Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar teleservicemedewerkers KLPD 2004

Besluit van de Minister van Justitie van 16 augustus 2004, kenmerk: 5303660/504, houdende aanwijzing van teleservicemedewerkers van het Korps Landelijke Politiediensten tot buitengewoon opsporingsambtenaar

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de betrokken Ministers;

Gelezen het verzoek van de Korpschef van het KLPD van 3 juni 2004;

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b en c, en het derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder

a. de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2;

b. KLPD: het Korps Landelijke Politiediensten.

Artikel 2

De ambtenaren van het KLPD werkzaam in de functie van medewerker van de Dienst Operationele Ondersteuning en Coördinatie en in de functie van medewerker van de Dienst Verkeerspolitie als ‘teleservicemedewerker’ zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten. Het gebruik van deze opsporingsbevoegdheid dient zich te beperken tot het opnemen van (telefonische) aangiften, zonder daderindicatie, zonder dat getuigen worden gehoord en gericht op relatief eenvoudige strafbare feiten.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland.

Artikel 4

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 70 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Landelijk Parket.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het KLPD.

Artikel 6

1. De korpschef van het KLPD brengt jaarlijks, voor 1 april, met betrekking tot de onder diens verantwoordelijkheid werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de artikel 2 genoemde functie;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de door deze categorie van buitengewoon opsporingsambtenaren verplicht te volgen (interne) opleiding(en).

2. Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder, als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, postbus 20301, 2500 EH Den Haag.

Artikel 7

De buitengewoon opsporingsambtenaar beschikt over een ontheffing van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar onder de voorwaarde dat de buitengewoon opsporingsambtenaar een certificaat overlegt, waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg binnen een periode van 5 jaar voorafgaande aan de aanvraag heeft deelgenomen aan een op deze functie gerichte interne opleiding.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar teleservicemedewerkers KLPD 2004.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift Indienen bij de Minister van Justitie, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant en het Algemeen Politieblad worden geplaatst.

Den Haag, 16 augustus 2004.
De Minister van Justitie,
namens deze:Hoofd Bureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden,
H.Ph. Mayer.

Toelichting

De korpschef van het KLPD heeft bij brief van 9 juni 2004, kenmerk 4046/BKL/BOA verzocht om de medewerkers van de Unit Teleservice van de Dienst operationele Coördinatie en Ondersteuning alsmede de medewerkers van de geografische unit van de Dienst Verkeerspolitie onder te brengen in de functie van teleservicemedewerker.

De werkzaamheden van de medewerkers van de Dienst operationele Coördinatie en Ondersteuning bestaan uit het in ontvangst nemen en doorgeleiden naar het onderdeel van bestemming van digitaal binnengekomen aangiftes. De medewerkers van de Dienst Verkeerspolitie nemen per telefoon, e-mail of fax aangiftes aan. Bij de opname van aangiftes bij beide groepen medewerkers is geen sprake van daderindicatie, noch worden getuigen gehoord. De aangiftes zijn gericht op relatief eenvoudige strafbare feiten.

Gelet op het voorgaande en gelezen het positief advies van de toezichthouder acht ik de noodzaak aanwezig om de betreffende medewerkers aan te wijzen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

De Minister van Justitie

namens deze:Hoofd Bureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden,

H.Ph. Mayer

Naar boven