Wijziging Tijdelijke regeling ordersteun scheepsnieuwbouw

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 28 augustus 2004, nr. WJZ 4053815, tot wijziging van de Tijdelijke regeling ordersteun scheepsnieuwbouw in verband met de verlenging van de regeling, de vaststelling van een nieuwe aanvraagperiode en de vaststelling van het bijbehorende subsidieplafond

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op verordening (EG) nr. 502/2004 van de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2004 tot wijziging van verordening (EG) nr. 1177/2002 betreffende een tijdelijk defensief mechanisme voor de scheepsbouw (PbEG L 81), alsmede op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

Artikel I

De Tijdelijke regeling ordersteun scheepsnieuwbouw1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Geen subsidie wordt verstrekt indien voor de bouw van het schip op grond van deze regeling reeds subsidie is verstrekt.

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

1. Het subsidieplafond voor het op grond van deze regeling verlenen van subsidies op aanvragen ingediend in het tijdvak van 1 september 2003, 12.00 uur tot en met 31 maart 2004 bedraagt € 60 000 000.

2. Het subsidieplafond voor het op grond van deze regeling verlenen van subsidies op aanvragen ingediend in het tijdvak van 13 september 2004, 12.00 uur tot en met 31 maart 2005 bedraagt € 49 600 000.

C

In artikel 7, onderdeel e, wordt ‘het in artikel 4 genoemde bedrag’ vervangen door: het op de betrokken aanvragen van toepassing zijnde subsidieplafond.

D

Artikel 10 vervalt.

E

Artikel 17, derde lid komt te luiden:

3. Deze regeling vervalt met ingang van 1 oktober 2008.

F

Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17a

1. Aanvragen op grond van deze regeling kunnen in afwijking van het bepaalde in artikel 17, tweede lid, tevens worden ingediend in de periode 13 september 2004, 12.00 uur tot en met 31 maart 2005.

2. Artikel 5, derde lid en artikel 8, tweede en derde lid, zijn hierbij van overeenkomstige toepassing.

G

De bijlagen 1, 2 en 3 bij de Tijdelijke regeling ordersteun scheepsnieuwbouw worden voor de aanvragen ingediend in de periode 13 september 2004, 12.00 uur tot en met 31 maart 2005 opnieuw vastgesteld overeenkomstig de modellen die zijn opgenomen in de bijlagen 1, 2 en 3 bij deze regeling.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 13 september 2004, om 12.00 uur.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij de EVD, p/a Juliana van Stolberglaan 3, ’s-⁠Gravenhage.

Den Haag, 28 augustus 2004.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, C.E.G. van Gennip.

Toelichting

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

Deze regeling strekt tot het verlengen van de Tijdelijke regeling ordersteun scheepsnieuwbouw (TROS).1

De concurrentiepositie van de Nederlandse werven steekt gunstig af ten opzichte van de andere Europese werven. Nieuwe technieken, efficiëntere productieprocessen en het bouwen van complexere en kleinere schepen hebben tot die positie geleid. Echter, als gevolg van de Koreaanse concurrentie en de voornemens van andere lidstaten van de Europese Unie om gebruik te maken van de mogelijkheden tot steunverlening die de Raad van de Europese Unie heeft gegeven, dreigen de Nederlandse werven hun moeizaam verworven positie te verliezen. Verlies van (Europees) marktaandeel, omzet en werkgelegenheid, ook bij de toeleverende industrie, is daarvan het gevolg. Dit is niet aanvaardbaar en daarom is besloten de Nederlandse scheepsbouw tijdelijk te steunen.

Dit is gebeurd door middel van de TROS, die een uitvoering was van verordening 1177/2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende een tijdelijk defensief mechanisme voor de scheepsbouw (PbEG L 172). De TROS had als uitgangspunt dat deze eenmalig zou functioneren. Sindsdien heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen een klachtenprocedure tegen Zuid-Korea ingezet bij de WTO. De inschatting was destijds dat de WTO-procedure tot maart 2004 zou duren. Deze procedure neemt echter meer tijd in beslag. Een definitief besluit wordt, in verband met de beroepsmogelijkheid van partijen, niet eerder dan 2005 voorzien. Derhalve heeft de Raad van de Europese Unie besloten om, hangende de looptijd van de WTO-procedure, de ordersteun te verlengen, hetgeen heeft geresulteerd in verordening (EG) nr. 502/2004 van de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2004 tot wijziging van verordening (EG) 1177/2002 betreffende een tijdelijk defensief mechanisme voor de scheepsbouw (PbEG L 81).

Aangezien andere lidstaten hebben aangegeven de Europese mogelijkheid tot verlenging te zullen gebruiken, is besloten de TROS te verlengen, om te voorkomen dat de Nederlandse werven in een ongelijke concurrentiepositie terecht komen.

De Tweede Kamer is geïnformeerd over het voornemen de TROS te verlengen in een brief van 16 april 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 505, nr. 6).

De wijzigingen ten opzichte van de oude regeling betreffen de uitvoerende instantie en de data. De TROS zal als gevolg van een reorganisatie binnen het ministerie niet langer worden uitgevoerd door het agentschap Senter, maar door de EVD te ’s-Gravenhage. Bij de EVD zijn ook de aanvraag-, voorschot- en vaststellingsformulieren verkrijgbaar.

2. Melding en rapportage Commissie

De verlenging van de TROS is, gelet op artikel 3 van verordening 1177/2002, juncto artikel 88, derde lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, op 27 mei 2004 gemeld bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen. De Commissie heeft op 14 juli 2004 kenbaar gemaakt dat zij geen bezwaren heeft tegen het ten uitvoer brengen van de regeling (beschikking C (2004) 2832).

De Nederlandse regering zal de Commissie kwartaalrapporten over de verstrekte subsidies verstrekken. In de kwartaalrapportages zullen de volgende gegevens worden opgenomen: naam werf, naam opdrachtgever, type schip, contractprijs, datum contract, tonnage en datum subsidieverlening. Voorts zullen de verklaringen van de opdrachtgevers of bij de opdrachtverlening betrokken derden omtrent de Koreaanse concurrentie (zie artikel 5, tweede lid, onder b, van de regeling) als bijlagen bij de rapportages worden gevoegd.

3. Administratieve lasten

De voorliggende wijziging is een verlenging van de TROS. Die regeling trad in werking op 1 september 2003 en liep tot 31 maart 2004. Het subsidieplafond van de regeling bedroeg € 60.000.000,–. Met dit bedrag is aan 11 bedrijven voor 101 projecten een bijdrage verleend. Naar verwachting zullen ongeveer evenveel bedrijven van de nieuwe regeling gebruik maken. Gezien het lagere beschikbare budget van de regeling (€ 49,6 mln.) kan er naar verwachting aan minder projecten een bijdrage worden verleend.

Om in aanmerking te komen voor een bijdrage moeten bedrijven voor elk project een aanvraagformulier indienen. Voor het verkrijgen van een voorschotbetaling dient het bedrijf ook een formulier in te vullen, evenals voor een aanvraag om subsidievaststelling.

De subsidieaanvraag moet vergezeld worden van de volgende documenten:

1. Contract tussen opdrachtgever en de scheepswerf die het schip bouwt.

2. Verklaring waaruit blijkt dat er sprake is van een Koreaanse offerte met een lagere prijs voor de order;

3. Verklaring van een erkend classificatiebureau dat er sprake is van het bouwen van een schip dat onder de regeling valt;

4. Specificatie van de kostenopbouw;

5. Organogram van de groep waartoe de onderneming behoort, dient meegeleverd te worden als de aanvrager inderdaad deel uitmaakt van een groter geheel (concern);

6. Als de aanvrager op de dag van inwerkingtreding van de regeling meerdere aanvragen tegelijkertijd indient, dient hij de onderlinge rangorde van projecten aan te geven. Deze verplichting is in het belang van de werf zélf. Wanneer de scheepswerf geen onderlinge rangorde aangeeft, dan bepaalt de minister als verantwoordelijk bestuursorgaan de volgorde (i.e. volgorde van binnenkomst);

7. De subsidie-ontvanger moet binnen 13 weken na de subsidieverlening aantonen dat hij met de opdrachtgever een definitief contract heeft gesloten en dat de opdrachtgever een of meer betalingen heeft gedaan. De uitvoeringspraktijk heeft geleerd dat de meeste contracten (ca. 95%) die bij aanvraag worden overgelegd reeds kunnen worden aangemerkt als definitieve contracten.

Het verzoek om een voorschotbetaling moet vergezeld gaan van een bewijs van kiellegging (of gelijkwaardig stadium van de bouw) van een erkend classificatiebureau (zie de artikelen 12 en 13).

Met de aanvraag om vaststelling van de subsidie moeten de volgende documenten worden meegeleverd (artikel 15):

1. Overdrachtsprotocol of gelijkwaardig document waaruit overdrachtsdatum blijkt;

2. Klassecertificaat of gelijkwaardig certificaat;

3. Gegevens waaruit blijkt dat schip in Nederland gebouwd is;

4. Kostenspecificatie;

5. Accountantsverklaring zoals aangegeven op formulier voor subsidievaststelling.

Verder wordt op grond van artikel 11 van de TROS de verplichting gesteld dat de subsidie-ontvanger een projectadministratie bijhoudt.

Er worden geen nieuwe administratieve lasten voor het bedrijfsleven geïntroduceerd, met uitzondering van de verplichting een kostenspecificatie in te dienen bij de aanvraag om verlening en de aanvraag om vaststelling van subsidie. Onder de TROS diende de specificatie van de kostenopbouw slechts meegeleverd te worden als op die wijze het Nederlands aandeel van de order wordt aangetoond. Als alle bouwfasen van het schip in Nederland plaatsvinden, hoefde de kostenopbouw niet meegeleverd te worden. In de praktijk werd bij ongeveer 85% van de aanvragen reeds een kostenspecificatie meegeleverd. Het aanleveren van een kostenspecificatie zal, gezien de gedetailleerde projectadministratie van de werven, zonder al te veel moeite aangeleverd kunnen worden.

II. Artikelen

Artikel I, onderdeel A

Omdat het ongewenst is dat ten behoeve van één project meerdere malen een beroep kan worden gedaan op deze regeling, is erin voorzien dat op grond van de TROS slechts één maal subsidie wordt verstrekt. Bovendien zou het meerdere malen op grond van de TROS subsidiëren van het bouwen van één schip in strijd kunnen komen met verordening 1177/2002, die slechts steun tot een maximum van 6% van de waarde van het contract vóór de steun toestaat.

Artikel I, onderdeel B

In dit artikel wordt in het tweede lid, onder het in stand laten van het subsidieplafond voor de oude looptijd in het eerste lid, het subsidieplafond voor de nieuwe looptijd van de TROS vastgelegd.

Artikel I, onderdeel C

In artikel 7, onderdeel e, wordt aangegeven dat het aandeel per onderneming of, indien van toepassing, per groep is gemaximeerd op 30% van het budget van de regeling. Aangezien een tweede budget ter beschikking wordt gesteld, wordt door middel van deze wijziging aangegeven dat de 30% ziet op het beschikbare budget ten aanzien van de relevante periode, en niet van het totale budget. Dit betekent dat voor de aanvragen ingediend in de periode 13 september 2004, 12.00 uur tot en met 31 maart 2005, het aandeel per onderneming (of groep) is gemaximeerd op 30% van € 49 600 000.

Artikel I, onderdeel D

In artikel 10 was een voorziening getroffen met betrekking tot het feit dat ten tijde van het vaststellen van de TROS door de Commissie van de Europese Gemeenschappen nog geen formele goedkeuring was verleend voor het opnemen in de regeling van LNG-tankers. De Commissie heeft op 18 september 2003 (C(2003)3378) formele goedkeuring verleend voor het opnemen van LNG-tankers in de regeling. Derhalve kan artikel 10 vervallen.

Artikel I, onderdeel E

De horizonbepaling is afgeleid van een berekening van de termijn waarbinnen alle subsidies op basis van de regeling redelijkerwijs afgehandeld kunnen zijn. Aangezien de termijn waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend met een jaar verlengd wordt, wordt ook de horizonbepaling met een jaar verlengd.

Artikel I, onderdeel F

De einddatum voor indiening zoals genoemd in het eerste lid van het nieuwe artikel 17a, vloeit voort uit verordening (EG) nr. 502/2004 van de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2004 tot wijziging van verordening (EG) 1177/2002 betreffende een tijdelijk defensief mechanisme voor de scheepsbouw (PbEG L 81).

In het tweede lid wordt aangegeven dat de wijze van toekenning van het beschikbare budget van de regeling op dezelfde wijze geschiedt als onder de vorige openstelling van de TROS.

Het systeem werkt als volgt. Voor de verdeling van het subsidieplafond geldt ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Dit betekent dat de minister, beginnend met de eerste aanvraag, subsidies verleent totdat het subsidieplafond is bereikt en dat hij aanvragen afwijst voor zover het plafond door het totaal van verleende subsidies zou worden overschreden. Daarbij is het moment van ontvangst van een aanvraag, die aan alle wettelijke voorschriften voldoet, bepalend. Het betreft hier niet een regel over de volgorde van het nemen van besluiten. Het is zeer wel mogelijk om op een latere aanvraag eerder te besluiten dan op een eerdere, als toewijzing van de aanvraag maar niet tot gevolg heeft, dat op de eerdere aanvraag afwijzend moet worden beschikt, omdat door subsidieverlening op latere aanvragen het subsidieplafond is bereikt. Dreigt dit te gebeuren, dan zal de behandeling van de latere aanvraag worden opgeschort, totdat op de eerdere is beslist. Indien daardoor de beslistermijn van artikel 6 dreigt te worden overschreden, zal de aanvrager daarvan in kennis worden gesteld.

Omdat bij het ontwerpen van deze regeling is voorzien dat het waarschijnlijk is dat meerdere aanvragen, door meerdere aanvragers, op de eerste dag van inwerkingtreding van de regeling min of meer gelijktijdig zullen worden ingediend, zijn de volgende voorzieningen getroffen om de afwikkeling hiervan ordelijk te laten verlopen.

Voor de toepassing van de regeling is het tijdstip van ontvangst van de aanvragen van belang. Bij aflevering van de aanvraag geldt als tijdstip van ontvangst het moment waarop de aanvraag in handen is gesteld van de betrokken EVD-functionaris. Komen twee aanvragers er die dag niet uit van wie van hen als eerste de aanvraag in ontvangst kan worden genomen, dan wordt de onderlinge volgorde tussen die twee aanvragers bepaald bij wijze van loting (artikel 8, tweede lid).

Voor aanvragen waarvoor geen objectief tijdstip van ontvangst bepaalbaar is (bijvoorbeeld doordat ze in de brievenbus zijn gestopt) geldt hetzelfde regime als voor per post ingediende aanvragen. Per post binnengekomen aanvragen worden geacht op de dag van ontvangst om 18.00 uur te zijn ontvangen. Ook in dat geval wordt de volgorde van binnenkomst bij de EVD bepaald door loting.

Na aldus de volgorde van ontvangst per aanvrager te hebben bepaald, wordt bezien of er meerdere aanvragen per aanvrager gelijktijdig zijn ontvangen (bijvoorbeeld doordat ze in één enveloppe zaten). Om deze aanvragen onderling te kunnen rangschikken, is in artikel 5, derde lid, bepaald dat bij gelijktijdig indienen de aanvrager de onderlinge volgorde van zijn aanvragen moet aangeven. Deze volgorde is van belang voor de toepassing van artikel 8, derde lid, dat meebrengt dat het budget wordt verdeeld met inachtneming van die volgorde.

In combinatie leidt dit tot het systeem dat op de dag van inwerkingtreding van de regeling eerst de aanvragers worden gerangschikt volgens bovenstaande systematiek en vervolgens in die volgorde eerst alle nummers 1 in aanmerking komen, dan de nummers 2, etc. Voor alle volgende dagen geldt het normale systeem van ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’.

Overigens worden aanvragen die vóór de inwerkingtreding van deze regeling zijn ontvangen, niet in behandeling genomen. Wel kan vooraf bij de EVD informatie worden ingewonnen over de in te dienen aanvragen.

Artikel I, onderdeel G

De wijzigingen in de regeling zien slechts op de aanvragen ingediend in het tijdvak 13 september 2004, 12.00 uur tot en met 31 maart 2005. Reeds ingediende aanvragen worden nog conform het oude recht afgedaan. De wijziging in de bijlagen zijn derhalve alleen van toepassing op de aanvragen ingediend in het tijdvak 13 september 2004, 12.00 uur tot en met 31 maart 2005.

De wijzigingen in de bijlagen zien op het feit dat de regeling niet langer door het agentschap Senter wordt uitgevoerd, maar door de EVD.

Ook wordt er in de toelichting op de formulieren nader ingegaan op de invulling van de prijs. Dit betreft een nadere toelichting op de interpretatie van artikel 1, eerste lid, onderdelen g en h van de TROS. Geen rekening wordt gehouden met kunstmatige constructies die leiden tot een kunstmatige verhoging van de eindprijs. Onder kunstmatige verhoging wordt niet alleen verstaan een constructie waarbij tussen verkoopkantoor en werf een aanzienlijk hogere prijs wordt vastgelegd of betaald dan tussen reder en verkoopkantoor, maar ook het in de prijs verwerken van kosten die geen betrekking hebben op de bouw van het schip. Het gaat daarbij onder meer om kosten die:

• betrekking hebben op de economische inzet van het schip, zoals bevrachtingskosten;

• verband houden met de uiteindelijke financiering (kosten met betrekking tot de bouwfinanciering van het schip uitgezonderd) van het schip, zoals kosten voor inwerving van CV-vermogen;

• door de afnemer van het schip aan de aanvrager in rekening worden gebracht waartegenover geen daadwerkelijke materiële levering staat.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C.E.G. van Gennip

  • 1

    Stcrt. 2003, 141.

Naar boven