Wijziging Keuringsregulatief 1994 en Onderzoekingsregulatief 2002

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 augustus 2004, nr. VGB/VBL 2500106, houdende wijziging van het Keuringsregulatief 1994 en van het Onderzoekingsregulatief 2002

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op verordening (EG) nr. 1053/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 juni 2003 (PbEU L 152) tot wijziging van verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft snelle tests en op verordening (EG) nr. 1139/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft toezichtprogramma’s en gespecificeerd risicomateriaal en op verordening (EG) nr. 2245/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 december 2003 (PbEU L 333) tot wijziging van bijlage III bij verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het toezicht op overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij schapen en geiten, alsmede op artikel 4 van het Besluit produktie en handel vers vlees1 ;

Besluit:

Artikel I

Artikel 14 van het Keuringsregulatief 19942 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel h wordt na verordening (EG) 999/2001 ingevoegd: van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEG L 147).

2. Onderdeel j vervalt en onderdeel k wordt geletterd tot onderdeel j.

3. Onderdeel j, onder 2°, wordt vervangen door:

2°. ouder dan 30 maanden die overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk VI, punt 28, onder c), van Richtlijn 64/433/EEG in het kader van een dierziekte-uitroeiingscampagne zijn geslacht, maar geen klinische ziekteverschijnselen vertonen,

4. In onderdeel j wordt onder vernummering van subonderdeel 3° tot subonderdeel 4°, subonderdeel 3° ingevoegd, luidende:

3°. ouder dan 24 maanden die overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk VI, punt 28, onder c), van Richtlijn 64/433/EEG zijn geslacht, met uitzondering van dieren zonder klinische ziekteverschijnselen die in het kader van een dierziekte-uitroeiingscampagne zijn geslacht,

5. In onderdeel j, onder 4°, wordt de zinsnede ‘verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEG L 147)‘ vervangen door ‘de in onderdeel h bedoelde verordening’ en wordt ‘bijlage X, hoofdstuk C, punt 4, eerste, tweede of derde gedachtestreepje, van de onder 3° genoemde verordening’ vervangen door ‘bijlage X, hoofdstuk C, punt 4 van deze verordening’ en wordt ‘een positief BSE-geval’ vervangen door: een niet negatief BSE-geval.

B

In het tweede lid wordt na staartwervels, ingevoegd: dwarsuitsteeksels van de lenden- en borstwervels en de alae sacrales,

Artikel II

In artikel 10, eerste lid, van het Onderzoekingsregulatief 20023 wordt ‘bijlage X, hoofdstuk C, punt 4, eerste, tweede of derde gedachtestreepje’, vervangen door: bijlage X, hoofdstuk C, punt 4.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 mei 2001 (PbEG L 147) bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (hierna: Verordening (EG) nr. 999/2001). Deze verordening heeft destijds geleid tot wijziging van op de Vleeskeuringswet gebaseerde uitvoeringsvoorschriften, te weten het Keuringsregulatief 1994 en het Onderzoekingsregulatief 2002.

Artikel 14, eerste lid, onderdeel j, van het Keuringsregulatief is vervallen om de volgende reden.

De Franse voedselveiligheidsautoriteit heeft onlangs besloten dat zwezeriken van kalveren, geboren na 1 juli 2002, mogen worden geconsumeerd. Zwezeriken van Franse kalveren die in Nederland worden geslacht mogen in Nederland ook weer worden geconsumeerd. Gezien de geboortedatum en leeftijd waarop kalveren worden geslacht, zijn alle zwezeriken van kalveren in Nederland inmiddels geschikt voor consumptie.

Verordening (EG) nr. 1139/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft toezichtprogramma’s en gespecificeerd risicomateriaal is de laatst gewijzigde verordening voor wat betreft de definitie van gespecificeerd hoog-risico-materiaal (SRM). Uit deze verordening vloeit rechtstreeks voort dat de tonsillen niet alleen bij Franse kalveren worden aangemerkt als SRM, maar bij alle runderen van alle leeftijden. De tonsillen van uit Frankrijk afkomstige in Nederland geslachte runderen kunnen om die reden uit dit onderdeel worden geschrapt. De milt van uit Frankrijk afkomstige in Nederland geslachte runderen kan vervallen, omdat genoemde verordening dit orgaan niet als SRM aanmerkt. De milt is daarom, ongeacht de herkomst, geschikt voor menselijke en dierlijke consumptie. Daarnaast dient de uitzondering genoemd in artikel 14, tweede lid van het Keuringsregulatief als gevolg van Verordening (EG) 1139/2003 te worden uitgebreid.

De onderhavige wijziging van artikel 14, eerste lid, onderdeel j, onder 4, van het Keuringsregulatief 1994 en artikel 10, eerste lid, van het Onderzoekingsregulatief 2002 is het gevolg van Verordening (EG) nr. 1053/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 juni 2003 (PbEU L 152) tot wijziging van verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft snelle test. Hierbij zijn twee nieuwe tests opgenomen in de lijst van snelle tests die voor het toezicht op bovine spongiforme encefalopathie (BSE) zijn goedgekeurd. Dat betekent dat thans 5 snelle tests zijn toegestaan. Deze wijziging zorgt niet voor een verzwaring of vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Tevens is de benaming positief BSE-geval gewijzigd in niet negatief BSE-geval. Dit om te voorkomen dat vlees waarvan de uitslag van de BSE test onbepaald is, geschikt voor menselijke en dierlijke consumptie wordt verklaard. Dit is conform hetgeen hierover is bepaald in Verordening (EG) nr. 1053/2003.

Daarnaast vindt in artikel 14, eerste lid, onderdeel j, onder 2 en 3, van het Keuringsregulatief 1994 een precisering plaats van wat wordt verstaan onder dieren bij wie de slacht is uitgesteld in verband met een vermoede ziekte of een verslechterde algemene conditie. Dit is in hoofdstuk A, deel I, punt 2, van bijlage III van Verordening (EG) nr. 2245/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het toezicht op overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij schapen en geiten, met het oog op een uniforme toepassing van het toezichtprogramma, omschreven.

Met betrekking tot de vraag of de onderhavige regeling administratieve lasten voor het bedrijfsleven met zich mee zal brengen kan worden opgemerkt dat dit niet het geval zal zijn. De regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten. Het College heeft besloten de regeling niet te selecteren voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

  • 1

    Stb. 1994, 12; (laatstelijk) gewijzigd bij besluit van 26 april 2001 (Stb. 223).

  • 2

    Stcrt. 1994, 10; (laatstelijk) gewijzigd bij ministeriële regeling van 1 november 2002 (Stcrt. 215).

  • 3

    Stcrt. 2002, 81; (laatstelijk) gewijzigd bij ministeriële regeling van 28 april 2003 (Stcrt. 84).

Naar boven