Wijziging Regeling vergoedingen voor keuring van stoom- of damptoestellen

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 september 2004, nr. A&G/W&P/04/55530, tot wijziging van de Regeling vergoedingen voor keuring van stoom- of damptoestellen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 9 van de Stoomwet1 ;

Besluit:

Artikel I

De Regeling vergoedingen voor keuring van stoom- of damptoestellen2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid wordt ‘€ 103,75’ vervangen door: € 109,00.

2. In het vijfde lid wordt ‘€ 103,75’ vervangen door: € 109,00.

B

In artikel 6, derde lid wordt ‘€ 103,75’ vervangen door: € 109,00.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 8 september 2004.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.A.L. van Hoof.

Toelichting

De onderhavige wijzigingsregeling strekt er toe de in de Regeling vergoedingen voor keuring van stoom- en damptoestellen (hierna: vergoedingsregeling) vastgestelde vergoedingen aan te passen.

In mei 1994 sloot de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een contract met Stoomwezen B.V. waarin onder meer bepaald werd dat Stoomwezen B.V. de opdracht en bevoegdheid kreeg tot het, namens de Minister, uitvoeren van in het contract nader omschreven werkzaamheden en daarbij behorende vergunningverlening. Bedoelde werkzaamheden, die tot dan toe door de Dienst voor het Stoomwezen (onderdeel van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) werden uitgevoerd, zijn gedurende de looptijd van het contract exclusief aan Stoomwezen B.V. opgedragen. De opgedragen werkzaamheden betroffen onder meer de op de stoomwetgeving gebaseerde keuringen, die betrekking hebben op de nieuwbouwfase, de ingebruikneming en de gebruiksfase.

De keuringen, voorzover die betrekking hebben op de nieuwbouwfase en de ingebruikneming, zijn inmiddels van de stoomwetgeving overgebracht naar de warenwetgeving. Dit is gerealiseerd door de totstandkoming op basis van de Wet op de gevaarlijke werktuigen (WGW) van het Besluit drukapparatuur (besluit van 5 juli 1999, Stb. 311) en de wijziging van dat besluit bij besluit van 5 juli 2001, Stb. 339, en de integratie met ingang van 1 september 2003 van de WGW in de Warenwet, waarbij de citeertitel van het Besluit drukapparatuur werd gewijzigd in Warenwetbesluit drukapparatuur. Met het Besluit drukapparatuur heeft de marktwerking zijn intrede gedaan. Een en ander betekent dat het contract nu alleen nog van toepassing is op keuringen in de gebruiksfase.

Omdat Stoomwezen BV is overgegaan in Lloyds Register Nederland BV is het contract met ingang van 31 augustus 2003 gewijzigd. Bij die gelegenheid is tevens de grondslag voor het vaststellen van de tarieven aangepast waardoor het mogelijk is geworden deze meer marktconform bij te stellen.

In artikel 13 van het contract is vastgelegd dat de minister de vergoedingen, zoals bepaald in artikel 9 van de Stoomwet, blijft vaststellen gedurende de looptijd van het contract.

Ook de keuringen in de gebruiksfase zullen worden overgebracht van de stoomwetgeving naar de warenwetgeving. Dit wordt gerealiseerd door de tweede wijziging van het Warenwetbesluit drukapparatuur bij besluit van 22 juli 2004, Stb. 387, welk besluit met ingang van 1 augustus 2005 in werking zal treden. Met deze tweede wijziging zal de gehele stoomwetgeving zijn overgebracht naar de warenwetgeving. Dit betekent dat na genoemde datum de marktwerking voor het gehele werkgebied van het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing zal zijn.

De vorige aanpassing van de vergoedingsregeling heeft in 2003 plaatsgevonden en ging op 30 november van dat jaar in.

Voor een belangrijk deel van de keuringen in de gebruiksfase is in de vergoedingsregeling een retributietarief van toepassing. Hierbij zijn de kosten voor de keuring direct afhankelijk van de grootte van het te keuren drukapparaat. Dit systeem werkt voor de bedrijven met de wat grotere installaties zeer onvoordelig uit en wordt om deze reden door hen als onredelijk ervaren. Het op deze manier in rekening brengen van de keuringskosten staat niet in verhouding tot het aantal bestede uren voor die keuringen. Voor de kleinere installaties is het retributietarief wel meer in evenwicht met de bestede uren voor de keuring.

Bij de vorige aanpassing van de vergoedingsregeling is besloten om te komen tot een geleidelijke overgang naar een meer marktconforme situatie zoals die is voorzien na 1 augustus 2005. De tarieven in deze wijziging van de vergoedingsregeling, welke tevens de laatste zal zijn, liggen in lijn met genoemd streven en komen tevens tegemoet aan de bezwaren tegen het hanteren van het retributietarief.

In het besluit is het uurtarief verhoogd naar € 109,00 en is het retributietarief gelijk gebleven.

De directe consequenties van deze tariefsaanpassing zijn de volgende.

Voor de gebruikers van grote installaties, waar het uurtarief wordt gehanteerd, betekent dit een verlaging van de keuringskosten ten opzichte van de kosten gebaseerd op het retributietarief. Voor de gebruikers van de kleinere installaties betekent het niet verhogen van het retributietarief dat de keuringskosten voor hen geen verandering ondergaan.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.A.L. van Hoof

  • 1

    Stb. 1953, 179; laatstelijk gewijzigd bij wet van 31 oktober 2002, Stb. 542.

  • 2

    Stcrt. 1977, 82; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 21 november 2003, Stcrt. 231.

Naar boven