Vrijstellingsregeling gebruik dierlijke meststoffen 2004

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 1 september 2004, nr. TRCJZ/2004/5232, houdende vrijstelling van het Besluit gebruik meststoffen in 2004

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 64 van de Wet bodembescherming;

Gelezen het advies van de Technische commissie bodembescherming;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder grasland en bouwland hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Meststoffenwet, en wordt verstaan onder niet-beteelde grond hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen.

Artikel 2

Van het verbod, gesteld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen, wordt vrijstelling verleend in de periode van 1 september tot en met 15 september 2004 voor:

a. het gebruik van dierlijke meststoffen op grasland, gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de kaarten in bijlage I bij het Besluit gebruik meststoffen,

b. het gebruik van dierlijke meststoffen op bouwland, gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de kaarten in bijlage I bij het Besluit gebruik meststoffen, indien op het moment van gebruik van de dierlijke meststoffen op die grond een gewas wordt geteeld, en

c. het gebruik van dierlijke meststoffen op niet-beteelde grond, gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de kaarten in bijlage I bij het Besluit gebruik meststoffen, indien deze grond uiterlijk acht dagen na het gebruik van de dierlijke meststoffen gelijkmatig is ingezaaid of beplant met een gewas.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2004 en vervalt met ingang van 16 september 2004.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Vrijstellingsregeling gebruik dierlijke meststoffen 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 1 september 2004.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Artikel 4 van het Besluit gebruik meststoffen verbiedt het gebruik van dierlijke meststoffen in de periode van 1 september tot en met 31 januari op de zand- en lössgronden, die zijn aangewezen op de bij het Besluit gebruik meststoffen behorende kaarten. Deze regels zijn gesteld ter bescherming van de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater, mede ter uitvoering van richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, (PbEG L 375/1), hierna: de Nitraatrichtlijn.

De overvloedige regenval in augustus van dit jaar heeft het gebruik van dierlijke mest in delen van het zand- en lössgebied vrijwel onmogelijk gemaakt. Om agrariërs in de getroffen gebieden toch de gelegenheid te geven hun grond te bemesten, heb ik, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, besloten voor de periode van 1 tot en met 15 september 2004 van dit verbod vrijstelling te verlenen.

De vrijstelling geldt voor grasland, bouwland en niet-beteelde grond in het zand- en lössgebied. Voor bouwland geldt daarbij de eis dat het gebruik van dierlijke meststoffen in de genoemde periode alleen is toegestaan indien op de betreffende percelen op het moment van aanwending van de meststoffen een gewas wordt geteeld.

Voor het gebruik van dierlijke meststoffen op niet-beteelde grond wordt hier de eis gesteld dat op deze grond uiterlijk acht dagen na aanwending van de meststoffen een gewas wordt ingezaaid. Deze eis komt overeen met artikel 6b, eerste en tweede lid, van het Besluit gebruik meststoffen dat betrekking heeft op het gebruik van mest op steile hellingen.

Naarmate het seizoen verstrijkt wordt de opname van mineralen door het gewas geleidelijk minder. Meststoffen die later in het seizoen worden aangewend worden daardoor minder goed benut. Op grond hiervan is voor zand- en lössgronden als algemene regel gesteld dat na 1 september geen dierlijke meststoffen mogen worden gebruikt. Gezien het belang om agrariërs in dit geval ruimte te geven alsnog mest te gebruiken, wordt deze datum met deze vrijstelling twee weken opgeschoven. Milieukundig is hiertegen slechts beperkt bezwaar. Daarbij geldt wel als voorwaarde dat het gaat om grond waar een gewas mineralen kan opnemen en dat de vrijstelling slechts voor een beperkte periode wordt gegeven.

Overeenkomstig artikel 64 van de Wet bodembescherming is advies gevraagd aan de Technische commissie bodembescherming. De Commissie heeft in negatieve zin geadviseerd. De Commissie stelt dat er geen wetenschappelijke gronden zijn om de uitrijperiode te verlengen. De agrariërs dienen rekening te houden met een grotere neerslagdynamiek en neerslagintensiteit als gevolg van de optredende klimaatverandering. Gezien de problemen voor de agrariër om mest uit te rijden wegens de overvloedige regenval in de maand augustus heb ik toch besloten de uitrijperiode te verlengen tot 16 september 2004. Deze vrijstellingsregeling is ingegeven door zeer uitzonderlijke omstandigheden en het is in dat licht niet voorstelbaar dat een dergelijke vrijstelling in een volgend jaar opnieuw wordt verleend.

Ingevolge artikel 12, derde lid, van de Nitraatrichtlijn is de tekst van de onderhavige regeling aan de Commissie medegedeeld.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Naar boven