Mandaatregeling Algemene Rekenkamer

2 Mandaat directeur onderzoeksdirectie

2.1 Besluit

De secretaris van de Algemene Rekenkamer,

Overwegende dat een nadere omschrijving van de bevoegdheden van de directeuren van de onderzoeksdirecties wenselijk wordt geacht;

Overwegende dat de secretaris een aantal van zijn bevoegdheden betreffende de interne bedrijfsvoering en het management van de onderzoeksdirecties wenst te mandateren aan de directeuren van de onderzoeksdirecties;

Gelet op artikel 2 van de Instructies voor de secretaris vastgesteld bij Besluit van 20 april 2004;

Besluit:

Artikel 1

De directeur geeft leiding aan de onder hem ressorterende onderzoeksdirectie.

Artikel 2

De directeur is gemandateerd ten aanzien van de uitvoeringsaspecten van alle door zijn directie te verrichten onderzoeken.

Artikel 3

1 De directeur is ten aanzien van de personele aspecten binnen zijn directie bevoegd tot selectie en voordracht van interne en externe kandidaten voor alle binnen zijn directie door de secretaris en/of de directeur Bedrijfsvoering opengestelde vacatures, met uitzondering van de functies van directeur, plv. directeur en bureauchef.

2 Hij kan kandidaten voordragen voor aanstelling in vaste of tijdelijke dienst binnen zijn directie.

3 Hij kan de in zijn directie benoemde medewerkers voordragen voor schorsing en ontslag.

4 Hij is bevoegd te besluiten in overige personeelsaangelegenheden aangaande de onder hem ressorterende medewerkers, met uitzondering van die met betrekking tot de plv. directeur.

Artikel 4

De directeur is bevoegd om namens de Algemene Rekenkamer verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen ten laste van de kredieten die aan de kostensoorten binnen de kostenplaatsen aan zijn directie zijn toegekend.

Artikel 5

De directeur oefent de in de artikelen 1 tot en met 4 aan hem gemandateerde bevoegdheden uit in overeenstemming met het beleid en de strategie zoals door college of secretaris is vastgesteld.

Artikel 6

De directeur legt periodiek verantwoording af over de aan hem gemandateerde taken en verstrekt de secretaris of de directeur Bedrijfsvoering regelmatig inlichtingen over de lopende zaken en werkzaamheden.

Artikel 7

De directeur kan de hem overeenkomstig de artikelen 1 tot en met 3 opgedragen bevoegdheden bij schriftelijk, door het college en de secretaris goed te keuren, gezamenlijk besluit, geheel of gedeeltelijk mandateren aan een of meer onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2004.

Het Ondermandaatbesluit voor de onderzoeksdirecteuren, vastgesteld bij Besluit van 25 mei 1999, nr. 486, vervalt met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 9

Een afschrift van dit besluit zal worden gezonden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 10

Dit besluit kan worden aangehaald als `Mandaatbesluit directeur onderzoeksdirectie'.

Aldus vastgesteld op 20 april 2004.
W.M. de Brauw, secretaris.
Goedgekeurd in de vergadering van de Algemene Rekenkamer van 20 april 2004.
Saskia J. Stuiveling, president.
W.M. de Brauw, secretaris.

Naar boven