Wijziging Vrijstellingsregeling gebruik meststoffen

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 september 2004, nr. TRCJZ/2004/4864, tot wijziging van de Vrijstellingsregeling gebruik meststoffen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 64 van de Wet bodembescherming;

Gelezen het advies van de Technische commissie bodembescherming;

Besluit:

Artikel I

Onder verlettering van onderdelen a en b tot b en c wordt in artikel 4 van de Vrijstellingsregeling gebruik meststoffen1 een onderdeel ingevoegd:

a. indien het omploegen van grasland plaatsvindt als onderdeel van kavelinrichtingswerken overeenkomstig:

1°. een landinrichtingsplan als bedoeld in artikel 73 of een aanpassingsplan als bedoeld in artikel 101 van de Landinrichtingswet,

2°. een herinrichtingsplan als bedoeld in artikel 1 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkolonieën,

3°. een plan van voorzieningen als bedoeld in artikel 39 van de Reconstructiewet Midden-Delfland,

waarvan het plan van toedeling is vastgesteld door de arrondissementsrechtbank;

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur, en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Met de onderhavige wijzigingsregeling wordt in de Vrijstellingsregeling gebruik meststoffen (hierna: Vrijstellingsregeling) een nieuwe uitzondering op het verbod van artikel 4b van het Besluit gebruik meststoffen (hierna: Bgm) opgenomen. Het betreft een uitzondering op het verbod tot omploegen van grasland voor wettelijke herverkavelingprojecten. Het verbod voor grasland geldt in de periode 16 september tot en met 31 januari.

De vrijstelling geldt slechts voor herverkavelingprojecten die gebaseerd zijn op de Landinrichtingswet, de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën en de reconstructiewet Midden-Delfland. Bij deze projecten wordt een plan van toedeling door de rechtbank vastgesteld. Op basis van het plan van toedeling wordt de kavelovergang voorbereid. Dit gaat gepaard met kavelaanvaardingswerkzaamheden, waarbij de grond geschikt wordt gemaakt voor eenzelfde soort grondgebruik als plaatsvond op de oude kavel. Ook worden werken uitgevoerd die de nieuwe kavels ontsluiten. Een deel van de werken wordt door de grondgebruiker zelf uitgevoerd, een deel wordt in de vorm van aanbesteding gecombineerd met andere werkzaamheden door aannemers uitgevoerd.

Het ruilproces moet zoveel mogelijk buiten het groeiseizoen plaatsvinden om kosteneffectief te zijn. In het voorjaar zijn de mogelijkheden om de werkzaamheden uit te voeren beperkt, in verband met verstoring van het broedseizoen. Op grond van de zogenoemde Habitatrichtlijn1 en de zogenoemde Vogelrichtlijn2 is het verstoren van vogels en hun leefomgeving verboden tijdens de broedtijd. De werkzaamheden kunnen aldus niet in het voorjaar plaatsvinden. Dit betekent dat in de periode augustus tot en met maart de kavelaanvaardingswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Dit was tot op heden moeilijk als gevolg van het verbod om grasland om te ploegen in de periode 16 september tot en met 31 januari. Thans is ervoor gekozen de werkzaamheden in het kader van wettelijke herverkavelingprojecten van het omploegverbod uit te zonderen (artikel I). Het zal hierbij om maximaal 7000 ha landbouwgrond per jaar gaan. Gezien de beperkte omvang van deze oppervlakte zijn de milieukundige risico’s te verwaarlozen.

Overeenkomstig artikel 64 van de Wet bodembescherming is advies gevraagd aan de Technische commissie bodembescherming. De Technische commissie bodembescherming heeft positief geadviseerd.

De Minister van Landbouw, Natuur, en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2002, 176.

Naar boven