Verlenging besluit- en vertrekmoratorium asielzoekers Centraal-Irak en beëindiging besluit- en vertrekmoratorium asielzoekers Noord-Irak

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 23 januari 2004, 5263444/04/DVB tot verlengen van het besluitmoratorium en het vertrekmoratorium voor asielzoekers afkomstig uit Centraal-Irak en tot het beëindigen van het besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor asielzoekers afkomstig uit Noord-Irak.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op artikel 43, aanhef onder a, en artikel 45, lid 4 van de Vreemdelingenwet 2000;

Overwegende:

– dat naar verwachting voor een korte periode onzekerheid zal bestaan over de situatie in Centraal-Irak en op grond daarvan redelijkerwijs niet kan worden beslist of de aanvraag op een van de gronden genoemd in artikel 29 Vreemdelingenwet 2000 kan worden toegewezen;

– dat als gevolg hiervan een besluitmoratorium voor Centraal-Irak zal worden verlengd tot 27 juni 2004;

– dat het besluitmoratorium voor Noord-Irak zal worden beëindigd;

– dat in deze situatie voor Centraal-Irak een vertrekmoratorium nog immer is geïndiceerd en derhalve wordt verlengd, eveneens tot 27 juni 2004;

– dat het vertrekmoratorium voor Noord-Irak zal worden beëindigd;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder Centraal-Irak: het deel van de Republiek Irak dat onder bestuur en effectieve controle van de CPA. Tot dit deel behoren Midden- en Zuid-Irak met uitsluiting van Noord-Irak.

In dit besluit wordt verstaan onder Noord-Irak: het deel van de Republiek Irak dat thans onder de effectieve controle staat van de Koerdische partijen in het noorden van het land, zijnde het gebied dat voorafgaande aan de militaire interventie in Irak in de lente van 2003, onttrokken was aan het gezag van het voormalige Baath-regime.

De Republiek Irak wordt gevormd door Noord- en Centraal-Irak.

Artikel 2

De termijn, bedoeld in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, wordt voor vreemdelingen afkomstig uit Centraal-Irak, die een aanvraag hebben ingediend tot verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel, verlengd met één jaar. Het besluitmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Noord-Irak wordt beëindigd.

Artikel 3

De verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat soortgelijke verstrekkingen regelt, worden voor vreemdelingen afkomstig uit Centraal-Irak niet beëindigd. Het vertrekmoratorium voor vreemdelingenafkomstig uit Noord-Irak wordt per 1 februari 2004 beëindigd.

Artikel 4

In afwijking van artikel 4, tweede lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (RVA 1997), geeft de indiening van een tweede of volgende asielaanvraag door asielzoekers afkomstig uit Centraal-Irak recht op opvang.

Artikel 5

Artikel 2, 3 en 4 van dit besluit zijn niet van toepassing op vreemdelingen geboren in uit Centraal-Irak op wie de volgende bepalingen van toepassing zijn: artikel 30, dan wel artikel 31, tweede lid, onder h, i, en k van de Vreemdelingenwet 2000 en het beleid hieromtrent zoals neergelegd in C1/6.4 Vreemdelingencirculaire 2000.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 februari 2004.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, M.C.F. Verdonk.

Toelichting

Artikel 1

Met de bepaling over Noord- en Centraal-Irak wordt de definiëring aangehouden zoals in het ambtsbericht van 5 januari 2004 van de Minister van Buitenlandse Zaken. Deze nieuwe definiëring ziet op de behandeling van asielaanvragen van alle vreemdelingen van Iraakse nationaliteit. Bij de behandeling van individuele asielaanvragen geldt dat vreemdelingen geboren in Noord-Irak worden aangemerkt als zijnde afkomstig uit Noord-Irak. De overige vreemdelingen van Iraakse nationaliteit worden aangemerkt als afkomstig uit Centraal-Irak.

Artikel 2

Met artikel 2 van het onderhavige besluit is het besluitmoratorium verlengd voor vreemdelingen afkomstig uit Centraal-Irak, inhoudende dat de wettelijke termijn waarbinnen op de asielaanvraag een beschikking gegeven dient te worden, verlengd wordt met een periode van één jaar. Het besluitmoratorium wordt verlengd tot 27 juni 2004.

Tevens wordt met artikel 2 van het onderhavige besluit het besluitmoratorium ingesteld voor vreemdelingen afkomstig uit Noord-Irak wordt per 1 februari 2004 beëindigd.

Gezien de huidige situatie in Centraal-Irak, de onzekerheid die er momenteel bestaat en het beperkte inzicht in de huidige situatie, zijn asielaanvragen die zijn gebaseerd op gestelde vervolging in de huidige situatie niet te beoordelen. De periode waarvoor het besluitmoratorium geldt geeft de mogelijkheid nadere ontwikkelingen van de situatie af te wachten.

De individuele vreemdelingen zullen in de komende periode wel in de gelegenheid worden gesteld zich omtrent de asielaanvraag te doen horen.

Artikel 3

Met artikel 3 van het onderhavige besluit wordt het vertrekmoratorium dat geldt voor asielzoekers afkomstig uit Centraal-Irak sedert 27 juni 2003 verlengd. Dit houdt in dat verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat soortgelijke verstrekkingen regelt, niet worden beëindigd. Het gaat daarbij concreet om verstrekkingen op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva 1997) en de gemeentelijke voorzieningen op grond van de Invoeringswet Vreemdelingenwet 2000 en de voormalige Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (Zorgwet VVTV). Ingevolge het onderhavige besluit worden verstrekkingen op grond van bovengenoemde wettelijke voorschriften, daar waar het gaat om rechtmatig verwijderbare asielzoekers respectievelijk rechtmatig verwijderbare ex-VVTV’ers, gedurende het vertrekmoratorium niet beëindigd.

De categorie vreemdelingen op wie het vertrekmoratorium van toepassing is worden geacht rechtmatig verblijf te hebben als bedoeld in artikel 45, vijfde lid van de Vreemdelingenwet 2000.

Het vertrekmoratorium voor asielzoekers uit Noord-Irak wordt per 1 februari 2004 beëindigd.

Artikel 4

In artikel 4 van het onderhavige besluit is tot uitdrukking gebracht dat ingevolge de Memorie van Toelichting bij de Vreemdelingenwet 2000 en de Vreemdelingencirculaire 2000, tijdens de werking van een vertrekmoratorium de opvang ook wordt opengesteld voor vreemdelingen voor wie de opvang reeds was beëindigd op het moment waarop het vertrekmoratorium wordt ingesteld. Als deze vreemdelingen een nieuwe aanvraag indienen, gebaseerd op de omstandigheid dat een vertrekmoratorium van kracht is, dan ligt het, behoudends de in artikel 5 van dit besluit genoemde uitzonderingen niet voor de hand deze vreemdelingen opvang in de zin dan de Rva 1997, te onthouden.

Artikel 5

Bij artikel 5 van het onderhavige besluit is bepaald dat het besluitmoratorium en het vertrekmoratorium (inclusief het recht op opvang bij indiening van een tweede of volgende aanvraag) niet van toepassing zijn op vreemdelingen afkomstig uit Irak op wie de volgende bepalingen van toepassing zijn: artikel 30, dan wel 31, tweede lid, onder h, i en k van de Vreemdelingenwet 2000. De in artikel 30 Vreemdelingenwet 2000 opgenomen imperatieve afwijzingsgronden staan toepassing van artikel 43 en van artikel 45, vierde lid Vreemdelingenwet 2000 in de weg. Dit is eveneens het geval indien artikel 31, tweede lid onder h, i en k Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is, Bij artikel 31, tweede lid onder k, Vreemdelingenwet 2000 wordt verwezen naar het openbare orde beleid zoals neergelegd in C1/5.13 Vreemdelingencirculaire 2000. Het beleid zoals neergelegd in C1/6.4 Vreemdelingencirculaire 2000 is van toepassing.

Artikel 6

In artikel 6 van het onderhavige besluit is de facto bepaald dat het besluitmoratorium voor Centraal-Irak wordt verlengd en eindigt op 27 juni 2004. Op deze datum eindigt tevens de op grond van het onderhavige besluit verlengde vertrekmoratorium. Met betrekking tot de beëindiging van het vertrekmoratorium zij nog gewezen op het volgende. Overeenkomstig hetgeen is vermeld in de Memorie van Toelichting bij de Vreemdelingenwet 2000 herleven de rechtsgevolgen van de afwijzing van de beschikking in ieder geval op 27 juni 2004 of zoveel eerder indien de Minister het besluit geheel of gedeeltelijk intrekt. Tegen de beëindiging van rechtswege staan overigens geen rechtsmiddelen open.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M.C.F. Verdonk

Naar boven