Wijziging Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 24 augustus 2004, nr. TRCJZ/2004/4352, houdende wijziging van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 43, zevende lid, van de Meststoffenwet;

Besluit:

Artikel I

De Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, tweede lid, komt te luiden:

2. Deze regeling berust op de artikelen 41, eerste en derde lid, 42, eerste, vierde en zesde lid, 43, zesde en zevende lid, 53, onderdeel h, en 59, eerste en derde lid, van de Meststoffenwet, de artikelen 3, 6, eerste en derde lid, 8, eerste lid, 19, tweede lid, en 62 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 5, 26, en 31 van de Invorderingswet 1990 en artikel III van de Wet van 10 december 2003 tot wijziging van de Meststoffenwet en van de Wet herstructurering varkenshouderij in verband met het schrappen van de tweede generieke korting en het aanbrengen van enkele praktische verbeteringen (Stb. 542).

B

Na artikel 17 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 17a

1. Ingeval bedrijven, anders dan tijdelijk, worden samengevoegd, wordt een belastbare hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof, van minder dan nihil van elk van de oorspronkelijke bedrijven gebruikt ten behoeve van verrekening met de belastbare hoeveelheden van de andere bij de samenvoeging betrokken bedrijven of met de belastbare hoeveelheden van het door samenvoeging ontstane bedrijf.

2. Een belastbare hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof, van minder dan nihil van het door samenvoeging ontstane bedrijf wordt gebruikt ten behoeve van verrekening met de belastbare hoeveelheden van de oorspronkelijke bedrijven.

3. De voorwaarden en beperkingen gesteld bij artikel 43 van de Meststoffenwet en de onderhavige titel zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Voor de toepassing van het eerste lid worden de aangiften van de heffingen ten aanzien van de oorspronkelijke bedrijven over het tijdvak voorafgaand aan de samenvoeging aangemerkt als een verzoek als bedoeld in artikel 43, vijfde lid, van de Meststoffenwet.

Artikel II

De Bijdrageregeling Stichting Landelijke Mestbank wordt ingetrokken.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Den Haag, 24 augustus 2004.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

In het beleidsprogramma voor de jaren 2004–2007, de Notitie ‘Vitaal en samen’ (Kamerstukken II 2003–2004, 29 200 XIV, nr. 2), is voor de mestwetgeving een 40%-reductie van de lasten voor de sector en de overheid ten opzichte van 2002 ten doel gesteld. In het rapport ‘Lastige Lasten’ (niet-dossierstuk Tweede Kamer 2001–2002, lnv0200357), van oud-minister van Justitie mevrouw Sorgdrager, zijn knelpunten gesignaleerd en aanbevelingen gedaan om de administratieve lastendruk te verminderen. Eén van de knelpunten zijn de belemmeringen bij het samenvoegen van bedrijven. Ingeval een agrariër meerdere bedrijven heeft, kan samenvoeging uit een oogpunt van administratieve lasten aantrekkelijk zijn omdat er dan één administratie voor het totale bedrijf gevoerd kan worden en de gegevensverstrekking aan de overheid ook voor het totale bedrijf kan geschieden. Er is reeds een aantal maatregelen getroffen om het samenvoegen van bedrijven te vergemakkelijken door de belemmeringen binnen de stelsels van varkensrechten, pluimveerechten en mestproductierechten op te heffen. Het gaat dan in het bijzonder om de regeling van de overgang van het grondgebonden deel van het varkensrecht, het opheffen van de zogenoemde ‘inzakregel’ bij mestproductierechten en het op nihil stellen van het percentage van de afroming van productierechten bij overgang. Een en ander is geregeld bij de wet van 10 december 2003 tot wijziging van de Meststoffenwet en van de Wet herstructurering varkenshouderij in verband met het schrappen van de tweede generieke korting en het aanbrengen van enkele praktische verbeteringen (Stb. 542) en het Besluit van 26 augustus 2002, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet herstructurering varkenshouderij en het Uitvoeringsbesluit pluimveerechten Meststoffenwet (afroompercentage 0%) (Stb. 466).

Een belangrijke nog resterende belemmering was het ontbreken van de mogelijkheid om mineralenverliezen te verrekenen tussen verschillende bedrijven in geval van samenvoeging van desbetreffende bedrijven. De heffingensystematiek van hoofdstuk IV van de Meststoffenwet heeft betrekking op de belastbare hoeveelheid stikstof en fosfaat over verschillende jaren van één en hetzelfde bedrijf en dat geldt ook voor verrekening van de belastbare hoeveelheden tussen verschillende jaren. Aangezien er bij samenvoeging een nieuw bedrijf ontstaat waarin de oorspronkelijke bedrijven opgaan, kan samenvoeging leiden tot verlies van op de oorspronkelijke bedrijven opgebouwde saldi. Ook kunnen de door de bedrijven in het verleden betaalde heffingen niet worden teruggekregen bij onderschrijding van de verliesnorm op het door samenvoeging ontstane bedrijf.

Om die belemmering voor samenvoeging op te heffen is in artikel 43 van de Meststoffenwet recentelijk een wijziging aangebracht namelijk bij de wet van 21 april 2004 tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de evaluatie 2002. Ingevolge artikel 43, zevende lid, van de Meststoffenwet kunnen nu bij ministeriële regeling regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin, de wijze waarop en de voorwaarden waaronder verrekening van het saldo van een bedrijf mogelijk is bij samenvoeging van het bedrijf met een ander bedrijf. In artikel I, onderdeel B, van de onderhavige regeling wordt invulling gegeven aan deze bevoegdheid en wordt in een nieuw artikel 17a van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet een voorziening voor verrekening en samenvoeging van bedrijven getroffen.

Bij de invulling van de voorziening is het uitgangspunt om zo min mogelijk nieuwe voorwaarden en beperkingen op te leggen aan bedrijven die samenvoegen. De enige eis is dat samenvoeging erop gericht dient te zijn om het door samenvoeging ontstane bedrijf voor langere periode daadwerkelijk als één geheel te exploiteren. Deze eis wordt tot uitdrukking gebracht in de woorden ‘anders dan tijdelijk’ in artikel 17a, eerste lid. Dit om constructies die leiden tot vrije verhandelbaarheid van saldi fosfaat, onderscheidenlijk stikstof, te voorkomen. Vrije verhandelbaarheid van saldi kan immers leiden tot lokale overbemesting. Bij beperking van de verrekening tot reële situaties van samenvoeging blijft dit risico beperkt. Dit laat onverlet dat er omstandigheden kunnen zijn waarin het bedrijf toch op korte termijn moet worden gesplitst, bijvoorbeeld in het geval van boedelverdeling als gevolg van een overlijden en echtscheiding.

De hoofdregel blijft echter dat bedrijven die binnen een korte periode na samenvoeging weer worden gesplitst buiten de werking van onderhavige regeling vallen. Ingeval van splitsing kan alsnog op grond van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een naheffingsaanslag opgelegd worden. Overeenkomstig artikel 67f van die wet kan het in de naheffingsaanslag begrepen bedrag aan heffing met 100% worden verhoogd indien het aan opzet of grove schuld van de heffingplichtige is te wijten dat te weinig is geheven. Bij het ontbreken van opzet of grove schuld, kan een verzuimboete worden opgelegd overeenkomstig het beleid neergelegd in de Beleidsregels bestuurlijke boeten Bureau Heffingen 1999.

De saldi van de oorspronkelijke bedrijven worden vervolgens onderling verrekend of gebruikt in het na de samenvoeging ontstane bedrijf (artikel 17a, eerste lid). De onderlinge verrekening kan leiden tot een teruggaaf van heffingen die in het verleden door een of meer van de oorspronkelijke bedrijven zijn betaald en tot de vaststelling van een resterende hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof. Deze resterende hoeveelheid mag vervolgens door het door samenvoeging ontstane bedrijf worden gebruikt om eventuele toekomstige overschrijdingen van de verliesnormen te compenseren. De verrekening, de eventuele teruggaaf, alsmede de vaststelling van de resterende belastbare hoeveelheid zullen automatisch plaatsvinden op basis van de aangifte van de oorspronkelijke bedrijven over het tijdvak onmiddellijk voorafgaand aan de samenvoeging (artikel 17a, vierde lid). Hiermee wordt mogelijk gemaakt dat een eventuele teruggaaf zo spoedig mogelijk wordt uitgekeerd.

Het saldo fosfaat, onderscheidenlijk stikstof, dat in de toekomst wordt opgebouwd door onderschrijding van de verliesnormen op het door samenvoeging ontstane bedrijf, mag vervolgens ook worden gebruikt ten behoeve van verrekening met de belastbare hoeveelheden van de oorspronkelijke bedrijven (artikel 17a, tweede lid). Deze verrekening kan leiden tot een teruggaaf van heffingen die in het verleden door de oorspronkelijke bedrijven zijn betaald aan degene die thans heffingplichtig is ten aanzien van het door samenvoeging ontstane bedrijf.

Bij de uitbreiding van de verrekeningsmogelijkheden bij samenvoeging van bedrijven worden artikel 43 van de Meststoffenwet en titel 4 van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet van overeenkomstige toepassing verklaard (artikel 17a, derde lid). Zo geldt bijvoorbeeld als eis dat zowel door de oorspronkelijke bedrijven als het door samenvoeging ontstane bedrijf steeds aangifte van de verfijnde mineralenheffingen is gedaan in de periode van verrekening.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in artikel II de Bijdrageregeling Stichting Landelijke Mestbank in te trekken. De regeling heeft geen betekenis meer omdat de werking daarvan is beëindigd. De wettelijke taken van de Stichting Landelijke Mestbank zijn per 1 januari 1998 vervallen en de stichting is inmiddels opgeheven. Met de intrekking wordt de toegankelijkheid van de wetgeving voor de burger vergroot.

Het wegnemen van de belemmeringen voor samenvoeging van bedrijven levert voor het bedrijfsleven een reductie van de administratieve lasten op van in totaal 21 miljoen euro. De onderhavige regeling draagt hieraan bij en leidt niet tot een verzwaring van de administratieve lasten. Bij de overgang van saldi wordt een verzwaring van de administratieve lasten voorkomen omdat de belastbare hoeveelheid van de oorspronkelijke bedrijven bij samenvoeging automatisch over gaat naar het samengevoegde bedrijf. Daarnaast wordt de aangifte van de oorspronkelijke bedrijven aangemerkt als een verzoek tot verrekening, teruggaaf en vaststelling van de resterende belastbare hoeveelheid. Bedrijven hoeven geen aparte verzoeken in te dienen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 1997, 247; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 5 juni 2004 (Stcrt. 103).

Naar boven