Wijziging Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, houdende voorschriften met betrekking tot het fokken van schapen in verband met het voorkomen van TSE en ter uitvoering van beschikking (EG) nr. 2003/100

9 september 2004

Nr. TRCJZ/2004/893

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op beschikking (EG) nr. 2003/100 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 februari 2003 tot vaststelling van minimumeisen voor fokprogramma’s ter verkrijging van resistentie tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij schapen (PbEU L 41);

Gelet op de artikelen 17, 94, eerste lid, onderdelen i, j en k, 108 en 108a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

Artikel I

De Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel m wordt verletterd tot onderdeel l.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

m. beschikking (EG) nr. 2003/100: beschikking (EG) nr. 2003/100 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 februari 2003 tot vaststelling van minimumeisen voor fokprogramma’s ter verkrijging van resistentie tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij schapen (PbEG L 41).

B

Na paragraaf 3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 4

Het fokken van schapen

Artikel 8

1. Ter voorkoming van overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij schapen en ter uitvoering van artikel 2 van beschikking (EG) nr. 2003/100 wordt medewerking gevorderd van het Productschap Vee en Vlees.

2. De in het eerste lid gevorderde medewerking bestaat uit:

a. de opstelling van en het uitvoering geven aan het fokprogramma voor schapen, bedoeld in artikel 2 van beschikking (EG) nr. 2003/100, en

b. het bij verordening stellen van regels ten aanzien van het fokken van schapen ter voorkoming van overdraagbare spongiforme encefalopathieën, waaronder in ieder geval wordt begrepen een verbod op het fokken met schapen die niet in het bezit zijn van een erkenning van het Productschap Vee en Vlees en het stellen van voorwaarden aan het verkrijgen van deze erkenning.

3. Uiterlijk op 1 april 2005 is het fokprogramma, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, verplicht voor schapen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van beschikking (EG) nr. 2003/100.

4. Het Productschap Vee en Vlees kan vrijstelling of ontheffing verlenen van deelname aan het fokprogramma, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, overeenkomstig bijlage I, Deel 3, van beschikking (EG) nr. 2003/100.

5. Het Productschap Vee en Vlees kan bij verordening bepalen dat bij overtreding van artikel 3, tweede lid, van de Verordening fokken van TSE-ongevoelige schapen (PVV) 2004 van het Productschap Vee en Vlees, tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld.

Artikel 9

1. De TSE-resistente status van een koppel schapen als bedoeld in artikel 4 in samenhang met bijlage II van beschikking (EG) nr. 2003/100 kan worden erkend, indien bij de aanvraag van een erkenning aangetoond wordt dat het een koppel schapen betreft:

a. dat uitsluitend bestaat uit schapen met genotype ARR/ARR of

b. waarvan het nageslacht uitsluitend is verwekt door rammen met genotype ARR/ARR.

2. Ter uitvoering van het eerste lid wordt medewerking gevorderd van het Productschap Vee en Vlees.

3. De in het tweede lid bedoelde medewerking bestaat uit het verlenen van de erkenning door het Productschap Vee en Vlees.

Artikel 9a

1. Een aanvraag voor een erkenning als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, en artikel 9, derde lid, wordt ingediend bij het Productschap Vee en Vlees.

2. Het Productschap Vee en Vlees kan een erkenning als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, en artikel 9, derde lid, intrekken. Een erkenning als bedoeld in artikel 9, derde lid, wordt in ieder geval ingetrokken, indien bij het onderzoek, bedoeld in bijlage II, punt 2, van beschikking (EG) nr. 2003/100, een ander genotype wordt geconstateerd dan het genotype, bedoeld in artikel 9, eerste lid.

3. Voor de behandeling van een aanvraag van een erkenning, of voor de behandeling van een aanvraag van een wijziging daarvan, en voor de instandhouding van een erkenning, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, en artikel 9, derde lid, kan het Productschap Vee en Vlees een vergoeding van kosten heffen, overeenkomstig een door haar vastgesteld tarief.

4. Het Productschap Vee en Vlees kan voor de onderzoeken en verrichtingen die zij uitvoert in het kader van het artikel 8, tweede lid, onderdeel a, en andere onderzoeken of verrichtingen met betrekking tot schapen of producten of voorwerpen die dragers van smetstof kunnen zijn afkomstig van schapen, voorzover de onderzoeken of verrichtingen zijn voorgeschreven bij besluit krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, of op verzoek van betrokkene plaatsvinden, een vergoeding van kosten heffen.

5. De minister kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de in artikel 8, eerste lid, en artikel 9, tweede lid, gevorderde medewerking.

C

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22

Deze regeling berust op de artikelen 17, 18, tweede lid, 30 eerste en derde lid, 77, 94, eerste lid, onderdelen i, j en k, 108 en 108a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

Artikel II

Onder vervanging van de punt aan het slot van punt 4, onderdeel h, van de bijlage bij de Regeling tarieven Gezondheids- en welzijnswet voor dieren2 door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. de artikelen 8, tweede lid, en 9, eerste lid, van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Onderhavige wijzigingsregeling wijzigt de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en de Regeling tarieven Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met het stellen van voorschriften aan het fokken van schapen ter voorkoming van overdraagbare spongiforme encefalopathieën en de implementatie van beschikking (EG) nr. 2003/100.

Naar aanleiding van het vermoeden dat de aanwezigheid van scrapie bij schapen de aanwezigheid van bovine spongiforme encefalopathieën (BSE) bij schapen kan maskeren heeft de Europese Commissie, in het belang van de dier- en volksgezondheid, verschillende maatregelen getroffen op het gebied van het voorkomen van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE) bij schapen. Eén van deze maatregelen is het invoeren van een verplicht fokprogramma, bedoeld in beschikking (EG) nr. 2003/100. Dit fokprogramma houdt in dat alle lidstaten verplicht zijn vanaf 1 april 2005 bepaalde schapenrassen en bepaalde schapenkoppels, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van beschikking (EG) nr. 2003/100, te fokken op TSE-ongevoeligheid.

Ter uitvoering van beschikking (EG) nr. 2003/100 en het voorkomen van TSE wordt in onderhavige wijzigingsregeling medewerking gevorderd van het Productschap Vee en Vlees (PVV). De medewerking houdt in dat het PVV het fokprogramma voor schapen, bedoeld in artikel 2 van beschikking (EG) nr. 2003/100, kan opstellen en uitvoeren en bij verordening regels kan stellen aan het fokken met schapen ten behoeve van het voorkomen van TSE. Het in artikel 2 van beschikking (EG) nr. 2003/100 bedoelde fokprogramma is slechts van toepassing op schapen die in Nederland inheems zijn of in belangrijke mate bijdragen tot de schapenpopulatie op het Nederlandse grondgebied. Om echter TSE zoveel mogelijk te voorkomen en te zorgen voor een gezonde schapenpopulatie is de selectie op TSE-ongevoeligheid bij het fokken van alle schapen in Nederland van belang. Om dit te bereiken wordt van het PVV, naast de uitvoering van beschikking (EG) nr. 2003/100, tevens medewerking gevorderd voor het stellen van voorwaarden aan het fokken van schapen ter voorkoming van TSE in het algemeen. Door het vorderen van medewerking van het PVV wordt er voor gezorgd dat de schapensector zelf zoveel mogelijk wordt betrokken bij het treffen van maatregelen ter voorkoming van TSE.

Er zijn in Nederland bepaalde inheemse schapenrassen en erkende stamboeken waar slechts enkele schapen TSE-ongevoelig zijn. Indien binnen dit schapenras of dit stamboek alleen met deze TSE-ongevoelige schapen kan worden gefokt bestaat het gevaar dat het schapenras of het stamboek in haar voortbestaan wordt bedreigd of dat onaanvaardbare inteelt plaatsvindt. Om dit te voorkomen kan het PVV ten behoeve van het betreffende inheemse schapenras of het erkende stamboek, onder voorwaarden, een vrijstelling of een ontheffing verlenen voor de verplichting tot het fokken met TSE-ongevoelige schapen.

Voor een effectieve handhaving van de PVV verordening is er voor gekozen bij de handhaving ten dele gebruik te maken van het tuchtrecht. Overeenkomstig eerdere regelgeving1 ter uitvoering van artikel 108a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is er voor gekozen de in de PVV verordening op te nemen administratieve verplichtingen – zoals een bewaarplicht – via het tuchtrecht te handhaven. Gezien het belang van het voorkomen van TSE voor de dier- en volksgezondheid wordt bij de handhaving van de kernbepalingen van de PVV verordening strafrechtelijke en bestuursrechtelijke instrumenten ingezet. Een voorbeeld van een dergelijke kernbepaling is het verbod op het fokken met schapen die niet in het bezit zijn van een certificaat.

In beschikking (EG) nr. 2003/100 is de mogelijkheid opgenomen de TSE-resistente status van een koppel schapen te erkennen. Van het PVV wordt medewerking gevorderd voor het verlenen van de erkenning. Een erkenning kan worden afgegeven, indien bij de aanvraag tot erkenning wordt aangetoond dat het koppel schapen uitsluitend bestaat uit schapen met genotype ARR/ARR of het een koppel schapen betreft waarvan het nageslacht uitsluitend is verwekt door rammen met genotype ARR/ARR. Het genotype ARR/ARR is representatief voor de hoogste mate van TSE-ongevoeligheid. De erkenning kan worden aangevraagd bij het PVV. Controle op de erkenning vindt plaats overeenkomstig bijlage II, punt 2, bij beschikking (EG) nr. 2003/100. Dit houdt in dat op het landbouwbedrijf of in het slachthuis onderzoek kan plaatsvinden om het genotype van de schapen na te gaan. Indien na het testen op het genotype blijkt dat het genotype afwijkt van de opgegeven genotypering ten tijde van het verlenen van de erkenning, wordt de erkenning ingetrokken.

Het PVV kan aan de ondernemer een vergoeding van kosten vragen ten aanzien van de door het PVV verricht werkzaamheden voor de behandeling van de aanvraag van een erkenning en voor de behandeling van een aanvraag tot wijziging van de erkenning. Tevens kan het PVV aan de ondernemer een vergoeding van kosten vragen voor de onderzoeken en verrichtingen, die zij uitvoert in het kader van beschikking (EG) nr. 2003/100 en andere onderzoeken of verrichtingen die zijn voorgeschreven met betrekking tot de schapen of producten of voorwerpen die dragers van smetstof kunnen zijn afkomstig van schapen, bij besluit krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, of onderzoeken en verrichtingen die op verzoek van betrokkene plaats vinden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan ter uitvoering van het fokprogramma, bedoeld in artikel 2 van beschikking (EG) nr. 2003/100, het fokken van schapen ter voorkoming van TSE en het verlenen van een erkenning voor de TSE-resistente status van een koppel schapen beleidsregels vaststellen.

Administratieve lasten

Indien een ondernemer schapen wil exporteren moet hij op dit moment één keer per jaar het verplichte koppelonderzoek laten uitvoeren, overeenkomstig bijlage VIII, hoofdstuk A, onderdeel II, onder iii, van verordening (EG) nr. 999/2001. Bij deelname aan het fokprogramma, bedoeld in artikel 2 van beschikking (EG) nr. 2003/100, is bekend of en in hoeverre de door de ondernemer gehouden schapen TSE-ongevoelig zijn. Dit heeft tot gevolg dat voor deze ondernemers een koppelonderzoek niet langer meer noodzakelijk is. De deelname aan het fokprogramma levert voor de ondernemer derhalve een besparing op van € 272,–. Op sectorniveau betekent dit een besparing van ongeveer € 60.000,–. Kleine ondernemers zagen tot nu toe af van de export van TSE-ongevoelige schapen in verband met de hoge kosten. Naar verwachting zullen ongeveer 200 van deze kleine ondernemers nu wel tot export van TSE-ongevoelige schapen overgaan. Dit betekent voor deze 200 ondernemers een administratieve lasten verhoging van ongeveer € 110,–. De jaarlijkse administratieve lasten voor de gehele sector zullen hierdoor naar verwachting met € 60.000 – € 22.000 = € 38.000 afnemen.

Indien een schapenhouder een erkenning wil aanvragen voor een koppel schapen die TSE-ongevoelig zijn, is hij ongeveer 10 minuten bezig met het aantonen van de TSE-ongevoeligheid van een schaap en het invullen van het aanvraagformulier. Dit betekent dat een administratie last van ongeveer € 5,–. Het is de verwachting dat ongeveer 1000 keer per jaar een erkenning zal worden aangevraagd. Op sector niveau levert dit een last op van € 5.000,–. De tijd die het een schapenhouder kost om de erfelijkheidsgegevens te achterhalen is in sterke mate afhankelijk van de gegevens over TSE-ongevoeligheid die de schapenhouder voorhanden heeft. Bij deelname aan het fokprogramma of een erkenning, overeenkomstig beschikking (EG) nr. 2003/100, heeft de schapenhouder de gegevens over TSE-ongevoeligheid voorhanden. Indien de schapenhouder geen of weinig kennis heeft over de genetische achtergrond van zijn koppel schapen, zal hij eerst erfelijkheidsonderzoek moeten laten verrichten voordat hij aan kan tonen dat een schaap TSE-ongevoelig is.

In totaal levert deze regeling een totale jaarlijkse verlichting van de administratieve lasten van € 38.000 – € 5.000 = € 33.000,–.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Implementatietabel bij beschikking (EG) nr. 2003/100

Artikel 1

Behoeft geen implementatie

Artikel 2

Artikel 8 van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten

Artikel 3

Behoeft geen implementatie

Artikel 4

Artikel 9 van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten

Artikel 4, tweede lid

Behoeft geen implementatie

Artikel 5

Behoeft geen implementatie

Artikel 6

Behoeft geen implementatie

Artikel 7

Behoeft geen implementatie

Bijlage I

Artikel 8 van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten

Bijlage II

Artikel 9 van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten

  • 1

    Stcrt. 2001, 107; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 20 januari 2004 (Stcrt. 20).

  • 2

    Stcrt. 1994, 113; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 5 juli 2004 (Stcrt. 129).

Naar boven