Maatregelenbesluit UWV

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

Gelet op de artikelen 45, zesde lid, van de Ziektewet, 47, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 39, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, 29, vijfde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 27, achtste lid, van de Werkloosheidswet, 14, zesde lid, van de Toeslagenwet;

Besluit:

Artikel 1 Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

b. CWI: Centrale organisatie werk en inkomen;

c. ZW: Ziektewet;

d. WAZ: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;

e. Wajong: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

f. WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

g. WW: Werkloosheidswet;

h. TW: Toeslagenwet;

i. Wazo: Wet arbeid en zorg;

j. Wet SUWI: Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

k. maatregel: weigering van de uitkering als bedoeld in de artikelen 45, eerste lid, van de ZW, 45 en 46 van de WAZ, 37 en 38 van de Wajong, 25 en 28 van de WAO, 27, derde lid, van de WW en een weigering van de toeslag als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de TW;

l. verzekerde: de persoon bedoeld in de artikelen 3 tot en met 8a en 64 van de ZW, 3 van de WAZ, 3 van de Wajong, 3 tot en met 7b juncto 23, eerste lid, en 81 van de WAO, de werknemer bedoeld in de artikelen 3 tot en met 8 en 53 van de WW, degene die aanspraak maakt op toeslag ingevolge de TW, zijn echtgenoot of zijn wettelijke vertegenwoordiger, de werknemer en de gelijkgestelde bedoeld in artikel 3:6 van de Wazo en de zelfstandige en beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 3:17 van de Wazo.

Artikel 2 Algemene bepaling

Per wet wordt een maatregel opgelegd met inachtneming van dit besluit. De verplichtingen, waarop een maatregel van toepassing is, zijn per wet ingedeeld in categorieën en opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3 Maatregelen eerste categorie

1. Tenzij volstaan wordt met een waarschuwing, bedragen de hoogte en de duur van de maatregel bij het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting opgenomen in de eerste categorie van de ZW, respectievelijk de WAZ, de Wajong, de WAO, de WW en de TW:

a. 5% over de te late termijn, indien het gestelde tijdstip met niet meer dan 7, respectievelijk 56 kalenderdagen wordt overschreden;

b. 10% over de te late termijn, indien het gestelde tijdstip met meer dan 7, respectievelijk 56 kalenderdagen, doch niet meer dan 28, respectievelijk 112 kalenderdagen wordt overschreden;

c. 20% over de te late termijn met een maximum van 52 weken, indien het gestelde tijdstip met meer dan 28, respectievelijk 112 kalenderdagen wordt overschreden.

2. Indien de mate van verwijtbaarheid van de gedraging of nalatigheid van de verzekerde daartoe aanleiding geeft, bedraagt de hoogte van de maatregel, bedoeld in het eerste lid: 2%, 5%, 10% in plaats van 5%, 10%, 20%.

3. Voor de vaststelling van het aantal kalenderdagen, bedoeld in het eerste lid, blijven ten aanzien van de verplichting, opgenomen in:

a. de eerste categorie, ten 1°, 2° en 4° tot en met 8° van de WW en de eerste categorie van de ZW, de WAZ, de Wajong, de WAO en de TW, buiten toepassing dagen, niet zijnde zaterdagen of zondagen, waarop kantoren van het UWV zijn gesloten;

b. de eerste categorie, ten 3°, van de WW, buiten toepassing dagen, niet zijnde zaterdagen of zondagen, waarop kantoren van de CWI zijn gesloten;

c. de eerste categorie van de WW, buiten toepassing dagen, waarop ingevolge die wet geen recht bestaat op een uitkering.

Artikel 4 Maatregelen tweede categorie

1. De hoogte en de duur van de maatregel bedragen bij het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting opgenomen in de tweede categorie van de ZW, de WAZ, de Wajong, de WAO, de WW en de TW: 5% gedurende 4 weken.

2. Indien de mate van verwijtbaarheid van de gedraging of nalatigheid van de verzekerde daartoe aanleiding geeft, bedraagt de hoogte van de maatregel, bedoeld in het eerste lid: 2%.

Artikel 5 Maatregelen derde categorie

1. De hoogte en de duur van de maatregel bedragen bij het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting opgenomen in de derde categorie van de ZW, de WAZ, de Wajong, de WAO en de WW: 10% gedurende 8 weken.

2. Indien de mate van verwijtbaarheid van de gedraging of nalatigheid van de verzekerde daartoe aanleiding geeft, bedraagt de hoogte van de maatregel, bedoeld in het eerste lid: 5%.

Artikel 6 Maatregelen vierde categorie

1. De hoogte en de duur van de maatregel bedragen bij het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting opgenomen in de vierde categorie van de ZW, de WAZ, de Wajong, de WAO en de WW: 20% gedurende 16 weken.

2. Indien de mate van verwijtbaarheid van de gedraging of nalatigheid van de verzekerde daartoe aanleiding geeft, bedraagt de hoogte van de maatregel, bedoeld in het eerste lid: 10%.

3. In afwijking van het eerste respectievelijk tweede lid, bedragen de hoogte en de duur van de maatregel bij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting opgenomen in de vierde categorie, ten 3°, van de WW:

a. 10% gedurende 16 weken, respectievelijk 5% gedurende 16 weken, indien de verzekerde onvoldoende meewerkt aan het bereiken van een gunstig scholingsresultaat, zodat vertraging in de opleiding of scholing is ontstaan;

b. 30% gedurende 16 weken, respectievelijk 10% gedurende 16 weken, indien het een opleiding of scholing betreft die baanzekerheid geeft en de verzekerde deze opleiding of scholing niet aanvangt of heeft afgebroken;

c. gehele weigering van de uitkering over de volledige of resterende duur indien het een opleiding of scholing betreft die baanzekerheid geeft en de verzekerde volhardt in het niet of niet behoorlijk nakomen van deze verplichting;

d. gehele weigering van de uitkering over de volledige of resterende duur indien de verzekerde volhardt in het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting beschikbaar te zijn voor de voorzieningen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand en mee te werken aan het verkrijgen van die voorzieningen.

4. In afwijking van het eerste respectievelijk tweede lid, bedragen de hoogte en de duur van de maatregel bij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting opgenomen in de vierde categorie, ten 4°, van de WAO, WAZ en Wajong en de verplichting opgenomen in de vierde categorie, ten 5°, van de Ziektewet:

a. 10% gedurende 16 weken, respectievelijk 5% gedurende 16 weken, indien de verzekerde onvoldoende meewerkt aan het bereiken van een gunstig scholingsresultaat, zodat vertraging in de opleiding of scholing die wenselijk wordt geacht voor zijn inschakeling in de arbeid, is ontstaan;

b. 30% gedurende 16 weken, respectievelijk 10% gedurende 16 weken, indien het een opleiding of scholing betreft die baanzekerheid geeft en de verzekerde deze opleiding of scholing die wenselijk wordt geacht voor zijn inschakeling in de arbeid, niet aanvangt of heeft afgebroken;

c. gehele weigering van de uitkering over de volledige of resterende duur indien het een opleiding of scholing betreft die baanzekerheid geeft en de verzekerde volhardt in het niet of niet behoorlijk nakomen van deze verplichting.

5. Onder baanzekerheid als bedoeld in het derde en vierde lid wordt verstaan een baangarantie of een zodanige kans op een baan, na afronding van de opleiding of scholing, dat deze gelijk te stellen is met een baangarantie.

6. In afwijking van het eerste respectievelijk tweede lid, bedragen de hoogte en de duur van de maatregel een blijvend gehele weigering van de uitkering indien de verzekerde volhardt in het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting opgenomen in de vierde categorie, ten 1°, van de WAO, de WAZ en de Wajong.

Artikel 7 Maatregelen vijfde categorie

1. De hoogte en de duur van de maatregel bedragen bij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting opgenomen in:

a. de vijfde categorie, ten 1° van de ZW, de WAZ, de Wajong en de WAO: blijvend gehele weigering van de uitkering;

b. de vijfde categorie, ten 2° van de ZW en ten 1° van de WW, de gehele uitkering voor de duur dat de verzekerde aanspraak op loon zou hebben kunnen doen gelden, dan wel de dienstbetrekking zou hebben kunnen voortduren;

c. de vijfde categorie, ten 2°, 3° en 4° van de WW: dat deel van de uitkering dat niet tot uitbetaling zou komen, indien de verzekerde de bedoelde benadelingshandeling had nagelaten;

d. de vijfde categorie, ten 3° van de ZW en ten 5° van de WW, afhankelijk van de ernst van de gedraging of nalatigheid van de verzekerde:

1° 20% gedurende 16 weken,

2° 30% gedurende 26 weken,

3° de gehele uitkering over de volledige of resterende uitkeringsduur.

2. Indien de mate van verwijtbaarheid van de gedraging of nalatigheid van de verzekerde daartoe aanleiding geeft, bedragen de hoogte en de duur van de maatregel:

a. bedoeld in het eerste lid, onder a: 30% gedurende 26 weken;

b. bedoeld in het eerste lid, onder b: 30% gedurende de daar bedoelde termijn;

c. bedoeld in het eerste lid, onder c: 30% van het daar bedoelde deel van de uitkering;

d. bedoeld in het eerste lid, onder d, ten 1°: 10% gedurende 16 weken;

e. bedoeld in het eerste lid, onder d, ten 2°: 20% gedurende 16 weken;

f. bedoeld in het eerste lid, onder d, ten 3°: 30% gedurende 26 weken.

Artikel 8 Niet nakoming twee of meer verplichtingen

1. Indien de verzekerde per wet twee of meer verplichtingen niet of niet behoorlijk nakomt en indien het niet nakomen van deze verplichtingen niet voortkomt uit één oorzaak worden de bij deze verplichtingen na toepassing van dit besluit vastgestelde maatregelen samengevoegd en zoveel mogelijk gelijktijdig gerealiseerd.

2. Indien de verzekerde per wet twee of meer verplichtingen niet of niet behoorlijk nakomt en indien het niet nakomen van deze verplichtingen voortkomt uit één oorzaak wordt één maatregel toegepast overeenkomend met de zwaarste van de bij deze verplichtingen na toepassing van dit besluit vastgestelde maatregelen.

3. Indien de verzekerde ter zake van zijn ingetreden werkloosheid meer dan één verplichting opgenomen in de eerste categorie, ten 1°, 2° en 3° van de WW, niet of niet behoorlijk is nagekomen en tussen de nakoming van deze verplichtingen niet meer dan zeven kalenderdagen zijn gelegen, wordt aan de overtreding van genoemde verplichtingen één oorzaak ten grondslag gelegd.

Artikel 9 Recidive

1. Indien aan de verzekerde schriftelijk is bekendgemaakt dat hem wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting een maatregel is opgelegd, en hij binnen twee jaren na de dag van deze bekendmaking opnieuw dezelfde verplichting niet of niet behoorlijk is nagekomen, wordt het percentage van de maatregel, bedoeld in de artikelen 3 tot en met 7, met de helft daarvan verhoogd.

2. Indien na de schriftelijke bekendmaking dat een maatregel is opgelegd ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, opgenomen in de vierde categorie, ten 1°, van de WW, dezelfde verplichting binnen 12 maanden voor de derde maal niet is nagekomen, wordt de gehele uitkering over de resterende duur geweigerd.

Artikel 10 Samenvoeging van maatregelen

1. Indien als gevolg van de samenvoeging, genoemd in artikel 8, eerste lid of van de verhoging, genoemd in artikel 9, eerste lid, de maatregel meer dan 30% bedraagt, wordt de hoogte van de maatregel gesteld op 30% en de duur ervan verlengd met een zodanige periode dat daarmee de volledige samenvoeging dan wel de verhoging wordt gerealiseerd.

2. Indien op grond van artikel 27, eerste lid, van de WW, de maatregel wordt opgelegd van 35% gedurende 26 weken én de verzekerde een maatregel op grond van dit besluit wordt opgelegd, wordt eerst de maatregel van 35% gedurende 26 weken gerealiseerd en aansluitend de maatregel op grond van dit besluit.

3. In afwijking van het tweede lid, wordt eerst de maatregel op grond van dit besluit gerealiseerd indien deze maatregel een tijdelijk gehele of blijvend gehele weigering van de uitkering betreft.

Artikel 11 Ingang van de maatregel

De maatregel gaat in op de eerste dag van de overtreding of op de eerste dag waarover de uitkering wordt toegekend, respectievelijk de eerste dag waarop recht bestaat op uitkering dan wel op toeslag ingevolge de TW, indien deze dag later ligt.

Artikel 12 Realisering van de maatregel

1. Een tijdelijk gedeeltelijke weigering als maatregel, bedoeld in de artikelen 3 tot en met 7, wordt:

a. bij de ZW gerealiseerd door het uitkeringspercentage van 70, bedoeld in artikel 29, zesde lid en 29b, tweede lid, van de ZW, te korten met het aantal procentpunten van de maatregel, en de uitkering, bedoeld in de artikelen 29, zevende lid, 29a, en 29b, derde lid, van de ZW met het percentage van de maatregel, met dien verstande dat, indien de uitkering met toepassing van artikel 31 van de ZW gedeeltelijk niet tot uitbetaling komt, de korting wordt vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het bedrag dat van de uitkering wordt betaald, en de noemer door het bedrag van de uitkering;

b. bij de WW gerealiseerd door het uitkeringspercentage van 70, bedoeld in de artikelen 47, 51, 52 en 52i van de WW, te korten met het aantal procentpunten van de maatregel en de uitkering, bedoeld in artikel 64 van de WW, met het percentage van de maatregel;

c. bij de WAO, de WAZ en de Wajong gerealiseerd door het percentage van de maatregel te vermenigvuldigen met de factor: uitkeringspercentage, bedoeld in de artikelen 21, tweede lid van de WAO, 9, eerste lid en 24, derde lid, van de WAZ en 8, eerste lid, van de Wajong, of het uitkeringspercentage, zoals vastgesteld na toepassing van de artikelen 44 van de WAO, 58 van de WAZ en 50 van de Wajong, gedeeld door 70. Het hiervoor bedoelde uitkeringspercentage wordt verminderd met het berekende percentage. De verhoging van de uitkering, bedoeld in de artikelen 22, eerste lid, van de WAO, 10 van de WAZ en 9 van de Wajong, blijft bij de realisering van de maatregel buiten beschouwing;

d. bij de TW gerealiseerd door het bedrag aan toeslag, waarop ingevolge de artikelen 8 en 10 van de TW recht bestaat, te korten met het percentage van de maatregel.

2. Indien in het dagloon waarnaar de uitkering is berekend de waarde van een vakantiebon of daarmee overeenkomende aanspraken, bestemd voor vakantie-, feest- en/of snipperdagen, is opgenomen, wordt voordat toepassing wordt gegeven aan het eerste lid het dagloon verminderd met de waarde van de vakantiebon of de daarmee overeenkomende aanspraken en vermeerderd met het voor de verzekerde geldende vakantiebijslagpercentage.

Artikel 13 Vakantie

1. In de perioden waarin de verzekerde, met inachtneming van de voorschriften, als bedoeld in artikel 101, tweede lid, onderdeel b, juncto artikel 26, eerste lid, onderdeel j, van de WW, vakantie geniet, ontbreekt de verwijtbaarheid ten aanzien van overtredingen als bedoeld in artikel 24, eerste lid onderdeel b ten eerste, ten tweede en ten vierde, of artikel 26 van de WW, voorzover de perioden waarin de verzekerde vakantie geniet, in enig kalenderjaar gezamenlijk een periode van 20 dagen niet overschrijden.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, geldt voor:

a. de buitenlandse verzekerde, die vakantie geniet in het land van herkomst een periode van 40 dagen;

b. de verzekerde, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Regeling vrijstelling verplichtingen WW, een periode van 65 dagen.

Artikel 14 Intrekking

Het Maatregelenbesluit Tica wordt ingetrokken.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 16 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: `Maatregelenbesluit UWV'.

Dit besluit zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden gepubliceerd.

Amsterdam, 9 augustus 2004.
J.M. Linthorst, voorzitter Raad van bestuur UWV.

Toelichting

1. Inleiding

Op grond van de artikelen 45 van de ZW, 45 en 46 van de WAZ, 37 en 38 van de Wajong, 25 en 28 van de WAO, 27 van de WW en 14 van de TW dient het UWV een maatregel op te leggen als de verzekerde de verplichtingen, bedoeld in deze artikelen, niet of niet behoorlijk nakomt. De maatregel bestaat uit een tijdelijke of blijvende, gehele of gedeeltelijke weigering van de uitkering of de toeslag en wordt afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de verzekerde de gedraging verweten kan worden. Alleen in gevallen dat er dringende redenen aanwezig zijn kan UWV besluiten van het opleggen van een maatregel af te zien. Daarnaast kan UWV in bepaalde gevallen afzien van het opleggen van een maatregel en volstaan met een schriftelijke waarschuwing. Op grond van de genoemde bepalingen stelt UWV regels met betrekking tot de vaststelling van de maatregel. Deze regels zijn voor de genoemde wetten in dit besluit vastgelegd.

2. De verplichtingen en de indeling in categorieën

Naast de verplichtingen die in de diverse wetten zijn opgenomen, is de werknemer verplicht zich te houden aan de voorschriften die UWV stelt op grond van die wetten. In de praktijk zijn deze voorschriften opgenomen in de diverse Controlevoorschriften en in het Uitkeringsreglement WW 2002. In de bijlage bij dit besluit zijn de verplichtingen uit de wet en de verplichtingen neergelegd in de Controlevoorschriften en het Uitkeringsreglement opgenomen. De verplichtingen zijn te onderscheiden in verplichtingen die er op gericht zijn UWV in staat te stellen het administratieve proces te stroomlijnen en verplichtingen die betrekking hebben op de inpassing in het arbeidsproces en het beperken van het risico, te weten de ongeschiktheid tot werken, de arbeidsongeschiktheid en de werkloosheid. De verplichtingen gericht op het stroomlijnen van het administratieve proces bij UWV betreffen die handelingen of nalatigheden die tot gevolg hebben dat de werkzaamheden van UWV worden vertraagd, bemoeilijkt of verhinderd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen verplichtingen die binnen een bepaalde termijn dienen te worden nagekomen en verplichtingen die betrekking hebben op bereikbaarheid, aanwezigheid en dergelijke. Het niet nakomen van laatstbedoelde verplichtingen dient een verzekerde zwaarder te worden aangerekend dan het niet nakomen van een aan een termijn gebonden verplichting. Dit is alleen anders indien zo'n termijn langdurig wordt overschreden. Dan immers ontstaat de situatie dat een verzekerde zich tevens onttrekt aan controle door UWV. Om die reden voorziet dit besluit in een zwaardere maatregel naar gelang van de duur van de termijnoverschrijding.

Bij de indeling van de verplichtingen die betrekking hebben op de inpassing in het arbeidsproces en het beperken van het risico is rekening gehouden met de mate waarin een bepaald handelen of nalaten heeft bijgedragen aan het beperken van de ongeschiktheid tot werken, de werkloosheid of de arbeidsongeschiktheid. De verplichtingen waarop een maatregel van toepassing is, zijn in de bijlage bij dit besluit opgenomen. Deze verplichtingen zijn per wet ingedeeld in een vijftal categorieën. De verplichtingen in de diverse categorieën lopen op naar zwaarte. Overtreding van een verplichting in de eerste categorie wordt de belanghebbende minder zwaar aangerekend dan overtreding van een verplichting in de vijfde categorie.

3. De hoogte en de duur van de maatregel

Voor de bepaling van de hoogte en duur van de maatregel is voor zover mogelijk rekening gehouden met reeds in de verschillende wetten voorgeschreven maatregelen en met de hoogte van de boete. In beginsel wordt bij het niet nakomen van termijngebonden verplichtingen en verplichtingen gericht op het stroomlijnen van het administratieve proces een maatregel opgelegd waarvan het financiële gevolg voor de betrokkene geringer is dan een boete die wordt opgelegd bij niet nakoming van de informatieplicht. In dit besluit is, gelet op de rechtsgelijkheid, aangegeven welke maatregel moet worden opgelegd. Tevens is aangegeven welke maatregel wordt opgelegd indien, gelet op de mate van verwijtbaarheid, de standaardmaatregel te zwaar wordt geacht. Voor de WW is bij de benadelingshandeling deels een andere benadering gekozen. Reden hiervan is dat in deze categorie een veelheid van gedragingen kan vallen, zodat niet op voorhand is aan te geven welke maatregel, gelet op de ernst van het handelen of nalaten, de meest passende is. Hier heeft UWV enige vrijheid een passende maatregel op te leggen. Daarnaast is een aantal maatregelen opgenomen die passend worden geacht bij een aantal specifieke benadelingshandelingen.

4. Nieuwe wet- en regelgeving per 1 januari 2004

Met de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 is met ingang van 1 januari 2004 in artikel 45 van de Ziektewet een tweetal nieuwe voorschriften opgenomen, op overtreding waarvan een maatregel is gesteld. Deze overtredingen betreffen, kort gezegd, het niet meewerken aan een scholing of opleiding respectievelijk aan voorschriften of maatregelen die op reïntegratie zijn gericht. Het UWV beschouwt deze overtredingen als behorend tot de vierde categorie, naar analogie van de indeling van vergelijkbare overtredingen in het kader van de WAZ, de Wajong en de WAO.

Eveneens met ingang van 1 januari 2004 is de Wet inschakeling werkzoekenden ingetrokken en de Wet werk en bijstand in werking getreden. Als gevolg hiervan zijn op twee plaatsen in het Maatregelenbesluit Tica verwijzingen aangepast. Tevens is artikel 13 van het Maatregelenbesluit aangepast aan de wijzigingen per 1 januari 2004 van de Regeling vrijstelling verplichtingen WW en de Vakantieregeling WW.

Voorts zijn de voorschriften met betrekking tot de identificatieplicht aangepast aan de gewijzigde tekst van artikel 55 Wet SUWI (gewijzigd met ingang van 1 januari 2004 door de Verzamelwet sociale verzekeringen 2003).

Het Maatregelenbesluit UWV vervangt het Maatregelenbesluit Tica, oorspronkelijk uit 1996 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van het Lisv van 8 november 2001 (Stcrt. 2001, 227).

Amsterdam, 9 augustus 2004.

J.M. Linthorst, voorzitter Raad van bestuur UWV

Bijlage

De in artikel 2 van het Maatregelenbesluit UWV bedoelde verplichtingen worden per wet onderscheiden in de volgende categorieën:

A. Ziektewet

Eerste categorie

1°. de verzekerde is in geval van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid verplicht dit zo spoedig mogelijk, doch in elk geval niet later dan op de tweede dag van die ongeschiktheid, te melden aan zijn werkgever of, indien de verzekerde geen werkgever heeft als bedoeld in paragraaf 3 van de ZW, aan het UWV (artikel 45, eerste lid, onderdeel d, juncto artikel 38a, eerste lid, van de ZW);

2°. de verzekerde is verplicht binnen de daarvoor vastgestelde termijn aan het UWV op zijn verzoek alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van een door hem aangevraagde of aan hem toegekende ziekengelduitkering (artikel 45, eerste lid, onderdeel i, juncto artikel 49 van de ZW);

3°. de verzekerde is verplicht op verzoek onverwijld aan het UWV of de CWI inzage te verstrekken in een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in 107 van de Wegenverkeerswet 1994 (artikel 45, eerste lid, onderdeel h, van de ZW juncto artikel 55, tweede lid, van de Wet SUWI).

Tweede categorie

1°. de verzekerde is verplicht de controlevoorschriften, voorzover niet genoemd in de overige categorieën, op te volgen (artikel 45, eerste lid, onderdeel e, juncto artikel 39, tweede lid, van de ZW).

Derde categorie

1°. de verzekerde is verplicht op verzoek van het UWV te verschijnen, dan wel ervoor te zorgen dat het geneeskundig onderzoek door een door het UWV aangewezen deskundige kan plaatshebben (artikel 45, eerste lid, onderdeel c, van de ZW);

2°. de verzekerde is verplicht het voorschrift op te volgen van het UWV om zich als werkzoekende bij de CWI te laten registreren en die registratie tijdig te doen verlengen, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 25 van de Wet SUWI (artikel 45, eerste lid, onderdeel e, juncto artikel 30, derde lid, van de ZW);

3°. de verzekerde is verplicht vragen te beantwoorden, die hem zijn gesteld door of vanwege het UWV, dan wel zich te laten onderzoeken, of op te laten nemen ter observatie, bij de uitvoering van de WAO, de WAZ onderscheidenlijk de Wajong (artikel 45, eerste lid, onderdeel f, van de ZW).

Vierde categorie

1°. de verzekerde is verplicht binnen redelijke termijn geneeskundige hulp in te roepen en zich gedurende het gehele verloop van de ziekte onder behandeling te blijven stellen, alsmede de voorschriften van de behandelend arts op te volgen (artikel 45, eerste lid, onderdeel a, van de ZW);

2°. de verzekerde dient gedurende de ongeschiktheid tot werken gedragingen na te laten, waardoor zijn genezing wordt belemmerd (artikel 45, eerste lid, onderdeel b, van de ZW);

3°. de verzekerde is verplicht zijn arbeid te hervatten zodra hij zich hiertoe in staat acht (artikel 45, eerste lid, onderdeel e, juncto artikel 39, tweede lid, van de ZW);

4°. de verzekerde die in staat is hem passende arbeid te verrichten, is verplicht te trachten deze arbeid te verkrijgen (artikel 45, eerste lid, onderdeel k, juncto artikel 30, eerste lid van de ZW);

5°. de verzekerde is verplicht mee te werken aan een scholing of opleiding die wenselijk wordt geacht voor zijn inschakeling in de arbeid (artikel 45, eerste lid, onderdeel l, van de ZW);

6°. de verzekerde is verplicht mee te werken aan door zijn werkgever of een door die werkgever aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de verzekerde in staat te stellen passende arbeid te verrichten (artikel 45, eerste lid, onderdeel m, van de ZW).

Vijfde categorie

1°. de verzekerde mag zijn arbeidsongeschiktheid niet opzettelijk veroorzaken (artikel 45, eerste lid, onderdeel g, van de ZW);

2°. de verzekerde is verplicht zich zodanig te gedragen dat hij door zijn doen en laten het Algemeen Werkloosheidsfonds, het wachtgeldfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid niet benadeelt of zou kunnen benadelen, doordat hij afstand doet van zijn aanspraak op loon onder voortduren van de dienstbetrekking, instemt met of berust in een eindiging van de dienstbetrekking of een eindiging van de dienstbetrekking op een eerder tijdstip dan bij het sluiten van de dienstbetrekking was overeengekomen (artikel 45, eerste lid, onderdeel j, van de ZW);

3°. de verzekerde is verplicht zich zodanig te gedragen dat hij door zijn doen en laten het Algemeen Werkloosheidsfonds, het wachtgeldfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid niet benadeelt of zou kunnen benadelen door te handelen of na te laten voorzover niet genoemd in deze categorie, ten 2° (artikel 45, eerste lid, onderdeel j, van de ZW).

B. WAZ, Wajong en WAO

Eerste categorie

1°. de verzekerde die in aanmerking wenst te komen voor toekenning dan wel voortzetting van de uitkering, dient zijn aanvraag te doen binnen negen maanden na aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid onderscheidenlijk uiterlijk dertien weken voor het verstrijken van de termijn waarover de arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend onderscheidenlijk 13 weken voor het verstrijken van de verlengde wachttijd ingevolge artikel 19, zevende lid, van de WAO (artikelen 46, onderdeel f, van de WAZ, 38 van de Wajong en 28, onderdeel f, van de WAO juncto artikelen 35, vierde lid van de WAZ, 28 vierde lid, van de Wajong en 34, derde lid van de WAO);

2°. de verzekerde is verplicht na een schriftelijk verzoek de voor de uitvoering benodigde informatie binnen een gestelde termijn te verstrekken (artikelen 46, onderdeel d, van de WAZ, 38, onderdeel d, van de Wajong en 28, onderdeel d, van de WAO juncto artikelen 44 en 70 van de WAZ, 36 en 62 van de Wajong en 27 en 80 van de WAO);

3°. de verzekerde is verplicht te voldoen aan een verzoek om mondeling en schriftelijk en in het laatste geval binnen een schriftelijk gestelde termijn inlichtingen te geven (artikelen 44 van de WAZ, 36 van de Wajong en 27 van de WAO juncto artikelen 70 van de WAZ, 62 van de Wajong en 80 van de WAO);

4°. de verzekerde is verplicht binnen de daarvoor vastgestelde termijn aan het UWV op zijn verzoek mededeling te doen van alle feiten of omstandigheden, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk is, dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of het bedrag, dat daarvan wordt uitbetaald (artikelen 46, onderdeel d, van de WAZ, 38, onderdeel d, van de Wajong en 28, onderdeel d, van de WAO juncto artikelen 70 van de WAZ, 62 van de Wajong en 80 van de WAO);

5°. de verzekerde is verplicht op verzoek onverwijld aan het UWV of de CWI inzage te verstrekken in een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994 (artikelen 46, onderdeel d, van de WAZ, 38, onderdeel d, van de Wajong en 28, onderdeel d, van de WAO juncto artikel 55, tweede lid, van de Wet SUWI).

Tweede categorie

1°. de verzekerde is verplicht de controlevoorschriften, voor zover niet genoemd in de overige categorieën, op te volgen (artikelen 46, onderdeel d, van de WAZ, 38, onderdeel d, van de Wajong en 28, onderdeel d, van de WAO).

2°. De verzekerde is verplicht de aanvraag voor de toekenning van de uitkering vergezeld te doen gaan van een reïntegratieverslag als bedoeld in artikel 71a van de WAO (artikel 28, onderdeel f, van de WAO, juncto artikel 34a van de WAO)

Derde categorie

1°. de verzekerde is verplicht, na tijdig te zijn opgeroepen, te verschijnen dan wel, hetzij de gestelde vragen te beantwoorden, hetzij zich te laten onderzoeken door een deskundige, hetzij te voldoen aan het voorschrift om zich ter observatie te doen opnemen of te verblijven in een aangewezen inrichting (artikelen 45, eerste lid, van de WAZ, 37, eerste lid, van de Wajong en 25, eerste lid, van de WAO);

2°. de verzekerde is verplicht de bij de registratie als werkzoekende bij de CWI gegeven voorschriften op te volgen (artikelen 46, onderdeel a, van de WAZ, 38, onderdeel a, van de Wajong en 28, onderdeel a, van de WAO).

Vierde categorie

1°. de verzekerde is verplicht de in het belang van een behandeling of genezing of tot het behoud, herstel of ter bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid gegeven voorschriften op te volgen (artikelen 46, onderdeel a, van de WAZ, 38, onderdeel a, van de Wajong en 28, onderdeel a, van de WAO);

2°. de verzekerde is verplicht zich onder geneeskundige behandeling te stellen, dan wel de voorschriften van de behandelend arts op te volgen (artikelen 46, onderdeel b, van de WAZ, 38, onderdeel b, van de Wajong en 28, onderdeel b, van de WAO);

3°. de verzekerde is verplicht gedragingen na te laten waardoor zijn genezing wordt belemmerd, dan wel voldoende mede te werken om aanpassing aan zijn ziekte of gebrek te krijgen (artikelen 46, onderdeel c, van de WAZ, 38, onderdeel c, van de Wajong en 28, onderdeel c, van de WAO).

4°. de verzekerde is verplicht mee te werken aan een scholing of opleiding die wenselijk wordt geacht voor zijn inschakeling in de arbeid (artikelen 46, onderdeel g, van de WAZ, 38, onderdeel g, van de Wajong en 28, onderdeel g, van de WAO);

5°. de verzekerde is verplicht mee te werken aan door zijn werkgever of een door die werkgever aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de belanghebbende in staat te stellen passende arbeid te verrichten, en om voldoende reïntegratie-inspanningen te verrichten (artikel 28, onderdeel h, van de WAO);

Vijfde categorie

1°. de verzekerde mag zijn arbeidsongeschiktheid niet opzettelijk veroorzaken (artikelen 46, onderdeel e, van de WAZ, 38, onderdeel e, van de Wajong en 28, onderdeel e, van de WAO).

C. Werkloosheidswet

Eerste categorie

1°. de verzekerde is verplicht uiterlijk de eerste werkdag volgend op de eerste dag van werkloosheid bij de CWI dan wel het UWV aangifte te doen van zijn werkloosheid (artikel 26, eerste lid, onderdeel a, dan wel artikel 26, vierde en vijfde lid, van de WW):

2°. de verzekerde is verplicht binnen één week na het intreden van zijn werkloosheid bij de CWI een aanvraag om een uitkering in te dienen (artikel 26, eerste lid, onderdeel b, van de WW);

3°. de verzekerde is verplicht zich tijdig als werkzoekende bij de CWI te laten registreren en die registratie tijdig te doen verlengen, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 25, derde lid, van de Wet SUWI (artikel 26, eerste lid, onderdeel d, van de WW);

4°. de verzekerde is verplicht vóór elke betaling van de uitkering, op een door het UWV aangegeven tijdstip, adres en voorgeschreven wijze, een door het UWV beschikbaar gesteld formulier betreffende onder meer verrichte werkzaamheden, genoten inkomsten en sollicitatie-activiteiten (het werkbriefje) door hem ondertekend en volledig ingevuld in te dienen (artikel 26, eerste lid, onderdeel c, van de WW);

5°. de verzekerde is verplicht zo spoedig mogelijk voor de aanvang van een voorgenomen vakantie aan het UWV mededeling te doen van de voorgenomen duur van de vakantie en de periode waarin deze zal plaatsvinden (artikel 26, eerste lid, onderdeel j, van de WW);

6°. de verzekerde is verplicht terstond aan het UWV mededeling te doen van overschrijding van de voorgenomen duur van de vakantie (artikel 26, eerste lid, onderdeel j, van de WW);

7°. de verzekerde is verplicht binnen de daarvoor vastgestelde termijn aan het UWV op zijn verzoek alle feiten en omstandigheden mee te delen waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering, of op het bedrag van de uitkering dat aan de werknemer wordt betaald (artikel 25 van de WW);

8°. de verzekerde is verplicht onverwijld aan het UWV of de CWI inzage te verstrekken in een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994 (artikel 55, tweede lid, van de Wet SUWI);

9°. de verzekerde is verplicht binnen de daarvoor vastgestelde termijn aan de CWI op zijn verzoek alle feiten en omstandigheden mee te delen waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering (artikel 29, eerste lid, van de Wet SUWI).

Tweede categorie

1°. de verzekerde is verplicht de ten behoeve van een doelmatige controle gestelde voorschriften, voorzover niet genoemd in de overige categorieën, op te volgen (artikel 26, eerste lid, onderdeel c, van de WW);

2°. de verzekerde is verplicht de voorschriften op te volgen die het UWV stelt in verband met het genieten van vakantie tijdens de duur van de uitkering, voorzover niet genoemd in de eerste categorie (artikel 26, eerste lid, onderdeel j, van de WW);

3°. de verzekerde is verplicht te voldoen aan de andere voorwaarden die het UWV op grond van artikel 101, tweede lid, van de WW stelt (artikel 26, eerste lid, onderdeel h, van de WW).

4°. de verzekerde is verplicht aan de CWI de gevraagde gegevens en bewijsstukken te verstrekken (artikel 28, tweede lid, van de Wet SUWI).

Derde categorie

1°. de verzekerde is verplicht mee te werken aan een voor hem gewenst onderzoek naar zijn arbeidsgeschiktheid door een geneeskundige, een psycholoog of een beroepskeuze-adviseur (artikel 26, eerste lid, onderdeel g, van de WW).

Vierde categorie

1°. de verzekerde voorkomt dat hij werkloos is of blijft, doordat hij in onvoldoende mate tracht passende arbeid te verkrijgen (artikel 24, eerste lid, onderdeel b, ten 1° , van de WW);

2°. de verzekerde voorkomt dat hij in verband met door hem te verrichten arbeid eisen stelt die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren (artikel 24, eerste lid, onderdeel b, ten 4°, van de WW);

3°. de verzekerde is verplicht mee te werken aan een scholing of opleiding die noodzakelijk wordt geacht voor zijn inschakeling in de arbeid, beschikbaar te zijn voor de voorzieningen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand en mee te werken aan het verkrijgen van die voorzieningen (artikel 26, eerste lid, onderdeel f, van de WW).

4°. de verzekerde is verplicht mee te werken aan de activiteiten die bevorderlijk zijn voor zijn inschakeling in de arbeid, bedoeld in artikel 69, en de hoofdstukken VI en XA van de WW (artikel 26, eerste lid, onderdeel e, van de WW).

Vijfde categorie

1°. de verzekerde is verplicht zich zodanig te gedragen dat hij door zijn doen en laten het Algemeen Werkloosheidsfonds, het wachtgeldfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid niet benadeelt of zou kunnen benadelen, doordat hij door de wijze van beëindiging van de dienstbetrekking loonaanspraken prijsgeeft (artikel 24, zesde lid, van de WW);

2°. de verzekerde is verplicht zich zodanig te gedragen dat hij door zijn doen en laten het Algemeen Werkloosheidsfonds, het wachtgeldfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid niet benadeelt of zou kunnen benadelen, doordat hij aanspraken op inkomsten die op de uitkering in mindering hadden kunnen worden gebracht prijsgeeft (artikel 24, zesde lid, van de WW);

3°. de verzekerde is verplicht zich zodanig te gedragen dat hij door zijn doen en laten het Algemeen Werkloosheidsfonds, het wachtgeldfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid niet benadeelt of zou kunnen benadelen, doordat hij geen tijdig gebruik maakt van een voor hem bestaande mogelijkheid bij derden zijn aanspraken op loon, vakantiegeld, vakantiebijslag of bedragen die de werkgever in verband met de dienstbetrekking verschuldigd is aan derden geldend te maken (artikel 24, zesde lid, van de WW);

4°. de verzekerde is verplicht zich zodanig te gedragen dat hij door zijn doen en laten het Algemeen Werkloosheidsfonds, het wachtgeldfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid niet benadeelt of zou kunnen benadelen, doordat hij instemt met dan wel berust in het niet voldoen door de werkgever van zijn aanspraken op loon, vakantiegeld, vakantiebijslag of bedragen die de werkgever in verband met de dienstbetrekking verschuldigd is aan derden (artikel 24, zesde lid, van de WW);

5°. de verzekerde is verplicht zich zodanig te gedragen dat hij door zijn doen en laten het Algemeen Werkloosheidsfonds, het wachtgeldfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid niet benadeelt of zou kunnen benadelen door te handelen of na te laten voorzover niet genoemd in deze categorie, ten 1° tot en met 4° (artikel 24, zesde lid, van de WW).

D. Toeslagenwet

Eerste categorie

1°. de verzekerde is verplicht binnen de in de controlevoorschriften TW gestelde termijn een aanvraag om toeslag in te dienen (artikel 13 van de TW);

2°. de verzekerde is verplicht binnen de daarvoor gestelde termijn en op een beschikbaar gesteld formulier de voor de uitvoering benodigde informatie te verstrekken (artikel 13 van de TW juncto artikel 12 van de TW);

3°. de verzekerde is verplicht binnen de daarvoor vastgestelde termijn aan het UWV op zijn verzoek alle feiten en omstandigheden mee te delen waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op toeslag of op het bedrag van de toeslag dat wordt betaald (artikel 12 van de TW);

4°. de verzekerde is verplicht op verzoek onverwijld aan het UWV of de CWI inzage te verstrekken in een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994 (artikel 55, tweede lid, van de Wet SUWI);

5°. de verzekerde is verplicht binnen de daarvoor vastgestelde termijn aan de CWI op zijn verzoek alle feiten en omstandigheden mee te delen waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering (artikel 29, eerste lid, van de Wet SUWI).

Tweede categorie

1°. de verzekerde is verplicht de ten behoeve van een doelmatige controle gestelde voorschriften, voorzover niet genoemd in de eerste categorie, op te volgen (artikel 13 van de TW);

2°. de verzekerde is verplicht aan de CWI de gevraagde gegevens en bewijsstukken te verstrekken (artikel 28, tweede lid, van de Wet SUWI).

E. Wet arbeid en zorg

Eerste categorie

1°. de verzekerde is verplicht aan het UWV op zijn verzoek binnen de gestelde termijn alle feiten en omstandigheden mee te delen waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering of op de hoogte van de uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering of op het bedrag van de uitkering dat wordt betaald (artikel 3:16, eerste lid onder g, artikel 3:27, eerste lid onder f en artikel 7:15 van de Wazo);

2°. de verzekerde is verplicht op verzoek onverwijld aan het UWV inzage te verstrekken in een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (artikel 3:16, eerste lid, onderdeel f, van de Wazo juncto artikel 45, eerste lid, onderdeel h, van de ZW en artikel 3:27, eerste lid, onderdeel e, van de Wazo juncto artikel 46, onderdeel d, van de WAZ juncto artikel 55, tweede lid, van de Wet SUWI).

Tweede categorie

1°. de verzekerde is verplicht de ten behoeve van een doelmatige controle gestelde voorschriften, voorzover niet genoemd in de eerste categorie, op te volgen (artikel 3:16, eerste lid, onderdeel f, van de Wazo, artikel 3:27, eerste lid, onderdeel e, van de Wazo juncto artikel 3:28 van de Wazo).

Naar boven