Aanwijzingsbesluit nevenzittingsplaatsen strafzaken gerechtshof Amsterdam
en rechtbank Haarlem
De Raad voor de rechtspraak,
Gelezen het verzoek van de gezamenlijke het bestuur van het gerechtshof
Amsterdam van 25 augustus 2004 en de rechtbank Haarlem van 10 augustus 2004;
Gelet op de artikelen 6a en 6b van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen;
Gehoord het College van procureurs-generaal op 31 augustus 2004;
Besluit:
Artikel 1
1. Voor de behandeling van strafzaken worden de hoofdplaatsen van de gerechtshoven
Arnhem en Leeuwarden aangewezen als nevenzittingsplaats van het gerechtshof
te Amsterdam.
2. De aanwijzing geschiedt voor de duur van drie jaar, te rekenen vanaf
de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 2
1. Voor de behandeling van strafzaken betreffende op de luchthaven Schiphol
gepleegde delicten worden de hoofdplaatsen van de rechtbanken Utrecht en Alkmaar
aangewezen als nevenzittingsplaats van de rechtbank Haarlem.
2. De aanwijzing geschiedt voor de duur van drie jaar, te rekenen vanaf
de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2004.
Artikel 4
Dit besluit wordt aangehaald als: Aanwijzingsbesluit nevenzittingsplaatsen
strafzaken gerechtshof Amsterdam en rechtbank Haarlem.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 13 september 2004.
De voorzitter,
A.H.
van Delden.
Toelichting
Het Besluit van 6 maart 2002 tot wijziging van het Besluit nevenvestigings-
en nevenzittingsplaatsen waarbij de hoofdplaatsen van de andere ressorten
voor de behandeling van strafzaken zijn aangewezen als nevenzittingsplaats
van het gerechtshof te Amsterdam en de hoofdplaatsen van de andere arrondissementen
alsmede Lelystad als nevenzittingsplaats van de rechtbank te Haarlem, wordt
ingevolge het Besluit van 17 juni 2004 (Stb.288,2004) per 1 oktober 2004 ingetrokken.
De intrekking vond plaats omdat laatstgenoemd besluit de mogelijkheid
biedt om bij gebrek aan voldoende zittingscapaciteit een nevenzittingsplaats
buiten het ressort of het arrondissement aan te wijzen voor de behandeling
van een zaak of categorieën van zaken, waardoor een bijzondere bepaling
in het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen niet meer nodig is.
De redenen waarom het indertijd nodig werd geacht om voor de behandeling
van strafzaken van het gerechtshof te Amsterdam en de rechtbank te Haarlem
andere hoofdplaatsen als nevenzittingsplaats aan te wijzen zijn uiteengezet
in de Nota van toelichting bij het Besluit van 6 maart 2002. Deze redenen
gelden nog onverkort, met dien verstande dat in plaats van alle andere hoofdplaatsen
aan te wijzen nu kan worden volstaan met de aanwijzing van de hoofdplaatsen
van de hoven Arnhem en Leeuwarden tot nevenzittingsplaats van het hof Amsterdam
en de hoofdplaatsen van de rechtbanken Alkmaar en Utrecht als nevenzittingsplaatsen
voor de rechtbank Haarlem.
Het onderhavige aanwijzingsbesluit brengt mee dat de besturen van het
gerechtshof Amsterdam en de rechtbank Haarlem bij reglement kunnen bepalen
dat nader aan te duiden stafzaken (voor de rechtbank Haarlem: voorzover het
delict gepleegd is op de luchthaven Schiphol) worden behandeld in
Arnhem of Leeuwarden onderscheidenlijk in Utrecht of Arnhem.
A.H. van Delden.