Richtlijn voor strafvordering Wet/Besluit personenvervoer 2000

Categorie: strafvordering

Rechtskarakter: aanwijzing i.d.z.v. artikel 130, lid 4 Wet RO

Afzender: College van procureurs-generaal

Adressaat: Hoofden van de parketten

Registratienummer: 2004R003

Datum vaststelling: 06-07-2004

Datum inwerkingtreding: 01-10-2004

Geldigheidsduur: 01-10-2008

Publicatie in Stcrt.: 09-09-2004, nr. 173

Vervallen: Tarieven ministerie van Verkeer en Waterstaat, opgenomen in Tarieven Wet Economische Delicten, juni 1995, doch uitsluitend m.b.t. de Wet en het Besluit Personenvervoer

Relevante beleidsregels OM: -

Wetsbepalingen: art. 1 Wet op de economische delicten (WED); Wet personenvervoer 2000; Besluit personenvervoer 2000

Bijlage(n): -

Achtergrond

Met het oog op de gewenste eenheid in het strafvorderingsbeleid in economische strafzaken heeft het College van procureurs-generaal bijgaande tarieven vastgesteld die landelijk als uitgangspunt dienen voor de bepaling van de bedragen, welke als transactie worden gehanteerd.

Deze richtlijn richt zich op de strafrechtelijk gehandhaafde bepalingen voortkomende uit de Wet personenvervoer 2000 en het Besluit personenvervoer 2000 die op grond van de WED als economische delicten worden aangemerkt.

Normadressaat

Vervoerder in de zin van de Wet personenvervoer 2000 kan zowel een rechtspersoon als een bestuurder/chauffeur tevens zelfstandig ondernemer zijn. Het merendeel van de onderscheiden bepalingen van de Wet Personenvervoer 2000 en het Besluit Personenvervoer noemt de vervoerder als normadressaat.

Enkele bepalingen richten zich expliciet tot de bestuurder (chauffeur). Een enkele bepaling laat de normadressaat in het midden doch uit de tekst van de bepaling kan worden opgemaakt wie als normadressaat geldt. In een enkel geval is zowel de onderneming als de bestuurder (chauffeur) de normadressaat. In dit laatste geval is het uitgangspunt dat aan elk van de normadressaten een transactie wordt opgelegd.1

Afwijking van de in de tarieflijst aangegeven bedragen

De aangegeven bedragen zijn bedoeld voor zaken waarbij het gaat om verdachten die kunnen worden aangemerkt als `first offender'.

Binnen de door de wet gestelde grenzen kan worden afgeweken van de aangegeven bedragen, hetzij naar beneden, hetzij naar boven, indien de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd daartoe aanleiding geven. Bij grote bedrijven, ernstige overtredingen, onrechtmatig genoten voordeel dat uitgaat boven het tarief dat vastgesteld is voor de overtreding en recidive kan een hoger tarief geïndiceerd zijn.

De omvang van bedrijven wordt in het bedrijfsonderzoek reeds meegenomen door via een selectie in de administratie naar rato meer of minder chauffeurs te controleren naar gelang de omvang van het bedrijf. Bij het aanbieden van transacties op de weg wordt geen recidive toegepast omdat op de weg niet (altijd) kan worden nagegaan of er sprake is van recidive in de zin van strafvordering.

Tarieven

Indien sprake is van meer strafbare feiten in één strafdossier, dan dienen de door middel van Polaris bepaalde punten per feit bij elkaar opgeteld te worden. De formulering van een eis vindt plaats voor het totaal van de feiten in een zaak. Gezien de aard van de delicten geldt de afnemend strafnut regeling niet voor milieudelicten en economische delicten. Op grond van de economische basis van die delicten is de sanctie daar tevens gebaseerd op het (beoogde) economisch voordeel. Het afnemend strafnut wordt derhalve alleen berekend over de getotaliseerde strafpunten van die delicten die niet gekarakteriseerd worden als milieudelict of economisch delict (zie ook Kader voor de strafvordering d.d. 5 januari 1999).

De systematiek van het Polaris-systeem voor commune delicten volgend is in deze richtlijn gekozen voor een puntensysteem waarbij elk punt staat voor een bedrag van € 22. Indien er sprake is van éénmaal recidive dient bij werkgevers/zelfstandigen het aantal punten te worden opgehoogd met 50% en bij meermalen recidive met 100%. Voor werknemers geldt 10% bij éénmaal recidive en 20% bij meermalen recidive.2

Hoofdstuk 1

Wet personenvervoer 2000 (WPV2000)

Artikel / overtreding

Punten

Bijzonderheden

   

Artikel 4 lid 1 WPV 2000

– het verrichten van openbaar vervoer, besloten busvervoer zonder een daartoe verleende vergunning (1.3 WED)

100

50 indien aanvraag is ingediend en achteraf blijkt te zijn toegewezen

   

Artikel 4 lid 2 WPV 2000

– het verrichten van taxivervoer zonder een daartoe

verleende vergunning (1.3 WED)

100

50 indien aanvraag

is ingediend en

achteraf blijkt te zijn

toegewezen

   

Artikel 4 lid 3 WPV 2000

– het aanbieden van bus- of taxivervoer zonder een

daartoe verleende vergunning (1.3 WED)

100

50 indien aanvraag

is ingediend en

achteraf blijkt te zijn toegewezen

   

Artikel 11 WPV 2000

  

– handelen in strijd met vergunning en de daaraan verbonden

  

• beperkingen

100

= illegaal vervoer

• voorschriften

10

= per voorschrift

(1.4 WED)

  
   

Artikel 19 WPV 2000

  

– het verrichten van openbaar vervoer zonder daartoe verleende concessie (1.4 WED)

100

 
   

Artikel 30 lid 3 WPV 20003

  

– de concessiehouder is verplicht reizigers te vervoeren die reizen met een geldig nationaal vervoersbewijs tegen het daarbij behorende tarief (1.4 WED)

10

per passagier

   

Artikel 85 WPV 2000

  

– het verrichten van taxivervoer boven het maximum tarief (1.4 WED)

10

 

Hoofdstuk 2

Besluit personenvervoer 2000 (BPV2000)

Artikel / overtreding

Punten

Bijzonderheden

   

Artikel 14 lid 3 BPV 2000

15

 

– aanvraag tot wijziging vergunning bij wijziging naam (1.4 WED)

  
   

Artikel 16 lid 1 BPV 2000

  

– aanwezigheid vergunningbewijs in bus of auto (1.4 WED)

10

– niet hebben (niet afgegeven)

 

5

– wel afgegeven doch niet bij zich hebben

   

Artikel 16 lid 2 BPV 2000

  

– zichtbaarheid vergunningbewijs in taxivervoer (1.4 WED)

5

niet zichtbaar (wel elders in taxi)

   

Artikel 19 lid 2 BPV 2000

  

– niet inleveren van het vergunningbewijs indien deze niet langer geldig is (1.4. WED)

50

 
   

Artikel 20 BPV 2000

100

 

– het verbod om een bewerkt vergunningbewijs te gebruiken (1.4 WED)

  
   

Artikel 26 lid 3 BPV 2000

15

 

– verplichting melding, vervanging vakbekwame persoon (1.4 WED)

  
   

Artikel 74 lid 1 BPV 2000

15

 

– bestuurder belasten met busvervoer zonder geldige geneeskundige verklaring (1.4 WED)

  
   

Artikel 74 lid 3 BPV 2000

  

– verplichting bestuurder van een bus tot het bij zich hebben van een geldige geneeskundige verklaring (1.4 WED)

10

5

niet hebben

niet bij zich hebben

   

Artikel 75 lid 1 BPV 2000

10

 

– bestuurder belasten met taxivervoer zonder geldige chauffeurspas (1.4. WED)

  
   

Artikel 75 lid 2 BPV 2000

  

– taxivervoer verrichten zonder dat de bestuurder:

  

• in het bezit is van een chauffeurspas

10

 

• de chauffeurspas (zichtbaar) aanwezig heeft (1.4 WED)

5

 
   

Artikel 77 lid 3 BPV 2000

15

 

– verplichting inleveren chauffeurspas na intrekking of na verloop van de geldigheids-termijn (1.4 WED)

  
   

Artikel 86 BPV 2000

100

(illegaal vervoer)

– verbod verrichten cabotagevervoer in strijd met (EG) 12/98 (1.4 WED)

  
   

Artikel 87 lid 2 BPV 2000

15

 

– terugzenden gebruikte reisbladen (1.4 WED)

  
   

Artikel 88 BPV 2000

10

 

– het niet verstrekken kwartaalgegevens over cabotagevervoer (1.4 WED)

  
   

Artikel 91 lid 3 BPV 2000

15

 

– het niet bewaren van een kopie van een reisblad op het kantoor van de vervoerder (1.4 WED)

  
   

Artikel 93 BPV 2000

100

 

– verbod op het gebruik van een bewerkt gewaarmerkt afschrift van een vergunning (CV vergunning) (1.4 WED)

  
   

Artikel 95 BPV 2000

100

 

– verbod om in strijd met verordening (EEG) 684/92 geregeld- of bijzonder vorm van geregeld vervoer te verrichten (1.4 WED)

  
   

Artikel 96 BPV 2000

10

 

– bescheiden die in een bus aanwezig moeten zijn (1.4 WED)

  
   

Artikel 97 lid 1 BPV 2000

10

 

– het niet verstrekken van gegevens betreffende geregeld vervoer (1.4 WED)

  
   

Artikel 98 lid 1 BPV 2000

100

 

– verbod geregeld vervoer of bijzondere vorm van geregeld vervoer van en naar derde of andere landen zonder vergunning (1.4 WED)

  
   

Artikel 99 BPV 2000

15

 

– verplichting kenbaar maken beëindiging exploitatie geregeld vervoer voor de vergunning geldigheid verliest (1.4 WED)

  
   

Artikel 100 BPV 2000

10

 

– ontbreken bescheiden die in de bus aanwezig moeten zijn bij geregeld of bijzondere vorm van geregeld vervoer (1.4 WED)

  
   

Artikel 101 lid 1 BPV 2000

10

 

– het niet verstrekken kwartaalgegevens betreffende geregeld vervoer (1.4 WED)

  
   

Artikel 102 lid 1 BPV 2000

100

 

– verbod pendelvervoer zonder vergunning (1.4 WED)

  
   

Artikel 103 BPV 2000

10

 

– bescheiden die in de bus aanwezig moeten zijn bij pendelvervoer (1.4 WED)

  
   

Artikel 104 BPV 2000

100

 

– verbod vervoer in srijd met:

  

lid 1: Beneluxbeschikking

  

lid 2: Ver. (EEG) nr. 684/92

  

lid 3: ASOR

  

(1.4 WED)

  
   

Artikel 105 BPV 2000

100

 

– verbod ongeregeld vervoer (2 lid 1 onder c ASOR) zonder daartoe strekkende vergunning (1.4 WED)

  
   

Artikel 106 BPV 2000

100

 

– verbod ongeregeld vervoer te verrichten, met bussen die blijkens kenteken zijn ingeschreven in een andere staat, zonder vergunning (1.4. WED)

  
   

Artikel 107 BPV 2000

100

 

– de in Nederland gevestigde vervoerder die ongeregeld vervoer verricht, is houder van een CPV vergunning (1.4. WED)

  
   

Artikel 108 BPV 2000

10

 

– bescheiden die in de bus aanwezig moeten zijn bij ongeregeld vervoer (1.4 WED)

  
   

Artikel 109 BPV 2000

10

 

– aanwezigheid bewijs van toelating c.q. CPV vergunning (1.4 WED)

  
   

Artikel 110 BPV 2000

100

 

– verbod in strijd met Ver. (EEG) nr. 684/92 vervoer voor eigen rekening te verrichten (1.4 WED)

  
   

Artikel 112 BPV 2000

10

 

– bescheiden die in de bus aanwezig moeten zijn bij vervoer voor eigen rekening (Ver. EEG nr. 684/92) (1.4 WED)

  
   

Artikel 113 lid 1 BPV 2000

100

 

– verbod vervoer voor eigen rekening te verrichten van en naar derde landen (1.4 WED)

  
   

Artikel 114 BPV 2000

10

 

– bescheiden die in de bus aanwezig moeten zijn bij vervoer voor eigen rekening van en naar derde landen (1.4 WED)

  
   

Artikel 115 lid 3 BPV

100

 

– geen taxivergunning aanwezig van land van oorsprong (internationaal taxivervoer) (1.4 WED)

  
   

Artikel 116 lid 1 BPV

50

 

– geen bewijs van toelating (internationaal taxivervoer anders dan geliberaliseerd taxivervoer) (1.4 WED)

  
   

Artikel 117 BPV

50

 

– bescheiden die in de auto (taxi) aanwezig moeten zijn bij internationaal taxivervoer (1.4 WED)

  
   

Artikel 127 lid 1 d BPV 2000

50

transactie vervoerder

– het niet invullen controledocument bij taxivervoer (1.4 WED)

  
   

Artikel 127 lid 1 e BPV 2000

  

– niet voldoen aan bewaarplicht controledocument (1.4 WED)

50

 

1 Er is momenteel een wetswijziging in de maak met onder meer als doel een einde te maken aan de onduidelijkheid met betrekking tot de normadressaten.

2 De recidivetermijn bedraagt 5 jaar (zoals bepaald in de Polaris-richtlijnen).

3 Concessieverlening is volop in ontwikkeling. Vandaar dat is afgesproken met de Inspectie Verkeer & Waterstaat, Divisie Vervoer, dat de handhaving vermoedelijk vanaf 2006 zal plaatsvinden.

Naar boven