Wijziging Regeling subsidiëring gebiedsgericht beleid en reconstructie concentratiegebieden

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 3 augustus 2004, nr. TRCJZ/2004/4245, houdende wijziging van de Regeling subsidiëring gebiedsgericht beleid en reconstructie concentratiegebieden

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 33 van verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L160/80);

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Gelet op artikel 15.13, eerste tot en met derde lid, van de Wet milieubeheer;

Gelet op de beschikking van 13 februari 2004 tot goedkeuring van de wijzigingen in het programmeringsdocument voor plattelandsontwikkeling voor Nederland met betrekking tot de programmeringsperiode 2000–2006 en houdende wijziging van Beschikking C(2000) 2751 tot goedkeuring van dat programmeringsdocument (C(2004) 542);

Besluiten:

Artikel I

De Regeling subsidiëring gebiedsgericht beleid en reconstructie concentratiegebieden1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt de zinsnede ‘de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ vervangen door: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

2. In onderdeel b wordt de zinsnede ‘Dienst landelijk gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ vervangen door: Dienst landelijk gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

B

In artikel 5, tweede lid, onderdeel e, vervalt de zinsnede ‘tenzij het kosten betreft als gevolg van vernattingsschade in verband met de bestrijding van verdroging, of’.

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘De ministers stellen’ vervangen door: De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit stelt, na overleg met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Verkeer en Waterstaat,.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘Zij kunnen daarbij’ vervangen door: De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan daarbij, na overleg met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Verkeer en Waterstaat,.

3. In het derde lid wordt de zinsnede ‘De ministers maken’ vervangen door: De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt.

D

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. De onderdelen d tot en met i worden vervangen door de onderdelen:

d. terugdringing van ongezuiverde lozingen en emissies op oppervlaktewater of in de bodem door de aanleg van riolering en rioolvervangende systemen in landbouwgebieden;

e. bestrijding van eutrofiëring in natuurgebieden door:

– de aanleg van dammen en stuwen,

– het scheiden van waterstromen, of

– het aanleggen van helofyten-vijvers daar waar de problemen zijn ontstaan door diffuse lozingen en derden daarvoor niet aansprakelijk gesteld kunnen worden;

f. vasthouden gebiedseigen water door:

– het aanleggen van bekkens,

– plaatsen van stuwen of cascades, of

– werken uit te voeren gericht op het laten meanderen van beken, verondiepen en verbreden van de watergangen;

g. verbeteren kwaliteit waterbodems door het uitgraven, afvoeren, opslaan of verwerken van kleinschalige, reeds lang vervuilde gronden, waarvoor een derde niet aansprakelijk gesteld kan worden.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. De activiteiten bedoeld in het eerste lid, onderdelen e en g, worden slechts gesubsidieerd indien de eutrofiëring of vervuiling bij de bron wordt aangepakt en opgelost.

E

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten in plangebieden en reconstructiegebieden die tot doel hebben de vermindering van de milieubelasting en die vallen onder een of meer van de in de bijlage bij deze regeling, onder hoofdstuk II, bedoelde categorieën, en indien, voor zover van toepassing, wordt voldaan aan de in de bijlage bij deze regeling gestelde voorwaarden.

2.

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten in plangebieden en reconstructiegebieden die tot doel hebben het terugdringen van de verstoring door geluid, licht, stank en verkeer en die vallen onder een of meer van de in de bijlage bij deze regeling, onder hoofdstuk III, bedoelde categorieën, en indien, voor zover van toepassing, wordt voldaan aan de in de bijlage bij deze regeling gestelde voorwaarden.

F

Artikel 19 vervalt.

G

In artikel 30 wordt onderdeel a vervangen door:

a. de kosten, verbonden aan het opstellen en voorbereiden van een reconstructieplan, een gebiedsplan en een uitvoeringsprogramma behorend bij een gebiedsplan;.

H

In de artikelen 31 en 32 wordt de zinsnede ‘de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ telkens vervangen door: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

I

Aan de regeling wordt een bijlage toegevoegd overeenkomstig de bijlage bij deze regeling.

Artikel II

Artikel 18 van de Regeling subsidiëring gebiedsgericht beleid en reconstructie concentratiegebieden en deze regeling treden in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.

Den Haag, 3 augustus 2004.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel.De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat
voor deze:de plv. Directeur Directoraat-Generaal Water,
A.N. Wouters.

Bijlage behorend bij artikel 18

Hoofdstuk I : Algemene uitgangspunten

De te subsidiëren activiteiten dienen in het agrarische gebied te worden uitgevoerd. De definitie van agrarisch gebied is opgenomen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) bij maatregel 36. Op grond van deze definitie worden gebieden waar 75% of meer van het landgebruik agrarisch is, beschouwd als agrarisch gebied. De landbouw neemt in deze gebieden derhalve het overgrote deel van het ruimtegebruik voor zijn rekening. Ingrepen in deze gebieden hebben dan ook directe invloed op de landbouw.

Als landbouwgrond wordt beschouwd grond waarop ten tijde van de aanvraag blijkens de meest recente officiële bodemstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek dan wel een fysieke nulmeting ter plaatse, enige vorm van akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw – daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen – en elke andere vorm van bodemcultuur hier te lande met uitzondering van de bosbouw, wordt bedreven, of gronden die uit productie zijn genomen in het kader van de Beschikking terzake het uit productie nemen van bouwland en de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen.

Een agrariër is een ondernemer van een bedrijf waarop de landbouw wordt uitgeoefend.

Subsidie wordt niet verstrekt aan de veroorzaker van de vervuiling.

Reikwijdte (voor zover in de hoofdstukken II en III expliciet genoemd)

Activiteiten met betrekking tot waterwegen of waterlopen zijn slechts subsidiabel indien het waterwegen of waterlopen betreft met in hoofdzaak een waterhuishoudkundige functie in de aan- en afvoer van water voor de landbouw- en natuurgebieden. Het gaat hierbij in hoofdzaak om waterwegen of waterlopen die in eigendom, beheer en onderhoud zijn bij de waterschappen, agrariërs en natuurbeschermende organisaties. Uitgesloten zijn Rijkswateren en waterwegen of waterlopen met een in hoofdzaak stedelijke afwateringsfunctie of (recreatieve) verkeersfunctie tenzij een aanpassing van deze waterwegen of waterlopen noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het betreffende projectplan onder deze regeling.

Activiteiten met betrekking tot wegen zijn slechts subsidiabel indien het gaat om wegen van lokaal belang. Onder wegen van lokaal belang worden verstaan wegen die een lokale functie hebben en in beheer zijn bij provincies, gemeenten of waterschappen. Niet in aanmerking komen rijkswegen en provinciale wegen met de functie doorgaand verkeer, tenzij het gaat om aanpassingen aan deze wegen die onontkoombaar zijn voor een goede uitvoering van het desbetreffende projectplan. De genoemde wegen zijn vastgelegd op kaarten van de provincie.

Hoofdstuk II: Categorieën en voorwaarden als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Regeling subsidiëring gebiedsgericht beleid en reconstructie concentratiegebieden

Categorie 1. reductie van het doorslagprobleem van fosfaat

Activiteit: de activiteit betreft het afgraven van de fosfaatverzadigde laag.

Voorwaarden:

– de activiteit betreft het eenmalig afgraven van bovenste bodemlaag van gronden in agrarisch gebruik die worden omgevormd tot natuurgebied;

– voor subsidie komen in aanmerking gemeenten, provincies, waterschappen, drinkwaterleidingbedrijven, terreinbeherende instanties en particulieren, niet zijnde agrariërs;

– de betrokken gronden zijn op het moment van afgraven niet meer in gebruik als landbouwgrond en niet meer in bezit van een agrariër;

– de kosten van het afgraven zijn niet te verhalen op de veroorzaker omdat de betreffende agrariër voldaan heeft aan de geldende regelgeving;

– het hergebruik van de afgegraven grond dient plaats te vinden binnen de bestaande wettelijke kaders.

Categorie 2. vermindering van ammoniakemissies en ammoniakdeposities

Activiteit I: de activiteit betreft investeringen in emissiearme bemestingstechnieken.

Voorwaarden: de voorwaarden, bedoeld in Hoofdstuk IV, paragraaf 1, van deze bijlage

Activiteit II: de activiteit betreft investeringen in voorzieningen om emissies van stallen te beperken.

Voorwaarden: de voorwaarden, bedoeld in Hoofdstuk IV, paragraaf 1, van deze bijlage.

Activiteit III: de activiteit betreft het uitvoeren van demonstratieprojecten.

Voorwaarden: de voorwaarden, bedoeld in Hoofdstuk IV, paragraaf 3, van deze bijlage.

Categorie 3. vermindering gebruik en emissies van bestrijdingsmiddelen

Activiteit I: de activiteit betreft het uitvoeren van demonstratieprojecten.

Voorwaarden: de voorwaarden, bedoeld in Hoofdstuk IV, paragraaf 3, van deze bijlage.

Activiteit II: de activiteit betreft investeringen in nieuwe technieken gericht op vermindering van verliezen en gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen of toepassing van mechanische onkruidbestrijding.

Voorwaarden: de voorwaarden, bedoeld in Hoofdstuk IV, paragraaf 1, van deze bijlage.

Activiteit III: de activiteit betreft het toepassen van windsingels of houtwallen ter voorkoming van immissie van bestrijdingsmiddelen en andere stoffen of met oog op biologische bestrijding.

Voorwaarden:

– de activiteit wordt niet toegepast indien op aanliggende percelen gebruik wordt gemaakt van de pakketten als bedoeld in de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer;

– voor subsidie komen in aanmerking provincies, gemeenten, waterschappen en natuurorganisaties;

– de activiteit wordt in het agrarische gebied uitgevoerd;

– de activiteit is een eenmalige ingreep;

– een integraal plan wordt opgesteld ter voorkoming van overlap met activiteiten vanuit andere subsidieregelingen;

– de activiteit is gericht op voorkoming van diffuse verontreiniging;

– de kosten van de aanleg van windsingels of houtwallenkunnen niet verhaald worden op de veroorzaker van de verontreiniging omdat die niet individueel te achterhalen is en de individuen afzonderlijk voldoen aan de wettelijke normen;

– het toepassen van windsingels of houtwallenvindt niet plaats op landbouwgrond;

– per windsingel of houtwal wordt maximaal € 100.000,– subsidie verleend aan een publieke eindbegunstigde.

Activiteit IV: de activiteit betreft het toepassen van ecologisch bermbeheer.

Voorwaarden:

– de activiteit vindt plaats langs wegen en waterlopen als bedoeld in de reikwijdte (zie Hoofdstuk I van deze bijlage);

– voor subsidie komen in aanmerking provincies, gemeenten en waterschappen;

– de activiteit is slechts subsidiabel voor de meerkosten voor ecologisch bermbeheer ten opzichte van regulier beheer en datgene dat wettelijk vereist is;

– de activiteit wordt uitgevoerd in het agrarische gebied;

– een integraal plan wordt opgesteld;

– uitsluitend eenmalige kosten voor de opstart van en de investering in ecologisch bermbeheer zijn subsidiabel;

– de activiteit vindt niet plaats op landbouwgrond;

– voor de activiteit wordt maximaal €⁠100.000,– subsidie verleend.

Categorie 4. advisering, voorlichting, kennisuitwisseling, ontwikkeling van plannen en het toepassen van bedrijfsinterne milieuzorg gericht op de omschakeling van landbouwbedrijven naar duurzame productiesystemen

Activiteit I: de activiteit betreft advies en ondersteuning bij opstellen van plannen.

Voorwaarden: de voorwaarden, bedoeld in Hoofdstuk IV, paragraaf 3, van deze bijlage.

Activiteit II: de activiteit betreft cursussen, voorlichtingsbijeenkomsten en studieclubs gericht op emissiereductie (van bestrijdingsmiddelen, mest en ammoniak), bedrijfsinterne milieuzorg en milieugerichte productontwikkeling.

Voorwaarden: de voorwaarden, bedoeld in Hoofdstuk IV, paragraaf 2, van deze bijlage.

Activiteit III: de activiteit betreft investeringen voor bedrijfsinterne milieuzorg.

Voorwaarden: de voorwaarden, bedoeld in Hoofdstuk IV, paragraaf 1, van deze bijlage.

Categorie 5. verbetering kwaliteit en vergroting variatie bodemleven

Activiteit I: de activiteit betreft het uitvoeren van demonstratieprojecten van bodembewerkingsmethoden en bemestingsmethoden en bemestingstechnieken.

Voorwaarden: de voorwaarden, bedoeld in Hoofdstuk IV, paragraaf 3, van deze bijlage.

Activiteit II: de activiteit betreft advisering en ondersteuning bij het opstellen van plannen.

Voorwaarden: de voorwaarden, bedoeld in Hoofdstuk IV, paragraaf 3, van deze bijlage.

Hoofdstuk III: Categorieën en voorwaarden als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Regeling subsidiëring gebiedsgericht beleid en reconstructie concentratiegebieden

Categorie 1. beperking van geluidsoverlast

Activiteit I: de activiteit betreft de aanleg van geluidswallen of het aanbrengen van beplanting.

Voorwaarden:

– de activiteit vindt plaats langs lokale wegen als bedoeld in de reikwijdte (zie Hoofdstuk I van deze bijlage);

– voor subsidie komen in aanmerking gemeenten en andere wegbeheerders;

– de activiteit wordt alleen in het agrarische gebied uitgevoerd op gronden in eigendom bij gemeenten of andere wegbeheerders;

– een integraal plan wordt opgesteld;

– voor het aanbrengen van wallen of beplanting zijn geen wettelijke normen beschikbaar;

– de activiteit vindt niet plaats op landbouwgrond;

– per windsingel of houtwal wordt maximaal € 100.000,– subsidie verleend aan een publieke eindbegunstigde.

Activiteit II: de activiteit betreft haalbaarheidsstudies naar en de verbetering of de aanleg van voorzieningen om mobiliteit te beperken.

Voorwaarden:

– de activiteit is gericht op het verminderen van geluidsoverlast in dan wel nabij natuurgebieden;

– voor subsidie komen in aanmerking gemeenten, andere wegbeheerders en terreinbeherende instanties.

Categorie 2. beperking van verstoring door licht

Activiteit: de aanleg van voorzieningen ter afscherming van lichtbronnen.

Voorwaarden:

– de activiteit vindt plaats ter vermindering van overlast van licht door verkeer van lokale wegen als bedoeld in de reikwijdte (zie Hoofdstuk I van deze bijlage);

– de activiteit vindt plaats in en nabij natuurgebieden;

– voor subsidie komen in aanmerking gemeenten, andere wegbeheerders en terreinbeherende instanties;

– de activiteit wordt in het agrarische gebied uitgevoerd;

– een integraal plan wordt opgesteld;

– per windsingel of houtwal wordt maximaal € 100.000,- subsidie verleend aan een publieke eindbegunstigde.

Categorie 3. beperking van stankoverlast

Activiteit: investeringen in voorzieningen om emissies van stallen te beperken.

Voorwaarden: de voorwaarden, bedoeld in Hoofdstuk IV, paragraaf 1, van deze bijlage.

Categorie 4. beperking van verstoring door verkeer

Activiteit I: de aanleg van voorzieningen langs lokale wegen om verkeersslachtoffers onder wilde dieren te beperken.

Voorwaarden:

– de activiteit vindt plaats langs lokale wegen als bedoeld in de reikwijdte (zie Hoofdstuk I van deze bijlage);

– voor subsidie komen in aanmerking gemeenten en andere wegbeheerders;

– de activiteit wordt in het agrarische gebied uitgevoerd;

– een integraal plan wordt opgesteld.

Activiteit II: het afsluiten van wegen door of langs natuurgebieden.

Voorwaarden:

– voor subsidie komen in aanmerking gemeenten, terreinbeherende instanties en wegbeheerders;

– een integraal plan wordt opgesteld.

Hoofdstuk IV

§ 1

Onder investeringen wordt verstaan:

– de bouw en verwerving van onroerend goed met uitzondering van de aankoop van grond;

– de verwerving van nieuwe machines en bedrijfsuitrusting met inbegrip van computerapparatuur;

– de algemene kosten met name kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs, het uitvoeren van haalbaarheidsonderzoek en het verkrijgen van octrooien en licenties, maximaal 12% van de totale uitgaven onder 1 en 2;

– de aankoop van grond, met inbegrip van de juridische kosten, belastingen en registratierechten.

Doelgroep: landbouwbedrijven

Subsidiabiliteitsvoorwaarden:

Subsidie wordt gegeven voor:

– experimenten die nog niet eerder in de regio zijn toegepast, en

– het stimuleren van verspreiding van nieuwe technieken of producten

Investeringen moeten gericht zijn op:

– verlaging van de productiekosten;

– verbetering of omschakeling van de productie;

– verbetering en instandhouding van de kwaliteit van het natuurlijk milieu, of

– de hygiënische omstandigheden en normen op gebied van dierwelzijn en de bevordering van diversificatie van landbouwbedrijven.

Bedrijf moet economisch levensvatbaar zijn, blijkend uit:

– een financieringsverklaring van derde partij, of

– een exploitatiebegroting, meerjarenbegroting en een eigen vermogen van ten minste 15% van het totale vermogen terwijl in de afgelopen drie jaar gedurende niet meer dan één jaar verlies is geleden.

Aanvrager moet over voldoende agrarische bekwaamheid beschikken: hij bezit tenminste een getuigschrift van een erkende landbouwkundige opleiding (of gelijkwaardig niveau) of kan aantonen tenminste 3 jaar op een agrarisch bedrijf werkzaam te zijn geweest.

§ 2

Eindbegunstigden:

groepen van landbouwondernemers en boseigenaren, groepen plattelandvrouwen, natuurorganisaties, landbouworganisaties, milieucoöperaties, opleidingsinstellingen, kennisinstellingen, groepen vrijwilligers van landbouwers of bosbouwers, samenwerkingsverbanden tussen overheid en landbouworganisaties en provincies.

De volgende activiteiten komen voor subsidie in aanmerking:

1. Scholing, tijdelijke begeleiding en kennisverspreiding omtrent:

– de mogelijkheden van agrarisch landschapsbeheer en natuurbeheer;

– biologische landbouw, verbrede landbouw, streekeigen producten;

– bedrijfsgerichte milieuzorg;

– mineralenmanagement en gewasbescherming.

2. Opleidingskosten en trainingskosten voor demonstratieprojecten uit Hoofdstuk IV, paragraaf 3, van deze bijlage.

Subsidiabel zijn:

– de personele en materiële kosten van het ontwikkelen en houden van cursussen gericht op onder andere natuurbeheer, landschapsbeheer en milieuzorg;

– de materiële kosten van organisatie, studiemateriaal, informatiemateriaal en personele kosten voor ondersteuning van studieclubs;

– de materiële kosten van voorlichtingsbijeenkomsten over onder andere natuurbeheer, landschapsbeheer en milieuzorg.

Het gaat om een cursus of opleiding die naast de normale leergangen en lesprogramma’s ontwikkeld wordt.

§ 3

Eindbegunstigden:

– provincies, gemeenten, waterschappen;

– natuurorganisaties, landschapsorganisaties, milieuorganisaties, landbouworganisaties, landbouwers en landgoedeigenaren, dan wel samenwerkingsverbanden tussen landbouwers enerzijds en natuurorganisaties, landschapsorganisaties of milieuorganisaties anderzijds, alsmede samenwerkingsverbanden tussen natuurorganisaties, landschapsorganisaties of milieuorganisaties.

De volgende activiteiten komen voor subsidie in aanmerking:

– opstellen van een plan voor de ontwikkeling van een milieu-aanpak en de ontwikkeling van projecten voor individuele landbouwbedrijven of samenwerkingsverbanden van agrarische bedrijven, voor zover verdergaand dan de Goede Landbouw Praktijk;

– demonstratieprojecten.

Subsidiabel zijn:

– kosten voor het opstellen van een plan;

– bij demonstratieprojecten:

– de kosten voor verstrekken van informatie en verzorgen van publiciteit;

– de kosten van huur of lease van voor project noodzakelijke bedrijfsmiddelen;

– de loonkosten van personeel dat voor project wordt ingezet;

– de uitvoeringskosten zoals zaalhuur en reiskosten.

Onder een demonstratieproject wordt verstaan: een samenhangend geheel van activiteiten gericht op het in de praktijk uittesten en demonstreren van resultaten van vernieuwingen in samenhang met landbouw en landschapsbeheer.

Subsidie wordt verstrekt voor die demonstratieprojecten:

a. die kunnen bijdragen aan de bevordering van de toepassing van nieuwe kennis of technologieën;

b. die betrekking hebben op vernieuwingen in samenhang met landbouw en landschapsbeheer;

c. die zijn voorzien van een op het project toegesneden voorlichtingsplan of onderwijsplan, waaruit blijkt dat de organisatie die met de uitvoering daarvan is belast beschikt over de terzake benodigde ervaring en expertise;

d. die zijn voorzien van een verslag waaruit blijkt dat aanvrager tijdens de voorbereiding van het project overleg heeft gepleegd met de, gelet op de doelstelling van het project, relevante vaktechnische, dienstverlenende, brancheorganisaties of standsorganisaties;

e. die, gelet op de doelstelling, de inhoud en het geografisch bereik, niet gelijk zijn aan projecten waaraan in het kader van dit programma eerder een subsidie is verleend;

f. waarvan de uitvoeringstermijn ten hoogste drie jaar bedraagt;

g. waarvan de resultaten openbaar worden gemaakt.

Toelichting

Op grond van de Beschikking tot goedkeuring van de wijzigingen in het programmeringsdocument voor plattelandsontwikkeling voor Nederland met betrekking tot de programmeringsperiode 2000–2006 en houdende wijziging van de Beschikking C(2000) 2751 tot goedkeuring van dat programmeringsdocument heeft de Europese Commissie op 13 februari 2004 een door Nederland ingediend voorstel tot wijziging van het Plattelandsontwikkelingsprogramma Nederland (hierna: POP) goedgekeurd (Beschikking C(2004)542). Dit betekent dat voortaan ook – in plangebieden en reconstructiegebieden – activiteiten gericht op vermindering van de milieubelasting en het terugdringen van verstoring door geluid, licht, stank en verkeer, in aanmerking komen voor door de Europese Commissie gecofinancierde subsidies. De voorwaarden en beperkingen waaronder deze subsidies worden verleend, zijn opgenomen in het – ingevolge de hiervoor genoemde goedkeuringsbeschikking – gewijzigde POP, onder letter t: milieubehoud in samenhang met land- en bosbouw en landschapsbeheer.

De Regeling subsidiëring gebiedsgericht beleid en reconstructie concentratiegebieden (hierna: de Regeling) biedt onder meer de grondslag voor subsidieverlening voor de hiervoor genoemde activiteiten. Gelet hierop is met de onderhavige wijzigingsregeling de Regeling dienovereenkomstig aangepast aan de – zeer gedetailleerde – subsidievoorwaarden, zoals opgenomen in het gewijzigde POP. De aanpassingen betreffen de – tot nu toe nog niet in werking getreden – artikelen 18 en 19 (artikel I, onderdelen E en F). Deze artikelen waren – tot nu toe – de beoogde grondslag voor subsidies voor activiteiten gericht op vermindering van de milieubelasting en het terugdringen van verstoring door geluid, licht, stank en verkeer, welke subsidies thans dus voor cofinanciering in aanmerking komen. Aangezien de subsidievoorwaarden voor deze activiteiten zeer gedetailleerd zijn, is er – omwille van de overzichtelijkheid – voor gekozen deze artikelen tot één artikel terug te brengen en in dat artikel te verwijzen naar de bijlage bij de Regeling. In deze nieuwe bijlage, die ingevolge de onderhavige wijzigingsregeling is ingevoerd (artikel I, onderdeel I), zijn de gedetailleerde subsidievoorwaarden opgenomen. Dit betekent dat op grond van het eerste lid van het nieuwe artikel 18 van de Regeling subsidie kan worden verleend voor activiteiten die vermindering van de milieubelasting tot doel hebben, overeenkomstig Hoofdstuk II van de bijlage. Op grond van het tweede lid van dat artikel kan subsidie worden verleend voor activiteiten die het terugdringen van verstoring door geluid, licht, stank en verkeer tot doel hebben, overeenkomstig Hoofdstuk III van de bijlage. Naast de hiervoor genoemde aanpassingen is ook artikel 16 van de Regeling aangepast (Artikel I, onderdeel D); de tot nu toe geldende tekst was te algemeen en behoefde enkele nuanceringen.

Met de onderhavige wijzigingsregeling is tevens een aanpassing doorgevoerd die beoogt de besluitvormingsprocedure voor de vaststelling van het subsidieplafond (en de verhoging daarvan) korter en eenvoudiger te maken. Het gaat hier om de wijziging van artikel 8 van de Regeling (artikel I, onderdeel C). Door over te gaan van een systeem waarbij de vaststelling van het subsidieplafond geschiedt door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Verkeer en Waterstaat gezamenlijk, naar een systeem waarbij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ‘na overleg met’ de twee andere ministers het subsidieplafond vaststelt, wordt tijdswinst verwacht.

Ingevolge artikel 30 van de Regeling kunnen de hiervóór genoemde ministers, na een daartoe strekkend verzoek van de provincies, subsidie verlenen ter bestrijding van proceskosten. Ingevolge de onderhavige wijzigingsregeling kunnen voortaan tevens proceskosten verbonden aan het opstellen en voorbereiden van een reconstructieplan voor subsidie in aanmerking komen (artikel I, onderdeel G).

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat

voor deze:de plv. Directeur Directoraat-Generaal Water,

A.N. Wouters

  • 1

    Strct. 2001, nr. 185.

Naar boven