere jaren al bestond. Gezien de derapportagedoelstelling is nagegaan welke onderdelen van de vraagstelling konden vervallen, waarbij beperking van de administratieve lasten uitgangspunt was. In samenhang hiermee is ervoor gekozen om zoveel mogelijk informatie op persoonsniveau aan de gemeenten uit te vragen en zo min mogelijk informatie die door de gemeenten eerst geaggregeerd moet worden. Eveneens met het oog op de reductie van de door de gemeenten uit te voeren werkzaamheden, was een voorwaarde voor de selectie van de door de gemeente te verstrekken gegevens dat deze gegevens bij de gemeenten reeds aanwezig moeten zijn in de digitale bestanden die voor de uitvoering van de relevante wetten toch al zijn aangelegd.

In verband met de vaststelling van de uitvoeringsconsequenties van de beoogde uitvraag is overleg gevoerd met een klankbordgroep. Deze is samengesteld uit personen die goed op de hoogte zijn van de gemeentelijke praktijk. Het resultaat hiervan is dat de uitvraag bij de statistieken beperkt blijft tot enkele persoonskenmerken en beter aansluit bij de gemeentelijke digitale administraties. Het verzamelen van de gegevens op het niveau van de individuele persoon biedt ook bij de bewerking van de gegevens belangrijke voordelen, zoals mogelijkheden voor nadere analyses, onder meer door gebruik te maken van koppeling met andere bestanden. Gegevens die via koppeling beschikbaar komen behoeven niet meer door de gemeenten te worden geleverd.

De informatiebehoefte van SZW en van het CBS wordt gebundeld in één uitvraag. Dit is een al jaren gangbaar principe waarbij enkele kenmerken die het CBS nodig heeft, vanuit haar algemene doelstelling of om verwerkingstechnische redenen, worden samengevoegd met de gegevensuitvraag van SZW.

De door het CBS gewenste kenmerken houden onder meer verband met het streven tot maximalisering van het koppelingsrendement en de mogelijkheid tot het realiseren van betrouwbare tellingen. Deze laatste mogelijkheid is onder meer van belang gezien het gebruik van de statistieken bij de verdeelmaatstaven voor de bepaling van door de gemeenten te ontvangen uitkeringen uit het Gemeentefonds en bij de verdeling van de WWB-budgetten over de gemeenten.

De met deze regeling voorgeschreven gegevenslevering heeft betrekking op de SZW-informatiebehoefte, zoals gespecificeerd in de bijlagen 1 tot en met 6. De inhoud van de uiteindelijke totale uitvraag, dus zowel die vanuit SZW als vanuit het CBS, wordt gepubliceerd in de door de directeur-generaal van de statistiek af te kondigen richtlijnen voor de WWB-, IOAW- en IOAZ-statistiek. Hierbij zullen ook de definities van de kenmerken en overige begripsomschrijvingen, alsmede de technische toerusting van de aan te leveren bestanden worden gepubliceerd.

Wellicht ten overvloede zij opgemerkt dat, onverminderd het bepaalde in deze regeling, het college door de minister gevraagd kan worden ook andere, niet in de bijlagen bij deze regeling opgenomen inlichtingen te verstrekken die hij voor het toezicht, de informatievoorziening en de beleidsvorming met betrekking tot de WWB, de IOAW, de IOAZ en het Bbz 2004 en daarop gebaseerde regelgeving nodig heeft.

In verband met de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK), welke dient ter vervanging van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK), is onderhavige regeling voorlopig (nog) niet van toepassing op de nieuwe WWIK. Nadat de WWIK in het Staatsblad is gepubliceerd, zal onderhavige regeling worden aangepast en alsnog van toepassing worden verklaard met betrekking tot de inlichtingen die de minister nodig heeft voor het toezicht, de informatievoorziening en de beleidsvorming in het kader van de WWIK.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

Het aantal definities in dit artikel is beperkt. Wellicht ten overvloede zij erop gewezen dat in de WWB, de IOAW, de IOAZ en het Bbz 2004 vervatte definities in deze regeling uiteraard ook van toepassing zijn.

Artikel 2. Uitkeringsstatistieken

Dit artikel heeft betrekking op de informatie over uitkeringen in het kader van de WWB (met inbegrip van het Bbz 2004), de IOAW en de IOAZ. De omvang en de inhoud van de uitvraag over de WWB-uitkeringen is over 2005 gewijzigd en gereduceerd ten opzichte van die over 2004. Die voor de IOAW en de IOAZ is aangepast waarbij dezelfde inhoud en recordopbouw als bij de WWB is gerealiseerd. Voor alle uitkeringsstatistieken blijft de uitvraagfrequentie (maandelijks) van kracht. Om verwerkingstechnische redenen is de wijze waarop gemeenten de voor de statistiek relevante records selecteren aangepast. In plaats van selectie van de personen die op een gegeven moment recht hebben op de uitkering wordt voortaan uitgegaan van alle betalingen in de refertemaand. Dit resulteert in een iets uitgebreidere waarneming, omdat nu ook betalingen aan personen over een voorafgaande periode, waarbij deze personen inmiddels geen recht meer hebben op een lopende uitkering, bij de waarneming worden betrokken.

Artikel 3. Debiteurenstatistiek

De door de gemeenten over 2005 te verstrekken debiteureninformatie heeft ten opzichte van 2004 enige reductie in kenmerken en codes ondergaan.

Niet alle gemeenten met minder dan 20.000 inwoners behoeven de gegevens voor de debiteurenstatistiek te leveren. De levering wordt beperkt tot 10% van deze gemeenten die, op voordracht van de directeur-generaal van de statistiek van het CBS, door de minister zullen worden aangewezen. Van de aanwijzing van de gemeenten wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 4. Fraudestatistiek

Met de fraudestatistiek wordt informatie verzameld over de personen ten aanzien waarvan door de gemeenten bij de uitvoering van de WWB (voorheen Abw), IOAW en IOAZ een onderzoek is gestart naar aanleiding van een fraudevermoeden.

Ook voor de door de gemeenten te verstrekken fraude-informatie over 2005 geldt, dat die ten opzichte van 2004 is verminderd. De inlevertermijn is vanwege de uniformiteit gewijzigd van acht weken in vier weken.

Artikel 5. Statistiek reïntegratie door gemeenten (SRG)

Dit artikel omvat de uitvraag in het kader van de inzet van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling voor de gemeentelijke doelgroep van reïntegratie (bijstandsgerechtigden, IOAW- en IOAZ-uitkeringsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden, Anw- en WIK-gerechtigden). Tot op heden bestonden drie monitoren op dit terrein: de monitor scholing en activering Wet inschakeling werkzoekenden (WIW), de monitor WIW-dienstbetrekkingen en werkervaringplaatsen en de ID-banenmonitor. Deze drie monitoren zijn met ingang van 2005 samengevoegd tot de SRG, waarbij een aanzienlijke reductie in de uitvraag is gerealiseerd. De in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, gegeven omschrijving van de personenkring van de uitvraag is vereenvoudigd ten opzichte van de beschrijving in de toenmalige Regeling informatie Wet inschakeling werkzoekenden, met als doel, de selectie van personen voor opname in de monitor te vergemakkelijken.

De gegevensverstrekking over de voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling zal vanaf 2005 (in tegenstelling tot 2004) verplicht gesteld worden voor alle gemeenten (in plaats van uitsluitend de G85-gemeenten). Na afstemming met VNG is hiertoe in het bestuurlijk overleg van 17 februari 2004 besloten. Voorts is de inlevertermijn vanwege de uniformiteit ook hier gewijzigd van zes weken in vier weken.

Artikel 6. Centraal Bureau voor de Statistiek

De Minister van SZW zal, evenals voorheen, niet zelf beschikken over de door de gemeenten verstrekte gegevens, maar deze laten berusten bij het CBS of een externe bewerker. Het CBS (c.q. de externe bewerker) zal de bestanden beheren. Op basis van die bestanden zullen door het CBS dan wel externe bewerker ten behoeve van beleidsontwikkeling en -evaluatie met een zekere regelmaat overzichten worden vervaardigd. In het kader van de WWB valt hier onder andere te noemen de Kernkaart Werk & Bijstand, die op basis van een aantal van de verstrekte gegevens zal worden samengesteld. De kernkaart is openbaar en zal met ingang van 2005 voor individuele gemeenten de behaalde resultaten op hoofdlijnen weergeven.

Bij het maken van die overzichten kunnen ook gegevens verkregen uit andere bronnen worden betrokken. Dit kan betrekking hebben op zowel gegevens beschikbaar op het niveau van de individuele persoon, als op gegevens op gemeenteniveau. Het spreekt voor zich dat hierbij, ook indien dit onderzoek voor beleidsdoeleinden niet door de beherende instantie wordt uitgevoerd, de nodige privacy-aspecten en de bij de bestuurlijke verhoudingen gebruikelijke uitgangspunten worden gerespecteerd. Het in de te verstrekken gegevens opnemen van het sofi-nummer heeft slechts statistische doeleinden, namelijk het kunnen uitvoeren van longitudinale analyses op basis van het volgen van de betrokken personen in de loop der tijd en het bieden van de mogelijkheid tot koppeling met andere bestanden indien dit uit oogpunt van analyse is gewenst.

Artikel 7. Monitor WIW

Bijlage 7 bij de voor het jaar 2004 geldende Regeling statistiek WWB, IOAW, IOAZ en WIK (Statistiek voorzieningen gesubsidieerde arbeid WWB (voorheen WIW-dienstbetrekkingen en -⁠werkervaringsplaatsen)) wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage 7, met name ter correctie van de coderingen bij de kenmerken 16 (Reden beëindiging dienstbetrekking) en 27 (Doorstroom). Deze correctie is noodzakelijk om ook in 2004 betrouwbare uitspraken te kunnen doen over de redenen van uitstroom uit gesubsidieerde arbeid.

De uitvraag wordt met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2004 gewijzigd. Dit betekent dat de gegevenslevering over de tweede helft van 2004 plaatsvindt volgens de specificaties in bijlage 7 bij deze regeling. Overigens blijft de toelichting bij de variabelenlijst hetzelfde, zoals vastgelegd in Bijlage 1 bij de toenmalige Regeling informatie Wet inschakeling werkzoekenden, artikel 2, eerste lid, zoals die tot 1 januari 2004 van kracht was.

Artikel 8. Intrekking regeling

Onderhavige regeling dient ter vervanging van de Regeling statistiek WWB, IOAW, IOAZ en WIK. Dat betekent dat deze regeling wordt ingetrokken. De Regeling statistiek WWB, IOAW, IOAZ en WIK blijft van toepassing op de statistische informatie die over de meetperiode 2004 is of nog zal worden verkregen op basis van deze regeling. Dit vanwege het feit dat gegevens in dit kader na afloop van iedere kalendermaand, na afloop van ieder kwartaal of na afloop van de eerste of tweede helft van het kalenderjaar bij de minister worden aangeleverd. Dit betekent dat er begin 2005 nog statistische gegevens door de gemeenten geleverd dienen te worden op grond van de Regeling statistiek WWB, IOAW, IOAZ en WIK.

De bij deze regeling behorende bijlagen zullen ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ook zullen de bijlagen aan alle gemeenten worden toegezonden en op het gemeenteloket (www.gemeenteloket.szw.nl) worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.A.L. van Hoof

Naar boven