Wijziging Regeling diverse subsidieplafonds en aanvraagperioden LNV
Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur een Voedselkwaliteit van 17 augustus 2004, nr. TRCJZ/2004/4783, houdende wijziging van de Regeling diverse subsidieplafonds en aanvraagperioden LNV
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160);
Gelet op Verordening (EG) nr. 817/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) (PbEG L 153);
Gelet op artikel 3 van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies;
Gelet op de voordracht van Gedeputeerde Staten van de provincies Limburg, Noord-Brabant, Utrecht en Zuid-Holland;
Besluit:
Artikel I
De Regeling diverse subsidieplafonds en aanvraagperioden LNV1 wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 9 worden vier nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 9a
De aanvraagperioden voor subsidieaanvragen op grond van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies, zijn voor de onderstaande provincies de volgende tijdvakken:
Limburg: | 1 april tot 1 oktober 2004 |
Noord-Brabant: | 3 januari tot 9 maart 2004 |
Utrecht: | 16 april tot 1 juni 2004 en 1 september tot 2 oktober 2004 |
Zuid-Holland: | 1 mei tot 16 juni 2004 |
Artikel 9b
1. De communautaire bijdragen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies, voor de aanvraagperioden, bedoeld in artikel 9a, zijn de in kolom 2 van bijlage 1 bij deze regeling opgenomen bedragen.
2. De met de in het eerste lid bedoelde communautaire bijdrage verband houdende, te laste van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw komende, uitgaven, kunnen in de bij kolom 3 en 4 van bijlage 1 bij deze regeling vermelde periodes niet tot hogere uitgaven leiden dan de aldaar vermelde bedragen.
Artikel 9c
De beoordelingscriteria, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies, zijn de in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen criteria.
Artikel 9d
De artikelen 9a tot en met 9c werken terug tot en met 3 januari 2004.
B
Aan de regeling worden de bijlagen bij deze regeling als bijlagen toegevoegd.
Artikel II
De Regeling vaststelling aanvraagperioden plattelandsontwikkelingprogramma provincies 2003/2004 wordt ingetrokken.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 17 augustus 2004.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.
Bijlage 1, behorende bij artikel 9b
Limburg
Kolom 1 | Kolom 2 | Kolom 3 | Kolom 4 |
---|
| | | |
---|
Maatregel | Communau- taire bijdrage | 16 oktober 2004 tot en met 15 oktober 2005 | 16 oktober 2005 tot en met 15 oktober 2006 |
---|
a. investeringen in landbouwbedrijven | € 1000 | € 1000 | € 0 |
c. opleiding | € 54.000 | € 53.000 | € 1000 |
g. verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten | € 0 | € 0 | € 0 |
i. overige bosbouwmaatregelen | € 111.000 | € 55.000 | € 56.000 |
k. herverkavelingen | € 114.000 | € 57.000 | € 57.000 |
m. afzet van kwaliteitslandbouwproducten | € 570.000 | € 320.000 | € 250.000 |
n. dienstverlenende instanties basiszorg | € 0 | € 0 | € 0 |
o. dorpsvernieuwing en -ontwikkeling | € 0 | € 0 | € 0 |
p. diversificatie | € 135.000 | € 85.000 | € 50.000 |
q. waterbeheer in de landbouw | € 425.000 | € 250.000 | € 175.000 |
s. bevordering toeristische en ambachtelijke activiteiten | € 115.000 | € 55.000 | € 60.000 |
t. milieubehoud | € 1.442.000 | € 663.000 | € 779.000 |
Noord-Brabant
Kolom 1 | Kolom 2 | Kolom 3 | Kolom 4 |
---|
| | | |
---|
Maatregel | Communau- taire bijdrage | 16 oktober 2004 tot en met 15 oktober 2005 | 16 oktober 2005 tot en met 15 oktober 2006 |
---|
a. investeringen in landbouwbedrijven | € 0 | € 0 | € 0 |
c. opleiding | € 328.000 | € 164.000 | € 164.000 |
g. verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten | € 0 | € 0 | € 0 |
i. overige bosbouwmaatregelen | € 0 | € 0 | € 0 |
k. herverkavelingen | € 0 | € 0 | € 0 |
m. afzet van kwaliteitslandbouwproducten | € 260.000 | € 130.000 | € 130.000 |
n. dienstverlenende instanties basiszorg | € 779.000 | € 414.000 | € 365.000 |
o. dorpsvernieuwing en -ontwikkeling | € 1.184.000 | € 592.000 | € 592.000 |
p. diversificatie | € 238.000 | € 119.000 | € 119.000 |
q. waterbeheer in de landbouw | € 936.000 | € 468.000 | € 468.000 |
r. ontwikkeling en verbetering van landbouwinfrastructuur | € 289.000 | € 126.000 | € 163.000 |
s. bevordering toeristische en ambachtelijke activiteiten | € 676.000 | € 338.00 | € 338.000 |
t. milieubehoud | € 2.120.000 | € 1.060.000 | € 1.060.000 |
Utrecht
Kolom 1 | Kolom 2 | Kolom 3 | Kolom 4 |
---|
| | | |
---|
Maatregel | Communau- taire bijdrage | 16 oktober 2004 tot en met 15 oktober 2005 | 16 oktober 2005 tot en met 15 oktober 2006 |
---|
a. investeringen in landbouwbedrijven | € 0 | € 0 | € 0 |
c. opleiding | € 220.000 | € 110.000 | € 110.000 |
g. verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten; | € 0 | € 0 | € 0 |
i. overige bosbouwmaatregelen | € 0 | € 0 | € 0 |
k. herverkavelingen | € 0 | € 0 | € 0 |
m. afzet van kwaliteitslandbouwproducten | € 0 | € 0 | € 0 |
n. dienstverlenende instanties basiszorg | € 0 | € 0 | € 0 |
o. dorpsvernieuwing en -ontwikkeling | € 500.000 | € 250.000 | € 250.000 |
p. diversificatie | € 0 | € 0 | € 0 |
q. waterbeheer in de landbouw | € 680.000 | € 340.000 | € 340.000 |
r. ontwikkeling en verbetering van landbouwinfrastructuur | € 0 | € 0 | € 0 |
s. bevordering toeristische en ambachtelijke activiteiten | € 460.000 | € 230.000 | € 230.000 |
t. milieubehoud | € 870.000 | € 440.000 | € 430.000 |
Zuid-Holland
Kolom 1 | Kolom 2 | Kolom 3 | Kolom 4 |
---|
| | | |
---|
Maatregel | Communau- taire bijdrage | 16 oktober 2004 tot en met 15 oktober 2005 | 16 oktober 2005 tot en met 15 oktober 2006 |
---|
a. investeringen in landbouwbedrijven | € 0 | € 0 | € 0 |
c. opleiding | € 60.000 | € 40.000 | € 20.000 |
g. verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten | € 0 | € 0 | € 0 |
i. overige bosbouwmaatregelen | € 0 | € 0 | € 0 |
k. herverkavelingen | € 120.000 | € 0 | € 120.000 |
m. afzet van kwaliteitslandbouwproducten | € 70.000 | € 30.000 | € 40.000 |
n. dienstverlenende instanties basiszorg | € 80.000 | € 0 | € 80.000 |
o. dorpsvernieuwing en -ontwikkeling | € 430.000 | € 200.000 | € 230.000 |
p. diversificatie | € 40.000 | € 0 | € 40.000 |
q. waterbeheer in de landbouw | € 1.000.000 | € 710.000 | € 290.000 |
r. ontwikkeling en verbetering van landbouwinfrastructuur | € 140.000 | € 100.000 | € 40.000 |
s. bevordering toeristische en ambachtelijke activiteiten | € 2.000.000 | € 1.100.000 | € 900.000 |
t. milieubehoud | € 2.210.000 | € 1.310.000 | € 900.000 |
Bijlage 2, behorende bij artikel 9c
Limburg
1. Algemeen
• Projecten moeten in overeenstemming zijn met het vastgestelde provinciale beleid alsmede met het relevante beleid van een gemeente en/of waterschap.
• De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn.
• Het project dient bij aanvang te beschikkingen over de benodigde vergunningen.
• Het project dient ten minste 5 jaar na realisatie nog als zodanig gebruikt te worden.
• Het project dient binnen de POP-uitvoeringsperiode (uiterlijk 30 juni 2006) uitgevoerd te worden.
• Het project mag niet voorzien in:
– het saneren van problemen uit het verleden,
– enkel onderzoek en/of landbouw- promotie en/of bestrijding dierziektes.
2. Prioritering
Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt onderlinge vergelijking van de projecten in. Projecten worden dan onderling beoordeeld naar de mate, waarin het project:
• bijdraagt aan de doelen, zoals die zijn omschreven in de hoofdstukken 4 en 5 van het POP,
• past binnen het vastgestelde beleid,
• bijdraagt aan de verbetering van de sociaal economische structuur van het platteland,
• bijdraagt aan de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt,
• bijdraagt aan het duurzaam bevorderen van de milieukwaliteit (inclusief omgevingskwaliteit/natuur/landschap), met name ten aanzien van:
– de ontwikkeling van milieutechnologie
– het voorkomen, compenseren of het verminderen van de negatieve gevolgen van economische investeringen
– ontwikkeling of herstel van natuur en landschap (omgevingskwaliteit),
• additioneel (de mate waarin het project dankzij een eventuele POP-subsidie eerder of beter door kan gaan) en/of innovatief is,
• kosteneffectief is (de verhouding POP-bijdrage ten opzichte van de totale financiering en het rendement van de investeringen (doelmatigheid)),
• draagvlak heeft in het gebied en/of gedragen wordt door relevante regionale en lokale partijen,
• samenhang en/of synergie heeft met andere projecten,
• vraaggericht is (de mate waarin het project inspeelt op een marktbehoefte en/of maatschappelijke behoefte),
• voorziet in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager,
• gericht is op uitvoering (uitvoeringsprojecten hebben voorkeur boven onderzoeks- of procesmatige projecten), en
• voorziet in samenwerking tussen overheden, bedrijven en/of instellingen.
Projecten worden daarnaast beoordeeld op:
• het integrale karakter van het projectvoorstel,
• de geografische ligging van het projectvoorstel binnen een prioritair gebied,
• de mate waarin het project leidt tot substantiële private investeringen en/of werkgelegenheid,
• de mate van spreiding van de Europese middelen over de provincie, en
• het afbreukrisico.
De totale subsidiabele kosten dienen minimaal € 50.000 excl. BTW te bedragen.
Noord-Brabant
Projecten worden beoordeeld op basis van onderstaande criteria:
• De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn;
• Het project moet ‘obstakelvrij’ zijn, dat wil zeggen dat voor de uitvoering van het project geen juridische of planologische belemmeringen bestaan en de vereiste medewerking van grondeigenaren is verkregen;
• Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en wettelijke verplichtingen;
• Het project heeft een voldoende mate van kosteneffectiviteit (de verhouding POP-bijdrage ten opzichte van de totale financiering en het rendement van de investeringen (doelmatigheid));
• De communautaire POP-bijdrage bedraagt bij voorkeur minimaal € 50.000,–, voor projecten onder maatregel C ‘opleidingen’ geldt echter geen ondergrens;
• Het project mag niet betrekking hebben op grootschalige (water)bodemsanering.
Bij dreigende overschrijding van het beschikbare budget wordt aan de projecten een prioriteit toegekend conform bijlage 2 bij de Beleidsregels POP subsidies 2005, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 14 oktober 2003 en gepubliceerd in het Provinciaal Blad van Noord-Brabant nr. 159/2003 van 29 oktober 2003.
Utrecht
1. Algemeen
• Het project moet voldoen aan de eisen betreffende de minimale omvang. Voor maatregel C ‘opleiding’ dienen de subsidiabele kosten minimaal € 20 000,– te bedragen en voor de overige maatregelen bedragen de subsidiabele kosten minimaal € 50 000,–.
• Het project moet uitvoeringsgericht zijn.
• Het project moet binnen twee maanden na de subsidieverlening gestart zijn en binnen twee jaar na de subsidieverlening afgerond.
• Het project moet in overeenstemming zijn met provinciaal, gemeentelijk en waterschapsbeleid.
• Het project moet realistisch en uitvoerbaar zijn.
• Het project moet ‘obstakelvrij’ zijn, dat wil zeggen dat voor de uitvoering van het project geen juridische of planologische belemmeringen bestaan en de vereiste medewerking van grondeigenaren is verkregen.
• Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en wettelijke verplichtingen.
• De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn middels schriftelijke verklaringen.
• Het project heeft een voldoende mate van kosteneffectiviteit (de verhouding POP-bijdrage ten opzichte van de totale financiering en het rendement van de investeringen (doelmatigheid)).
2. Prioritering
Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt onderlinge vergelijking van de projecten in. Projecten worden dan onderling beoordeeld naar de mate, waarin het project:
• bijdraagt aan de doelen, zoals die zijn omschreven in de hoofdstukken 4 en 5 van het POP,
• additioneel (de mate waarin het project dankzij een eventuele POP-subsidie eerder of beter wordt uitgevoerd) en/of innovatief is,
• voorziet in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager/belanghebbende,
• een extra bijdrage levert aan de sociaal-economische participatie van vrouwen en jongeren, en
• een extra bijdrage levert aan de milieukwaliteit, het landschap of de biodiversiteit in het landelijk gebied.
Genoemde criteria zijn in volgorde van belang weergegeven.
Zuid-Holland
1. Algemeen
• Het project moet voldoen aan de eisen betreffende de minimale omvang. Voor maatregel C ‘opleiding’ dienen de subsidiabele kosten minimaal € 20.000,– te bedragen en voor de overige maatregelen bedragen de subsidiabele kosten minimaal € 50.000,–.
• Het project moet uitvoeringsgericht zijn.
• Het project moet binnen twee maanden na de subsidieverlening gestart zijn en binnen twee jaar na de subsidieverlening afgerond.
• Het project moet in overeenstemming zijn met provinciaal beleid.
• Het project moet realistisch en uitvoerbaar zijn.
• Het project moet obstakelvrij zijn wat betreft benodigde vergunningen en vereiste medewerking van grondeigenaren.
• Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en wettelijke verplichtingen.
• De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn middels schriftelijke verklaringen.
2. Prioritering
Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt onderlinge vergelijking van de projecten in. Projecten worden dan onderling beoordeeld naar de mate, waarin het project:
• bijdraagt aan de doelen, zoals die zijn omschreven in de hoofdstukken 4 en 5 van het POP,
• additioneel (de mate waarin het project dankzij een eventuele POP-subsidie eerder of beter door kan gaan) en/of innovatief is,
• efficiënt is (een gunstige verhouding tussen kosten en de te verwachten resultaten),
• voorziet in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager/belanghebbende,
• een extra bijdrage levert aan de sociaal-economische participatie van vrouwen en jongeren, en
• een extra bijdrage levert aan de milieukwaliteit, het landschap of de biodiversiteit in het landelijk gebied.
Genoemde criteria zijn in volgorde van belang weergegeven.
Toelichting
Op grond van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies kunnen rechtspersonen en natuurlijke personen in aanmerking komen voor een door de Europese Commissie gecofinancierde subsidie in het kader van bijlage 2 (provinciaal programma) van het plattelandontwikkelingsprogramma (POP). Op grond van artikel 3, eerste, tweede en vierde lid, van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies kan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, indien Gedeputeerde Staten van een provincie daartoe een voordracht doen, voor betreffende provincie
– een of meerdere aanvraagperioden,
– de beschikbare communautaire bijdragen, en
– beoordelingscriteria voor de beoordeling van subsidieaanvragen en keuzen tussen subsidiebedragen, indien voor een groter bedrag subsidie wordt aangevraagd dan beschikbaar is,
vaststellen.
Met de onderhavige wijziging van de Regeling diverse subsidieplafonds en aanvraagperioden LNV zijn, op voordracht van Gedeputeerde Staten van de provincies Limburg, Noord-Brabant, Utrecht en Zuid-Holland, voor 2004/2005 voor betreffende provincies de aanvraagperioden, de beschikbare communautaire bijdragen en de beoordelingscriteria vastgesteld. In tegenstelling tot voorafgaande jaren heeft deze vaststelling ten behoeve van het provinciale programma (POP) dus niet plaatsgevonden bij afzonderlijke regeling.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.P. Veerman