Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatscourant 2004, 172 pagina 11 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatscourant 2004, 172 pagina 11 | Besluiten van algemene strekking |
Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat, houdende beleidsregels ten aanzien van het verlenen van subsidies aan samenwerkingsgebieden ten behoeve van de kosten gemoeid met de uitvoering van het convenant VERDI voor het jaar 2004 en ten behoeve van de aanloopkosten van het verhogen van de drempel van de gebundelde doeluitkering voor infrastructuurprojecten alsmede verlening van eenmalige specifieke uitkeringen aan de provincies ten behoeve van de aanloopkosten van het verhogen van de drempel van de gebundelde doeluitkering voor infrastructuurprojecten (Regeling overdracht personele middelen convenant VERDI en ophoging GDU 2004)
31 augustus 2004
Nr. HDJZ/ABR/2004-719
Hoofddirectie Juridische Zaken
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. minister: Minister van Verkeer en Waterstaat;
b. samenwerkingsgebied: samenwerkingsgebied als bedoeld in artikel 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, waarop artikel 2 van de Kaderwet bestuur in verandering van toepassing is verklaard;
c. fte: full-time equivalent;
d. convenant VERDI: het op 29 maart 1996 gesloten convenant tussen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het Ministerie van Binnenlandse Zaken, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ter uitwerking van het hoofdlijnenakkoord inzake de decentralisatie en regionalisering van het verkeer en vervoer.
Subsidie ten behoeve van de samenwerkingsgebieden
De minister verleent voor het jaar 2004 aan de samenwerkingsgebieden een subsidie in het kader van de ontwikkeling van regionaal verkeer- en vervoerbeleid ten behoeve van de personeelskosten die verbonden zijn aan de overdracht van fte’s in het kader van het convenant VERDI en ten behoeve van de aanloopkosten van de ophoging van de drempel van de gebundelde doeluitkering voor infrastructuurprojecten
De subsidie, bedoeld in artikel 2, bedraagt voor het samenwerkingsgebied:
a. Regio Twente: € 474.774;
b. Knooppunt Arnhem Nijmegen: € 573.306;
c. Bestuur Regio Utrecht: € 896.990;
d. Regionaal Orgaan Amsterdam: € 1.784.014;
e. Stadsgewest Haaglanden: € 1.239.485;
f. Stadsregio Rotterdam: € 1.596.117;
g. Samenwerkingsverband Regio Eindhoven: € 512.896.
De minister verleent bij de beschikking tot subsidieverlening een voorschot ter grootte van het bedrag, bedoeld in artikel 3. De minister kan bij de subsidieverlening bepalen dat de subsidie tussentijds wordt aangepast aan de ontwikkelingen van het loon- en prijspeil.
1. De subsidie-ontvangers, bedoeld in artikel 3, leggen vóór 15 september 2005 aan de minister rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden kosten en opbrengsten.
2. In het kader van de in het eerste lid bedoelde verantwoording dienen de subsidie-ontvangers in:
a. een verslag waaruit blijkt welke activiteiten zijn uitgevoerd;
b. een financieel eindverslag dat vergezeld gaat van een goedkeurende verklaring afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
3. De accountant, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, hanteert bij de controle van de besteding van de subsidie het in de bijlage opgenomen controleprotocol. Het financiële eindverslag en de goedkeurende accountantsverklaring, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, worden opgesteld overeenkomstig de in de bijlage opgenomen modellen.
De minister stelt de subsidie ambtshalve vast binnen zes weken nadat de subsidie-ontvanger de in artikel 5 bedoelde rekening en verantwoording heeft afgelegd.
1. De subsidie-ontvanger vormt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Indien op 31 december 2004 sprake is van een positieve egalisatiereserve, leggen de sub-sidie-ontvangers vóór 15 september 2006 rekening en verantwoording af over de besteding ervan in 2005. Artikel 5, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Eenmalige specifieke uitkering ten behoeve van de provincies
De minister verleent aan de provincies een eenmalige specifieke uitkering ten behoeve van de aanloopkosten van de ophoging van de drempel van de gebundelde doeluitkering voor infrastructuurprojecten.
De uitkering, bedoeld in artikel 8, bedraagt voor de provincie:
a. Noord-Holland: € 150.944;
b. Zuid-Holland: € 185.666;
c. Gelderland: € 124.944;
d. Overijssel: € 122.833;
e. Flevoland: € 87.944;
f. Utrecht: € 109.722;
g. Drenthe: € 71.944;
h. Groningen: € 97.944;
i. Fryslân: € 81.944;
j. Limburg: € 141.888;
k. Noord-Brabant: € 166.766;
l. Zeeland: € 65.000.
De minister verleent bij de beschikking tot verlening van de uitkering een voorschot ter grootte van het bedrag, bedoeld in artikel 9. De minister kan bij de verlening van de uitkering bepalen dat de uitkering tussentijds wordt aangepast aan de ontwikkelingen van het loon- en prijspeil.
Ten aanzien van de uitkeringen aan de provincies zijn de artikelen 5 tot en met 7 van deze regeling van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de provincies de in artikel 5, eerste lid, en de in artikel 7, tweede lid, bedoelde rekening en verantwoording vóór 15 november 2005 onderscheidenlijk vóór 15 november 2006 afleggen.
Ten aanzien van de uitkeringen aan de provincies zijn de volgende artikelen van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing:
a. artikel 4:46, met uitzondering van het tweede lid, onderdeel c;
b. artikel 4:48, met uitzondering van het tweede lid, onderdeel c; en
c. de artikelen 4:49, 4:52, 4:55 en 4:57.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling overdracht personele middelen convenant VERDI en ophoging GDU 2004.
Mededeling
Belanghebbenden kunnen bezwaar maken tegen dit besluit door binnen zes weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een bezwaarschrift in te dienen bij de Minister van Verkeer en Waterstaat, per adres Hoofddirectie Juridische Zaken, postbus 20906, 2500 EX Den Haag.
Deze regeling zal met de bijlage en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Controleprotocol VERDI en ophoging GDU 2004
1.1 Dit controleprotocol heeft betrekking op de subsidie en de eenmalige specifieke uitkering die de Minister van Verkeer en Waterstaat aan de samenwerkingsgebieden onderscheidenlijk de provincies verleent in het kader van de ontwikkeling van regionaal verkeer- en vervoerbeleid ten behoeve van de personeelskosten die verbonden zijn aan de overdracht van fte’s in het kader van het convenant VERDI en ten behoeve van de aanloopkosten die het gevolg zijn van de ophoging van de gebundelde doeluitkering voor infrastructuurprojecten, zoals geregeld in de Regeling overdracht personele middelen convenant VERDI en ophoging GDU 2004 en de daarop gebaseerde beschikkingen. Het doel van het controleprotocol is het vastleggen van de uit te voeren controlewerkzaamheden (en de wijze van rapportering daarover) tussen de Minister van Verkeer en Waterstaat en de fungerende derdenaccountant.
1.2 De volgende begrippen zijn van toepassing:
a. regeling: Regeling overdracht personele middelen convenant VERDI en ophoging GDU 2004;
b. derdenaccountant: de accountant van het samenwerkingsgebied of de provincie;
c. verslagen: verslaglegging omtrent formele overleggen.
1.3 De volgende regelgeving is van toepassing:
– Ten aanzien van de subsidie aan de samenwerkingsgebieden:
a. de regeling en de daarop gebaseerde beschikkingen;
b. de Algemene wet bestuursrecht;
– Ten aanzien van de eenmalige specifieke uitkering aan de provincies:
a. de regeling en de daarop gebaseerde beschikkingen;
b. enkele bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht als bedoeld in de regeling.
1.4 In dit controleprotocol wordt uiteengezet welke uitgangspunten en specifieke vereisten gelden bij de uitvoering van de controle over de besteding van de subsidie onderscheidenlijk uitkering, alsmede op welke wijze de uitkomsten van de controle dienen te worden gerapporteerd. De verantwoordelijkheid voor het opstellen van de verantwoording ligt bij het samenwerkingsgebied en de provincie.
1.5 Op verzoek van de Minister van Verkeer en Waterstaat kan, door de accountants van dit ministerie of andere door de minister aangewezen accountants, een review worden uitgevoerd bij de fungerende derdenaccountant ter toetsing van de naleving van het controleprotocol. Indien een review wordt uitgevoerd zal hierover tevens overleg worden gepleegd met het samenwerkingsgebied of de provincie.
2. Uitgangspunten voor de controle
2.1 Als uitgangspunt voor de controle dient de verantwoording, bedoeld in artikel 5, van de regeling. De controle van de verantwoording betreft zowel de getrouwe weergave van de verantwoording als de rechtmatigheid ervan.
2.2 Van de accountant wordt verwacht dat niet alleen de getrouwe weergave wordt gecontroleerd, maar ook dat de naleving van de voorwaarden van de regeling (zoals die gelden ingevolge de regelgeving, genoemd in punt 1.3) wordt getoetst, en voorts dat nagegaan wordt of de prestaties daadwerkelijk zijn verricht en of de uitgaven passen binnen het kader van de regeling.
2.3 Ten aanzien van de uitvoering van de controle geldt een tolerantie van 1% van het totaalbedrag van de subsidie. Voor de rapportage geldt dat bij de controle geconstateerde en niet gecorrigeerde fouten of onzekerheden groter dan € 1.000,00 dienen te worden gemeld.
3.1 Bij de uitvoering van de controle dient te worden vastgesteld dat:
a. de subsidie onderscheidenlijk uitkering en eventuele onttrekking aan de egalisatiereserve besteed zijn aan activiteiten, zoals beschreven in artikel 2 van de regeling en/of uitkomsten van overleg met het ministerie daarover;
b. de verantwoorde kosten volgens de afgelegde rekening en verantwoording in verhouding staan tot de in het activiteitenverslag opgenomen stand van zaken omtrent de uitgevoerde en de in uitvoering zijnde activiteiten;
c. op de kosten van de realisatie de door andere bestuursorganen verstrekte subsidies onderscheidenlijk uitkeringen in mindering zijn gebracht;
d. de rekening en verantwoording voldoen aan het gestelde onder artikel 5 van de regeling;
e. het overschot van de subsidie onderscheidenlijk uitkering is toegevoegd aan de egalisatiereserve; en
f. de egalisatiereserve en de mutaties daarin inzichtelijk in de financiële verantwoording zijn weergegeven.
Een model van het financieel verslag, voor de financiële verantwoording, in het kader van de regeling luidt als volgt:
1. Saldo niet bestede middelen ultimo (jaar t-1) (Stand egalisatiereserve) | € ...... |
2. Verstrekte subsidie onderscheidenlijk uitkering (jaar t) | € ...... +/+ |
3. Beschikbaar voor (jaar t) | € ...... |
4. Besteding in (jaar t) | € ...... -/- |
5. Saldo niet bestede middelen ultimo (jaar t) (te verantwoorden over jaar t+1, stand egalisatiereserve) | € ...... |
5.1. Rapportage geschiedt overeenkomstig onderstaand model accountantsverklaring.
Aan: (juridische) opdrachtgever.
Accountantsverklaring conform artikel 5, tweede lid, van de Regeling overdracht personele middelen convenant VERDI en ophoging GDU 2004.
Afgegeven ten behoeve van de Minister van Verkeer en Waterstaat
Ingevolge uw opdracht heeft ondergetekende het bijgevoegde en gewaarmerkte financiële verslag d.d. …… (datum) van ………. (naam samenwerkingsgebied of provincie), bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Regeling overdracht personele middelen convenant VERDI en ophoging GDU 2004 gecontroleerd. Het financiële verslag is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van …….. (naam samenwerkingsgebied of provincie). Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake het financiële verslag te verstrekken.
De controle is verricht overeenkomstig de in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient deze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat het financiële verslag geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de gegevens in het financiële verslag. Verder heeft ondergetekende de aanwijzingen voor de controle in acht genomen die zijn gegeven in het controleprotocol VERDI 2004 die als bijlage bij de Regeling overdracht personele middelen convenant VERDI en ophoging GDU 2004 is opgenomen. Ondergetekende is van mening dat de controle een deugdelijke grondslag vormt voor het oordeel.
Ondergetekende is van oordeel dat het financiële verslag voldoet aan de eisen die daaromtrent zijn gesteld in de Regeling overdracht personele middelen convenant VERDI en ophoging GDU 2004 en in de beschikking tot verlening de subsidie onderscheidenlijk uitkering en dat de regeling en de bepalingen uit de beschikking tot verlening van de subsidie onderscheidenlijk uitkering zijn nageleefd (behoudens dat niet voldaan is aan .......... indien van toepassing).
.................... | ............................... |
(plaats) | (ondertekening) |
1. Aanleiding tot verlenging van de subsidies aan de samenwerkingsgebieden in het kader van het convenant VERDI
In 1996 is het convenant VERDI gesloten met als doel een herverdeling van taken, bevoegdheden en middelen op het gebied van verkeer en vervoer. Ten aanzien van de personele gevolgen van deze herverdeling is 150 fte overgedragen van het Rijk naar de provincies, de gemeenten buiten de samenwerkingsgebieden en de samenwerkingsgebieden. Gedurende de jaren 1997 tot en met 2003 zijn op grond van de Regeling overdracht personele middelen VERDI-convenant en de Regeling overdracht personele middelen convenant VERDI 2003 aan de samenwerkingsgebieden subsidies verstrekt ter financiering van de hierboven vermelde overdracht. Voor het jaar 2004 is het wenselijk om de subsidiëring aan de samenwerkingsgebieden voort te zetten, omdat zij ook in 2004 de overgedragen taken en bevoegdheden blijven verrichten respectievelijk uitoefenen. Het is de bedoeling dat 2004 het laatste jaar zal zijn waarin de samenwerkingsgebieden op grond van een gelijksoortige regeling als de onderhavige een subsidie zullen ontvangen voor de personeelskosten die verbonden zijn aan de overdracht van de fte’s in het kader van het convenant VERDI. Thans is namelijk bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel aanhangig waarin de VERDI-middelen zijn onder gebracht, die in de afgelopen jaren vanuit het Rijk aan de samenwerkingsgebieden zijn verstrekt (Kamerstukken II 2003/04, 29 469, nr. 2). De inwerkingtreding van het wetsvoorstel is voorzien op 1 januari 2005. Mocht die datum niet gehaald worden, dan zal voor de onderhavige subsidiëring voor het jaar 2005 niettemin een voorziening moeten worden getroffen. Subsidiëring zal dan (wederom) plaatsvinden op grond van een soortgelijke regeling als onderhavige regeling.
2. Aanleiding tot het verlenen van een subsidie en een eenmalige specifieke uitkering aan de samenwerkingsgebieden respectievelijk de provincies
De ophoging van de drempel van de gebundelde doeluitkering voor infrastructuurprojecten van 11,3 miljoen euro naar 112,5 miljoen euro voor de provincies en de samenwerkingsgebieden, waarin de gemeenten Utrecht, Eindhoven en Helmond, Arnhem en Nijmegen, en Hengelo en Enschede zijn gelegen, en 225 miljoen euro voor de grote ontvangers van de doeluitkering, te weten de samenwerkingsgebieden waarin de gemeenten Amsterdam, ’s-Gravenhage en Rotterdam zijn gelegen, kan worden beschouwd als een vervolgstap in het decentralisatieproces dat enkele jaren geleden is gestart in het kader van het convenant VERDI. De ophoging van de drempel is geregeld door middel van een wijziging van het Besluit infrastructuurfonds (Stb. 2002, 620). De in de onderhavige regeling verstrekte eenmalige subsidies aan de samenwerkingsgebieden en de eenmalige specifieke uitkeringen aan de provincies strekken ertoe om de aanloopkosten die de samenwerkingsgebieden en provincies ten gevolge van deze ophoging maken, te compenseren.
3. Grondslag van de onderhavige regeling
De subsidiëring van de samenwerkingsgebieden valt onder de uitzonderingen, bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder a en d, van de Algemene wet bestuursrecht, waarin bepaald is dat geen wettelijk voorschrift voor subsidiëring noodzakelijk is in de daar genoemde gevallen. Derhalve kan hiervoor worden volstaan met beleidsregels. De eenmalige specifieke uitkering aan de provincies vindt haar grondslag in artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K.M.H. Peijs
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2004-172-p11-SC66418.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.