De Minister van Defensie,
Gelet op het bepaalde in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 en de Wet veiligheidsonderzoeken;
Besluit:
Artikel I
De Mandaatregeling Defensie Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 en Wet veiligheidsonderzoeken wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 3, tweede lid, onderdeel d, door een puntkomma wordt aan artikel 3, tweede lid, een onderdeel e toegevoegd, luidende:
e. het aanwijzen van vertrouwensfuncties als bedoeld in artikel 3 van de WVO juncto artikel 2 van de WVO voor zover het betreft vertrouwensfuncties die worden uitgeoefend bij de MIVD.
B
Een artikel 3a wordt ingevoegd, luidende:
Artikel 3a
Mandaat beveiligingscoördinatoren van de krijgsmachtdelen, het commando dienstencentra en de centrale organisatie
1. Mandaat en machtiging worden verleend aan de beveiligingscoördinatoren van de Koninklijke marine, Koninklijke luchtmacht, Koninklijke landmacht, het commando dienstencentra en de centrale organisatie ten aanzien van het aanwijzen van vertrouwensfuncties als bedoeld in artikel 3 van de WVO juncto artikel 2 van de WVO voor zover het betreft vertrouwensfuncties die worden uitgeoefend bij respectievelijk de Koninklijke marine, Koninklijke luchtmacht, Koninklijke landmacht, het commando dienstencentra en de centrale organisatie met uitzondering van de MIVD.
2. Mandaat en machtiging worden verleend aan de Commandant van de Koninklijke marechaussee ten aanzien van het aanwijzen van vertrouwensfuncties als bedoeld in artikel 3 van de WVO juncto artikel 2 van de WVO voor zover het betreft vertrouwensfuncties die worden uitgeoefend bij de Koninklijke marechaussee.
3. De uitoefening van de in het eerste en het tweede lid bedoelde bevoegdheid geschiedt slechts na instemming van de Directeur van de MIVD.
4. Bij afwezigheid van een persoon, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, treedt diens plaatsvervanger voor de duur van de afwezigheid of verhindering in diens plaats.
C
Aan artikel 8 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Bij de uitoefening van de machtiging respectievelijk het mandaat, bedoeld in artikel 3a van deze regeling zijn de functionarissen, bedoeld in artikel 3a van deze regeling gehouden in de ondertekening van stukken die op basis hiervan worden ondertekend, de machtiging respectievelijk het mandaat tot uitdrukking te brengen door het opnemen van de volgende formule:
DE MINISTER VAN DEFENSIE
Voor deze:
Aanduiding van de functie
Handtekening
Naam en voorzover van toepassing de militaire rang
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling zal worden geplaatst in de Staatscourant en de ministeriële publicatie mandateringsbesluiten Defensie 10-003.