Wijziging Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

11 augustus 2004

Nr. WDB 2004/ 448M

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken/Directie Wetgeving Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op de artikelen 6, eerste lid, en 8, eerste en tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 19941 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4a komt te luiden als volgt:

Artikel 4a

Het uitnodigen tot het doen van aangifte geschiedt door het uitreiken of toezenden van een aangiftebrief waaruit blijkt de wijze van het doen van aangifte, een omschrijving van de gevraagde gegevens of bescheiden en de termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan.

B

Artikel 20 komt te luiden als volgt:

Artikel 20

1. Aangifte wordt gedaan door het op de in de aangiftebrief, bedoeld in artikel 4a, aangegeven wijze, inleveren of toezenden van de gevraagde gegevens of bescheiden.

2. Aangifte door een administratieplichtige als bedoeld in artikel 52, tweede lid, van de wet wordt langs elektronische weg gedaan indien het betreft:

a. de inkomstenbelasting: ingeval de administratieplichtige, bedoeld in artikel 52, tweede lid, onderdeel b, van de wet binnenlands belastingplichtige is;

b. de vennootschapsbelasting: ingeval de administratieplichtige binnenlands belastingplichtige is;

c. de omzetbelasting: ingeval de administratieplichtige of diens fiscale vertegenwoordiger als bedoeld in de Wet op de omzetbelasting 1968, in Nederland woont of is gevestigd.

3. De inspecteur kan al dan niet op verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking ontheffing verlenen van een van de in het tweede lid bedoelde verplichtingen indien het langs elektronische weg aangifte doen onredelijk bezwarend is voor de administratieplichtige. De ontheffing geldt voor maximaal een jaar. De inspecteur kan de beschikking waarbij ontheffing is verleend intrekken bij voor bezwaar vatbare beschikking indien blijkt dat ten onrechte ontheffing is verleend dan wel dat de gronden voor ontheffing zich niet langer voordoen.

Artikel II

Aan artikel 20, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd dat luidt als volgt:

d. de loonbelasting.

Artikel III

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vindt wat betreft het in artikel I, onderdeel B opgenomen artikel 20, tweede lid, voor het eerst toepassing ten aanzien van:

a. de inkomstenbelasting, met betrekking tot het kalenderjaar 2004, tenzij de administratieplichtige in de loop van dat jaar is geëmigreerd of overleden;

b. de vennootschapsbelasting, met betrekking tot het boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2004;

c. de omzetbelasting, met betrekking tot het eerste tijdvak dat aanvangt na 31 december 2004.

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid treedt artikel II in werking op 1 juli 2005 en vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot het eerste tijdvak dat aanvangt na 31 december 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, J.G. Wijn.

Toelichting

Bij artikel XX van de Wet van 18 december 2003, houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2004) (Stb. 526), is met ingang van 1 januari 2004 een nieuw tweede lid in artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) opgenomen. Dit lid bepaalt dat bij ministeriële regeling belastingen of groepen van belastingplichtigen of inhoudingsplichtigen kunnen worden aangewezen die uitsluitend langs elektronische weg aangifte kunnen doen. Tevens kunnen bij ministeriële regeling voorwaarden worden gesteld waaronder de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking ontheffing van de verplichting tot het doen van aangifte langs elektronische weg kan verlenen. Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 (de Uitvoeringsregeling AWR) geeft uitvoering aan artikel 8, tweede lid, AWR. Tegelijkertijd bevat deze regeling een wijziging van enkele bepalingen van de Uitvoeringsregeling AWR die betrekking hebben op het langs elektronische weg doen van aangifte. Zo kunnen bijvoorbeeld de bepalingen vervallen die betrekking hebben op het op basis van een vergunning doen van aangifte op elektronische wijze, omdat aan het verlenen van een dergelijke vergunning na daartoe gedaan verzoek niet langer behoefte bestaat.

De uitnodiging tot het doen van aangifte – de aangiftebrief, opgenomen in het voorgestelde artikel 4a van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 – is een materieel begrip; in voorkomend geval kan dit het aangifteformulier zelf zijn. In de gevallen waarin het aangiftebiljet en de aangiftebrief niet overeenstemmen – en dit zal bij het doen van aangifte langs elektronische weg veelal het geval zijn – wordt voldaan aan de voorwaarde van artikel 4a dat de aangiftebrief de omschrijving van de gevraagde gegevens of bescheiden moet bevatten door het opnemen in de aangiftebrief van een verwijzing naar de vindplaats van de gevraagde gegevens of bescheiden.

1. Verplichtstelling van het doen van aangifte langs elektronische weg: voor wie gaat het gelden?

In 1996 is de mogelijkheid geopend op elektronische wijze aangifte te doen. De systematiek daarbij was dat met vergunning van de inspecteur na een daartoe gedaan verzoek op elektronische wijze aangifte kon worden gedaan. In de sfeer van de inkomstenbelasting bij particulieren wordt inmiddels in ruim 80% van de gevallen op elektronische wijze aangifte gedaan. De hiervoor genoemde wetswijziging met ingang van 1 januari 2004 houdt in dat thans een nieuwe fase intreedt. Deze regeling leidt ertoe dat met ingang van 1 januari 2005 in een groot aantal gevallen voor administratieplichtigen de verplichting zal gaan gelden voortaan langs elektronische weg aangifte te doen. Op 1 januari 2006 zal een verdere stap worden gezet en zal ook voor inhoudingsplichtigen de verplichting worden ingevoerd de gecombineerde aangifte voor de loonbelasting en premies volks- en werknemersverzekeringen langs elektronische weg te doen.

Deze regeling leidt ertoe dat met ingang van 1 januari 2005 wat betreft de inkomstenbelasting over het jaar 2004 voor administratieplichtigen als bedoeld in artikel 52, tweede lid, onderdeel b (die winst uit onderneming genieten), voorzover zij binnenlands belastingplichtig zijn, de verplichting ontstaat langs elektronische weg aangifte te doen voor de inkomstenbelasting. Voor lichamen in de zin van artikel 2 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en voor ondernemers als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968, voorzover zij in Nederland wonen of zijn gevestigd, gaat een vergelijkbare verplichting gelden voor respectievelijk de vennootschaps- en de omzetbelasting. De beperking tot binnenlands belastingplichtigen respectievelijk tot het in Nederland woonachtig of gevestigd zijn wat betreft de omzetbelasting, hangt samen met redenen van praktische aard. Ook voor de fiscaal vertegenwoordiger die in het kader van de Wet op de omzetbelasting 1968 aangifte doet geldt vanaf 1 januari 2005 de verplichting deze aangifte langs elektronische weg te doen. Er zij op gewezen dat in het kader van het fiscaal pakket 2005 wordt voorgesteld ook de in artikel 37a van de Wet op de omzetbelasting 1968 opgenomen lijst van de intracommunautaire leveringen met ingang van 1 januari 2005 verplicht elektronisch in te dienen. Administratieplichtigen voor de inkomstenbelasting die in 2004 zijn geëmigreerd of overleden zijn voor dat jaar niet verplicht langs elektronische weg aangifte te doen.

Voor de inkomstenbelasting en de overeenkomstig de regels voor de inkomstenbelasting geheven premie volksverzekeringen, de ziekenfondspremie voor zelfstandigen en de premie op grond van de Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen gaat het in eerste instantie om het kalenderjaar 2004. Ingeval sprake is van een gebroken boekjaar van de onderneming kan dit betekenen dat de verplichting om elektronisch aangifte te doen betrekking heeft op een boekjaar dat in 2003 aanvangt omdat wat betreft de aangifte voor de inkomstenbelasting de resultaten van een gebroken boekjaar dienen te worden opgenomen in de aangifte over het kalenderjaar waarin het boekjaar eindigt.

Voor de vennootschapsbelasting is dit niet het geval omdat daar geen toerekening van de belastbare winst aan een kalenderjaar nodig is. Daarom geldt voor de vennootschapsbelasting de verplichting tot het doen van aangifte op elektronische wijze met ingang van het eerste boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2004.

Voor de omzetbelasting gaat de verplichting tot het doen van aangifte langs elektronische weg in met ingang van het eerste aangiftetijdvak dat aanvangt na 31 december 2004.

Voor de gecombineerde aangifte voor de loonbelasting en premies volks- en werknemersverzekeringen geldt die verplichting met ingang van het eerste aangiftetijdvak dat aanvangt na 31 december 2005. De desbetreffende wijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 in artikel II treedt op grond van artikel III, tweede lid, in werking op 1 juli 2005. Dit is nodig in verband met de bevoegdheid van de inspecteur om in het najaar van 2005 ontheffing te kunnen verlenen van de verplichting, ingaande 1 januari 2006, elektronisch aangifte te doen voor de loonbelasting.

2. Mogelijkheid van ontheffing van de verplichting

Uitgangspunt is dat iedere administratieplichtige voortaan zijn aangiften langs elektronische weg doet. Teneinde tegemoet te komen aan de situatie dat dit onredelijk bezwarend kan zijn voor een beperkt aantal individuele administratieplichtigen, is de mogelijkheid in het leven geroepen dat de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking ontheffing van die verplichting kan verlenen voor maximaal een jaar. Administratieplichtigen zullen over de mogelijkheid van ontheffing tijdig worden geïnformeerd door de Belastingdienst en zullen daartoe tijdig een ontheffingsverzoek dienen te doen per in aanmerking komend belastingmiddel. De administratieplichtige zal tijdig om ontheffing dienen te verzoeken aangezien hij anders het risico loopt dat hij niet tijdig aan zijn verplichting heeft voldaan aangifte te doen. Het niet tijdig voldoen aan de verplichting tot het doen van aangifte op de voorgeschreven wijze kan worden beboet met een bestuurlijke boete. In eerste instantie geldt als criterium voor onredelijk bezwarend of de betrokken administratieplichtige, dan wel degene die voor hem de aangifte verzorgt, al dan niet de beschikking heeft over een computer. Beschikt de administratieplichtige dan wel degene die voor hem de aangifte verzorgt over een computer dan is het nakomen van de verplichting via een van de daarvoor opengestelde methodes aangifte te doen langs elektronische weg, naar het voorkomt, niet onredelijk bezwarend. De inspecteur kan ook eigener beweging ontheffing verlenen. Hieraan kan bijvoorbeeld behoefte bestaan in het geval van een startende ondernemer.

Ten aanzien van de Opgaaf intracommunautaire transacties (listing), bedoeld in artikel 37a van de Wet op de omzetbelasting 1968, zal in het fiscaal pakket 2005 worden voorgesteld dat wanneer de inspecteur ontheffing heeft verleend van de verplichting elektronisch aangifte te doen voor de omzetbelasting deze ontheffing ook geldt ten aanzien van de verplichting de listing elektronisch in te dienen.

3. De verschillende wijzen van het doen van aangifte langs elektronische weg

De invoering van de verplichte elektronische aangifte voor administratieplichtigen betekent dat er verschillende mogelijkheden tot het doen van aangifte langs elektronische weg naast elkaar komen te bestaan. In beginsel kunnen administratieplichtigen kiezen volgens welke methode zij aangifte langs elektronische weg doen. Daarbij wordt nu de volgende werkwijze voorzien.

Administratieplichtigen zullen onder andere verplicht elektronisch aangifte kunnen doen via de internet site van de Belastingdienst. Voor de toegang tot het desbetreffende deel van de site verstrekt de Belastingdienst een gebruikersnaam en een wachtwoord aan de gebruiker. Op de site zullen de eenvoudige aangiften, bijvoorbeeld die voor de omzetbelasting, direct kunnen worden ingevuld en verzonden. De meer ingewikkelde elektronische formulieren, bijvoorbeeld die voor de vennootschapsbelasting, dienen alvorens te kunnen worden verzonden eerst worden gedownload en ingevuld. Activering van de toegang vindt plaats bij eerste gebruik. Hierbij moet de gebruiker het uitgereikte wachtwoord wijzigen in een door hemzelf samengesteld nieuw wachtwoord. Aan de vereiste van ondertekening wordt bij deze wijze van het doen van aangifte langs elektronische weg voldaan door middel van de gebruikersnaam en het (gewijzigde) wachtwoord. Degene die de aangifte invult dient zijn naam en functie te vermelden. Verzending van de elektronische aangifte geschiedt in dit geval via de internet site van de Belastingdienst.

Ook is voorzien in de mogelijkheid voor administratieplichtigen tot het doen van aangifte langs elektronische weg waarbij de uitwisseling van elektronische berichten met de Belastingdienst extra is beveiligd. Op basis van specificaties van de Belastingdienst volgens het zogenoemde ‘Belastingdienst Advanced Program Integration – koppelvlak programma’ (kortweg BAPI) ontwikkelen softwareontwikkelaars specifieke eindgebruikerapplicaties voor het op elektronische wijze extra beveiligd doen van aangifte. Aan de vereiste van ondertekening wordt bij deze wijze van het doen van aangifte voldaan door middel van een certificaat of het gebruik van een vijfcijferige code. In enkele gevallen geschiedt aangifte thans al op elektronische wijze met behulp van het aanleveren van gegevens op tape of cartridge. Deze wijze van het elektronisch doen van aangifte blijft in daartoe aangewezen gevallen gehandhaafd.

Het ligt in het voornemen in het kader van de verplichte elektronische aangifte ook de uitnodiging tot het doen van aangifte elektronisch te verzenden en deze niet langer voorafgaande aan ieder aangiftetijdvak te versturen, maar dit bij voorbeeld nog slechts eenmaal per jaar te doen met daarin opgenomen de verschillende tijdstippen waarop (elektronisch) aangifte uiterlijk moet zijn gedaan. Alleen bij wijzigingen in aangifteverplichtingen in de loop van het jaar zal dan nog wel een aparte uitnodiging worden verstuurd. Voor de gecombineerde aangifte voor de loonbelasting en premies volks- en werknemersverzekeringen is dit reeds aangegeven in het kader van het wetsvoorstel Wet financiering sociale verzekeringen (Kamerstukken II 2003/04, 29 529, nr. 3, blz. 20–21).

Voor anderen dan administratieplichtigen (particulieren) geldt niet de verplichting tot het doen van aangifte langs elektronische weg. Voor particulieren blijft, evenals thans, gelden dat zij de keus hebben tot het doen van aangifte op traditionele wijze met behulp van een aangiftebiljet dan wel tot het doen van aangifte langs elektronische weg.

Voor de elektronische aangifte inkomstenbelasting voor binnenlands belastingplichtigen wordt door de Belastingdienst een aangifteprogramma beschikbaar gesteld. Inmiddels bestaat er ook een versie voor de aangifte door buitenlands belastingplichtige particulieren. Deze applicaties zijn, naast een versie op diskette, ook beschikbaar op de internetsite van de Belastingdienst. Ook een aantal marktpartijen voorziet in elektronische aangifteprogramma’s voor het doen van de aangifte inkomstenbelasting. Aan de vereiste van ondertekening van deze elektronische aangifte wordt voldaan door gebruikmaking van een vijfcijferige code die tezamen met het sociaal-fiscaalnummer van belanghebbende een unieke combinatie vormt. De code wordt door de belanghebbende zelf samengesteld en door middel van het daartoe door de Belastingdienst ter beschikking gestelde formulier schriftelijk aan de Belastingdienst bekend gemaakt. Verzending van de elektronische aangifte geschiedt vanuit het aangifteprogramma door middel van telefoonmodem of via internet. Ook verzending van de aangifte op diskette per post is mogelijk. De tot dusver in dit kader gehanteerde vergunning komt hiermee te vervallen.

4. De Wet elektronisch bestuurlijk verkeer (Algemene wet bestuursrecht)

Op 1 juli 2004 is de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer in werking getreden waarbij in de Algemene wet bestuursrecht regels zijn opgenomen over het verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen (Stb. 2004, 214). Hiermee is de Algemene wet bestuursrecht uitgebreid met bepalingen die het kader schetsen voor het elektronisch bestuurlijk verkeer tussen overheid en burgers. Ook het langs elektronische weg doen van aangifte valt daaronder. De verschillende wijzen van het doen van aangifte langs elektronische weg als aangeduid onder punt 3 zullen bij beleidsregel nader worden uitgewerkt en toegelicht.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.G. Wijn

  • 1

    Stcrt. 1994, 114; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 19 december 2003, Stcrt. 250.

Naar boven