Tijdelijke stimuleringsregeling advies- en steunpunten huiselijk geweld

Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 juli 2004, nr. GVM 2496206, houdende de Tijdelijke stimuleringsregeling advies- en steunpunten huiselijk geweld

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 5, 42, tweede lid, 49a, 50a en 56 van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

1.

a. huiselijk geweld: elke vorm van bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard in de privé-situatie, waardoor schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan het slachtoffer in de vorm van fysiek of psychisch letsel, anders dan kindermishandeling als bedoeld in artikel 1, onderdeel m, van de Wet op de jeugdzorg;

b. advies- en steunpunt: een loket dat telefonisch bereikbaar is voor deskundige adviezen, eerste gesprekken en doorverwijzing ingeval van huiselijk geweld;

c. centrumgemeente: een gemeente genoemd in bijlage 3 bij deze regeling;

d. GSB-gemeente: de gemeente Alkmaar, Amersfoort, Amsterdam, Arnhem, Breda, ’s-Gravenhage, Dordrecht, Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond, ’s-⁠Hertogenbosch, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg, Utrecht, Venlo, Zaanstad en Zwolle.

2. Op centrumgemeenten is artikel 12, eerste lid, van de Welzijnswet 1994 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

1. De minister kan voor de periode 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007 aan een centrumgemeente eenmalig een meerjarige uitkering verlenen ten behoeve van:

a. de oprichting van een of meer advies- en steunpunten en de activiteiten die een advies- en steunpunt na oprichting verricht, en

b. de uitbreiding van een of meer advies- en steunpunten en de activiteiten die een advies- en steunpunt na uitbreiding verricht.

2. De aanvraag voor een meerjarige uitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt overeenkomstig bijlage 1 ingediend.

3. Vóór 1 mei 2005 legt de centrumgemeente de gegevens over waarmee inzicht wordt geboden of een advies- en steunpunt na oprichting of uitbreiding voldoet aan de voorwaarden van artikel 3. Deze gegevens worden overeenkomstig het model in bijlage 2 ingediend.

Artikel 3

1. Een advies- en steunpunt voldoet na oprichting of uitbreiding aan de volgende voorwaarden:

a. het staat open voor iedere persoon die in aanraking komt met huiselijk geweld;

b. het is gericht op de gehele bij de centrumgemeente behorende regio;

c. het heeft op schrift vastgelegde samenwerkings- en doorverwijsafspraken met relevante organisaties en instellingen, met dien verstande dat in geval van kindermishandeling, als bedoeld in artikel 1, onderdeel m, van de Wet op de jeugdzorg, wordt doorverwezen naar het advies- en meldpunt kindermishandeling van het bureau jeugdzorg in de desbetreffende provincie of regio;

d.  het voorziet in een registratie van contacten en doorverwijzingen.

2. De oprichting en uitbreiding van de advies- en steunpunten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, zijn vóór 1 januari 2006 voltooid.

Artikel 4

1. De meerjarige uitkering bedraagt 60% van de werkelijk gemaakte kosten die voor de oprichting of uitbreiding en aan de activiteiten van advies- en steunpunten in de periode 1 oktober 2004 tot 31 december 2007 worden besteed, doch niet meer dan het bedrag vermeld in kolom V van bijlage 3 bij deze regeling.

2. Van de meerjarige uitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt vóór 1 januari 2006 maximaal de som van de bedragen van kolom I en II van bijlage 3 aangewend voor kosten van oprichting en uitbreiding.

Artikel 5

De centrumgemeente doet binnen drie maanden na afloop van een kalenderjaar verslag van de voortgang en wel voor de eerste maal vóór 1 mei 2005.

Artikel 6

Een GSB-gemeente legt vóór 16 juli van het jaar na afloop van het laatste kalenderjaar waarvoor een uitkering is verstrekt, voor die uitkering een verantwoording en een schriftelijk verslag over tezamen met de verantwoording over de andere daartoe aangewezen uitkeringen.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2008, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de financiële verantwoording en vaststelling van op grond van de regeling verleende uitkeringen.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke stimuleringsregeling advies- en steunpunten huiselijk geweld.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C.I.J.M. Ross-van Dorp.

Toelichting

Algemeen deel

Huiselijk geweld is de meest voorkomende vorm van geweld in onze samenleving, met meer slachtoffers dan enige andere vorm van geweld. Meer dan 40% van de bevolking – mannen en vrouwen, jongens en meisjes – is er ooit in zijn of haar leven slachtoffer van geweest. In de nota ‘Privé Geweld-Publieke Zaak’1 uit 2002 staan tal van maatregelen vermeld waarmee huiselijk geweld effectiever wordt aangepakt.

Het kabinet heeft voortbouwend op genoemde nota extra middelen uitgetrokken voor versterking van deze aanpak. In de brief van 21 november 2003 aan de Tweede Kamer2 naar aanleiding van het Interdepartementaal beleidsonderzoek Maatschappelijke opvang werd meegedeeld dat uit de intensiveringsmiddelen die beschikbaar zijn voor het uitwerken van de voorstellen, een deel beschikbaar zou komen om het ontstaan van advies- en steunpunten te ondersteunen. Na overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is besloten hiervoor een tot € 3 mln. in 2007 oplopend bedrag op jaarbasis in te zetten.

Gemeentelijke regie en lokale of regionale samenwerking: het bestuurlijk en beleidsmatig kader

Geen enkele instantie kan zelfstandig problemen met huiselijk geweld effectief bestrijden.

Een sluitende aanpak vereist samenwerking tussen hulpverlening, politie en justitie. Het aantal van dergelijke samenwerkingsverbanden is de afgelopen jaren toegenomen en neemt nog steeds toe. Vaak gaat het om (groot)stedelijke of regionale verbanden. Van gemeenten wordt verwacht dat zij een sluitende aanpak organiseren en zorgen dat die ook werkt. De VNG voert de komende jaren een door de Minister van Justitie bekostigd programma uit ter ondersteuning van gemeenten. Het streven van het kabinet is er op gericht om vóór 2008 in heel Nederland een sluitend systeem te hebben van lokale of regionale samenwerkingsverbanden onder aansturing van gemeenten.3

In deze structuur passen herkenbare en goed bereikbare advies- en steunpunten huiselijk geweld die als front office fungeren voor lokale of regionale samenwerkingsverbanden (de back office). Bij een advies- en steunpunt kunnen slachtoffers, plegers of andere betrokkenen bij huiselijk geweld advies krijgen over en ondersteuning krijgen bij te nemen stappen om de situatie te keren. Beroepsgroepen die in hun werk of professie te maken hebben met gevallen van huiselijk geweld kunnen er terecht voor adviezen en verwijzing. Zonodig en mogelijk worden eerste gesprekken gevoerd en wordt doorverwezen naar verdere hulpverlening of opvang. Vanuit het samenwerkingsverband wordt zorg gedragen voor adequate hulp en opvang, waaronder bijvoorbeeld trajecten voor plegers van geweld. Politie en justitie, doorgaans deeluitmakend van een dergelijk samenwerkingsverband, zorgen zonodig voor een strafrechtelijke aanpak. Dit laat overigens onverlet dat huiselijk geweld ook rechtstreeks aan de politie gemeld kan worden.

Voor situaties van kindermishandeling zijn de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling de aangewezen instanties.

In het kabinetsstandpunt ‘Huisverbod plegers huiselijk geweld’ dat in juli 2004 naar de Tweede Kamer is gezonden, kondigt het kabinet4 aan, dat een dergelijk huisverbod niet slechts als doel heeft een time-out te creëren in situaties waarin geweld dreigt.

Het heeft tevens als doel de veiligheid van het slachtoffer te waarborgen en de geweldspiraal te doorbreken door hulpverlening en besluitvorming over de toekomst op gang te brengen. Advies- en steunpunten kunnen daarbij een belangrijke rol spelen.

Advies- en steunpunten huiselijk geweld: een stimuleringstraject

Uit een inventarisatie5 in 2003 kwam naar voren dat op dat moment, landelijk gezien, onder verschillende namen zoals bijvoorbeeld advies- en meldpunt of advies- en steunpunt zeven steunpunten huiselijk geweld actief waren. Veelal gaat het om advies- en steunpunten met een beperkte omvang en reikwijdte. Deze uitkomst geeft aan dat er de komende jaren geïnvesteerd moet worden om daadwerkelijk in 2008 een situatie bereikt te hebben van een landelijk dekkende structuur van advies- en steunpunten huiselijk geweld. Primair ligt de verantwoordelijkheid voor deze inspanning bij gemeenten. Dit wordt ondersteund door onderhavige stimuleringsregeling.

Om een aantal redenen is ervoor gekozen om de beschikbare middelen ter beschikking te stellen via een specifieke stimuleringsregeling op basis van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid. De 35 centrumgemeenten vrouwenopvang vervullen na overleg met de omringende gemeenten, een regionale functie. Na de stimuleringsperiode, dus met ingang van 2008, blijven de middelen, althans naar huidig inzicht, structureel beschikbaar voor de 35 centrumgemeenten ofwel via de specifieke uitkering vrouwenopvang, ofwel op basis van de Brede Doeluitkering Grotestedenbeleid voor GSB-gemeenten.

Uitgangspunt van deze stimuleringsregeling is tenslotte dat gemeenten zelf bijdragen aan de financiering van advies- en steunpunten. Over de gehele stimuleringsperiode bezien is een gemeentelijke bijdrage vereist van tenminste 40% van de kosten; bijdragen van regiogemeenten of de provincie daaronder begrepen. Voor gemeenten die nu reeds bijdragen aan een advies- en steunpunt en dat blijven doen, is in deze regeling een voorziening getroffen.

Algemene verplichtingen

De bepalingen in deze regeling zijn nadere regels ter uitwerking van de bepalingen van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid. Genoemd besluit is dus evenzeer van toepassing. In dit besluit zijn onder meer bepalingen opgenomen voor welke datum (dertien weken vóór aanvang van het kalenderjaar waarop het betrekking heeft) de aanvraag moet worden ingediend (artikel 41), de verplichting van de gemeente om omstandigheden te melden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de uitkering (artikel 47), het indienen van een schriftelijk verslag over de activiteiten waarvoor de uitkering is verstrekt (artikel 48) en het binnen tien maanden na afloop van de periode waarvoor de uitkering is verleend, overleggen van een verantwoording (artikel 50). De twee laatstgenoemde artikelen gelden alleen voor gemeenten die geen GSB-gemeente zijn (zie artikel 6).

Artikelsgewijs deel

Artikel 1

In dit artikel zijn geen begrippen opgenomen die reeds in de Welzijnswet 1994 en het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid zijn omschreven.

Voor de melding van huiselijk geweld in de vorm van kindermishandeling is het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) de aangewezen instantie. Op basis van de Wet op de jeugdzorg hebben de AMK’s verregaande taken en bevoegdheden.

Er kunnen zich situaties voordoen dat bij een advies- en steunpunt huiselijk geweld een geval van kindermishandeling wordt gemeld. Voor die situaties zijn er heldere samenwerkingsafspraken, waarbij het uitgangspunt is dat een geval van kindermishandeling door het advies- en steunpunt huiselijk geweld wordt doorverwezen naar een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling.

In het kader van deze regeling is voor de term advies- en steunpunt huiselijk geweld gekozen om aan te geven dat het hier gaat om het geven van advies en bieden van ondersteuning en zo helder het onderscheid te maken met de wettelijke bevoegdheden van een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling ten aanzien van melding en onderzoek.

Voor de definitie van centrumgemeente is aangesloten bij de gemeenten die op dit moment een centrumfunctie bekleden in het kader van het Besluit specifieke uitkeringen maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslaafdenzorg.

Artikel 2

Dit artikel biedt de mogelijkheid voor centrumgemeenten om door middel van een aanvraag, als opgenomen in bijlage 1 van de regeling, in aanmerking te komen voor een meerjarige uitkering. Aangezien in 2004 reeds middelen beschikbaar zijn en de voorbereiding van nieuw op te richten advies- en steunpunten of uitbreiding van reeds bestaande steunpunten tijd en middelen vergt, is gekozen voor een eenvoudig begin van aanvragen door middel van een beperkt formulier. Daarna wordt deze aanvraag aangevuld met uitgebreidere gegevens, als bedoeld in artikel 2, derde lid en bijlage 2. Naar aanleiding van de gegevens kan de hoogte van de uitkering worden aangepast.

Artikel 2, eerste lid

De meerjarige uitkering kan worden verstrekt voor zowel nieuw op te richten advies- en steunpunten als uitbreiding van bestaande advies- en steunpunten en de activiteiten ervan. Verbetering van een bestaand advies- en steunpunt in kwalitatieve zin kan hier ook onder vallen. Het kan in een regio overigens gaan om de oprichting of uitbreiding van meer dan één advies- en steunpunt. Bestaande advies- en steunpunten die aan de voorwaarden van artikel 3 voldoen kunnen worden uitgebreid. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld het werkgebied wordt uitgebreid, de telefonische bereikbaarheid wordt vergroot of de mogelijkheid van het voeren van eerste gesprekken.

Artikel 2, tweede en derde lid

Per centrumgemeente is een maximaal bedrag opgenomen in bijlage 3. De aanvraag voor een meerjarige uitkering wordt dertien weken vóór aanvang van het jaar 2005 ingediend; dat wil zeggen vóór 1 oktober 2004. Met de ondertekening van het formulier verklaart de aanvrager, dat deze dit formulier tijdig zal laten volgen door de gegevens als bedoeld in artikel 2, derde lid en bijlage 2.

Een voorwaarde bij de verstrekking van de uitkering is dat de gegevens overeenkomstig het model in bijlage 2 waarmee inzicht wordt geboden of een advies- en steunpunt, waarvoor de uitkering wordt aangevraagd, na oprichting of uitbreiding voldoet aan de voorwaarden van artikel 3, vóór 1 mei 2005 wordt ingediend. Eerst dan is duidelijk op welke wijze vorm wordt gegeven aan de steunpunten en of er sprake zal zijn van een sluitende financiering zoals bedoeld bij deze regeling.

Als uit deze gegevens blijkt dat de gemeente minder of meer middelen wenst aan te wenden ten behoeve van het oprichten dan wel uitbreiden van een advies- en steunpunt huiselijk geweld en de activiteiten er van, dan zij aanvankelijk had aangevraagd, kan de uitkering worden gewijzigd. Zonder een dergelijke beschrijving of indien de gegevens onvolledig zijn of na 1 mei 2005 worden ingediend, wordt de uitkering in heroverweging genomen. Indien dan blijkt dat niet aan de voorwaarden van de regeling wordt voldaan, kan de uitkering worden ingetrokken dan wel ten nadele van de centrumgemeente worden gewijzigd.

Artikel 3

In het eerste lid van dit artikel wordt een aantal voorwaarden aangegeven waaraan advies- en steunpunten dienen te voldoen. Bij de aanvulling van de aanvraag, als bedoeld in artikel 2, derde lid, wordt aangegeven of aan deze voorwaarden zal worden voldaan. Advies- en steunpunten huiselijk geweld zijn in ieder geval telefonisch bereikbaar en deskundig op het terrein van huiselijk geweld. Het steunpunt wordt daartoe als zodanig bekend gemaakt en bemenst met terzake deskundigen. De openingstijden worden afgestemd op de lokale of regionale omstandigheden.

Op andere tijden wordt zorggedragen voor een adequate doorverwijzing naar bijvoorbeeld een algemene hulp- of crisisdienst. Naast deze telefonische contactmogelijkheden kent het steunpunt meestal op afspraak, de mogelijkheid van het voeren van eerste gesprekken om onder meer de situatie verder in kaart te brengen en te motiveren tot verwijzing naar bijvoorbeeld de reguliere hulpverlening of opvang of tot het doen van aangifte bij de politie. Het is niet per se noodzakelijk dat een advies- en steunpunt ook fysiek voor personen bereikbaar is. Het kan bijvoorbeeld zijn dat (inloop)spreekuren elders worden gehouden, bijvoorbeeld om een goede bereikbaarheid te realiseren. Voor een goede regionale bereikbaarheid kan dat bijvoorbeeld nodig zijn. Goed geregelde samenwerking die op schrift is vastgelegd en waarin vervolgtrajecten en bijvoorbeeld coördinatie van de hulpverlening zijn vastgelegd, is uitgangspunt. Verwacht wordt dat de centrumgemeente de regie voert over het totstandkomen van deze schriftelijk vastgelegde samenwerking, bijvoorbeeld in een convenant huiselijk geweld.

Er is een advies- en steunstructuur voor alle slachtoffers en plegers uit de regio, ongeacht leeftijd, sekse of etniciteit. Het kan zijn dat daarbij gekozen wordt voor verschillende advies- en steunpunten voor verschillende doelgroepen. Het gaat erom dat in de regio voor alle groepen een laagdrempelige advies- en steunstructuur beschikbaar en bekend is. De thans bestaande advies- en steunpunten huiselijk geweld zijn ondermeer aangehaakt bij het algemeen maatschappelijk werk, een GGD of de vrouwenopvang.

Voor de slachtoffers van kindermishandeling functioneren hiervoor de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling.

Voor de verdere ontwikkeling van regionaal en landelijk beleid ter zake van huiselijk geweld is het van belang gegevens te verzamelen over het functioneren van advies- en steunpunten. Door middel van onderdeel d van dit artikel wordt in samenhang met artikel 5 registratie gevraagd.

Om advies- en steunpunten en gemeenten niet te zwaar te belasten zal hiervoor een relatief beperkt format in overleg met de VNG worden vastgesteld.

In het tweede lid is de voorwaarde opgenomen dat de oprichting of uitbreiding van advies- en steunpunten vóór 1 januari 2006 is gerealiseerd.

Artikel 4

Dit artikel ziet op de wijze waarop de uitkering voor een gemeente wordt vastgesteld, op de eisen die worden gesteld aan de aanwending hiervan en op de door de aanvrager zelf bij te dragen financiële middelen.

Voor de uitvoering van onderhavige regeling zijn de volgende bedragen beschikbaar:

2004

2005

2006

2007

Totaal beschikbaar

€ 900.000

€ 1.500.000

€ 2.400.000

€ 3.000.000

€ 7.800.000

Dit budget is verdeeld op basis van het verdeelsysteem dat ontworpen is door de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv)6 . Deze verdeling geldt voor de gehele stimuleringsperiode en wordt derhalve niet jaarlijks aanpast.

De uitkering die op basis van de onderhavige regeling wordt verstrekt, is een meerjarige uitkering waarvan het maximum vooraf via de hiervoor genoemde versleuteling van de beschikbare middelen is berekend (zie bijlage 3). De aanvraag van de centrumgemeente kan gelijk aan of lager zijn dan genoemd maximum. De bevoorschotting per centrumgemeente zal analoog aan de bedragen van bijlage 3 geschieden. In de beschikking waarmee de uitkering wordt verleend, wordt aangegeven hoe de bevoorschotting in het concrete geval geschiedt. Tot slot wordt de uitkering achteraf op basis van de totale werkelijk gemaakte kosten en de bijdrage van de centrumgemeente definitief vastgesteld. De bevoorschotting is afgestemd op het tempo waarmee de middelen op de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport beschikbaar komen.

De kosten die vanaf 1 oktober 2004 worden gemaakt ten behoeve van het oprichten dan wel uitbreiden van een advies- en steunpunt, kunnen ten laste van de uitkering worden gebracht. Op deze manier kunnen de gemeenten tijdig beginnen met de voorbereidingen die het oprichten dan wel uitbreiden van een advies- en steunpunt met zich brengt.

Artikel 4, eerste en tweede lid

Uit het vorengaande komt in samenhang met dit artikel en met bijlage 3 bij deze regeling naar voren, dat:

– het een meerjarige uitkering betreft waardoor het de centrumgemeente vrijstaat om middelen die bevoorschot zijn in enig jaar, aan te wenden voor kosten in een volgend jaar. Er bestaat dus de mogelijkheid om zonodig en mogelijk middelen naar een volgend jaar ‘door te schuiven’;

– de meerjarige uitkering 60% bedraagt van de werkelijk gemaakte kosten die vanaf 1 oktober 2004 tot en met 2007 zijn gemaakt tot een maximum van het in kolom V in bijlage 3 vermelde bedrag;

– van de meerjarige uitkering maximaal de som van de beschikbare bedragen in 2004 en 2005 kan worden besteed aan kosten van voorbereiding. Eventuele kosten van voorbereiding gemaakt in de jaren 2006 en 2007 worden derhalve niet begrepen onder de totale werkelijk gemaakte kosten;

– als voorbereidingskosten kunnen bijvoorbeeld aan de orde zijn kosten van projectcoördinatie of van het realiseren van de samenwerkingsafspraken. Daarnaast kan er ondermeer sprake zijn van kosten van training en deskundigheidsbevordering en bijvoorbeeld van een publiekscampagne. Deze laatste kosten kunnen overigens tevens aan de orde zijn na oprichting of uitbreiding van een advies- en steunpunt.

– over de gehele periode bezien, de centrumgemeente in ten minste 40% van de werkelijk gemaakte kosten voorziet. Het staat de centrumgemeente uiteraard geheel vrij om in een hoger aandeel van de werkelijk gemaakte kosten te voorzien;

– de doelstelling van deze stimuleringsregeling tweeledig is. Allereerst worden centrumgemeenten ondersteund om advies- en steunpunten op te richten of uit te breiden. Voor de kosten daarvan zijn in de jaren 2004 en 2005 middelen beschikbaar. Daarnaast is het doel centrumgemeenten te stimuleren voor de toekomst voor een evenredig deel mede te voorzien in de bekostiging van de structurele activiteiten van advies- en steunpunten. Er wordt derhalve van uitgegaan dat de centrumgemeente het zoveel mogelijk zó inricht, kosten van oprichting en uitbreiding die worden gemaakt in 2004 en 2005 te bekostigen vanuit de uitkering en exploitatiekosten mede te bekostigen vanuit de bijdragen vanuit de centrumgemeente;

– bijdragen van gemeenten voor de jaren 2004 tot en met 2007 die reeds vóór de start van deze stimuleringsregeling werden toegekend aan advies- en steunpunten, eveneens worden gerekend tot de vereiste gemeentelijke bijdrage. Zo wordt voorkomen dat gemeenten die voorop lopen in het beleid met betrekking tot huiselijk geweld daardoor nadelige gevolgen ondervinden. Deze gemeenten kunnen een aanvraag indienen voor uitbreiding van bestaande en oprichting van nieuwe advies- en steunpunten;

– onder de bijdrage van de centrumgemeenten worden begrepen de eventuele bijdragen van regiogemeenten en de provincie.

Artikel 5

Er wordt in overleg met de VNG een model voorbereid voor het verslag over de voortgang van de activiteiten. Zodra dit model voorhanden is, wordt dit toegevoegd aan de regeling.

Artikel 6

Gelet op het feit dat ook GSB-gemeenten in aanmerking komen voor een uitkering op basis van deze regeling, is voor het indienen van een schriftelijk verslag en een verantwoording, als bedoeld in de artikelen 48 en 50 van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid, een bepaling opgenomen die deze handelingen in overeenstemming brengen met het grotestedenbeleid. Dit betekent dat deze gemeenten uiterlijk 15 juli van het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor de uitkering is verstrekt, het verslag en de verantwoording tezamen met de andere daartoe aangewezen uitkeringen, moet indienen. Voor gemeenten die geen GSB-gemeente zijn, gelden de bepalingen in het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C.I.J.M. Ross-van Dorp

Bijlage 1

Indienen vóór 1 oktober 2004

Gegevens aanvrager

1. Naam centrumgemeente

2. Postadres

3. Postcode

4. Plaats

5. Naam contactpersoon

6. Telefoonnummer

7. Telefax

8. E-mail

9. Bank- of gironummer1

I

Ondergetekende doet hierbij op grond van artikel 2, tweede lid, van de Tijdelijke stimuleringsregeling advies- en steunpunten huiselijk geweld, een aanvraag voor een meerjarige uitkering.

De totaal geraamde kosten over de periode 2004–2007 bedragen2 :

€ …………………

(de totaal aangevraagde uitkering3 bedraagt

€ …………………

 
 

de totale eigen bijdrage4 van de gemeente bedraagt

€ …………………

)

    

Voor het jaar 2004:5

€ …………………

(de aangevraagde uitkering bedraagt6

€ …………………,

 
 

de eigen bijdrage van de gemeente bedraagt

€ …………………

)

    

Voor het jaar 2005:

€ …………………

(de aangevraagde uitkering bedraagt

€ …………………,

 
    

Voor het jaar 2006:

€ …………………

(de aangevraagde uitkering bedraagt

€ …………………,

 
 

de eigen bijdrage van de gemeente bedraagt

€ …………………

)

    

Voor het jaar 2007:

€ …………………

(de aangevraagde uitkering bedraagt

€ …………………,

 
 

de eigen bijdrage van de gemeente bedraagt

€ …………………

)

    

II

Ondertekening door bevoegde(n) van de gemeente:

Datum: ………………………………

Plaats: ………………………………

na(a)m(en) en functie(s)

1

Van de centrumgemeente.

2

Bij het overleggen van de gegevens vóór 1 mei 2005 zoals bedoeld in artikel 2, derde lid, conform bijlage 2 kan de gevraagde uitkering nog aangepast worden.

3

Maximaal het bedrag in kolom V van bijlage 3.

4

Tenminste 40% van het bedrag in kolom V van bijlage 3 of van de aangevraagde uitkering over de gehele periode. De eigen bijdrage van de gemeente behoeft niet ieder jaar 40% van de geraamde kosten in dat jaar te zijn. Het gaat er om dat over de gehele periode bezien de bijdrage van de gemeente tenminste 40% bedraagt.

5

Het kan zijn dat de geraamde kosten in 2004 pas geheel of ten dele in 2005 gemaakt worden, maar dat deze kosten wel uit de uitkering voor 2004 worden gedekt.

6

Het beschikbare bedrag per jaar voor de centrumgemeente staat vermeld in bijlage 3.

Bijlage 2

Indienen vóór 1 mei 2005

Gegevens aanvrager

1. Naam centrumgemeente

2. Postadres

3. Postcode

4. Plaats

5. Naam contactpersoon

6. Telefoonnummer

7. Telefax

8. E-mail

9. Bank- of gironummer1

10. Nummer en datum beschikking tot verlening uitkering

Ondergetekende voldoet hierbij aan de verplichting, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Tijdelijke stimuleringsregeling advies- en steunpunten huiselijk geweld:

I. Begroting advies- en steunpunt huiselijk geweld

 

Kosten

Dekking

 
    
  

Uit bijdrage gemeente 2/3

Uit meerjarige uitkering

2004

   

• voorbereidingskosten

…………………

  

• exploitatiekosten

…………………

  

• totale kosten

…………………

……………………

……………………

    

2005

   

• voorbereidingskosten

…………………

  

• exploitatiekosten

…………………

  

• totale kosten

…………………

……………………

……………………

    

2006

   

• exploitatiekosten

…………………

……………………

……………………

    

2007

   

• exploitatiekosten

…………………

……………………

……………………

    

Totaal 2004–2007

…………………

……………………

……………………

II. Gevraagde meerjarige uitkering:4

2004:

€ ……………………

  

2005:

€ ……………………

  

2006:

€ ……………………

  

2007:

€ ……………………

  
    

Totaal gevraagde meerjarige uitkering:

€ ……………………

III. Beschrijving advies- en steunpunten

Op de verschillende onderwerpen dient zoveel mogelijk beschrijvend en inhoudelijk te worden ingegaan. Er kan niet volstaan worden met aanduidingen in trefwoorden.5

Een aanvraag kan de oprichting of uitbreiding van meer dan één advies- en steunpunt huiselijk geweld betreffen. Per advies- en steunpunt volgt een beschrijving van (de stand van zaken) van:

1. De naam

2. De gemeente van vestiging en adres

3. Nieuw op te richten punt of uit te breiden punt

4. Zelfstandige stichting/aangehaakt bij

5. Beoogde startdatum/datum van uitbreiding

6. Het werkgebied (opsomming van gemeenten)

7. Doelstelling

8. Doelgroepen

9. Telefonische bereikbaarheid

10. Mogelijkheden voor eerste gesprekken

11. Samenwerkingsafspraken, waaronder de afspraken met het AMK6

12. Personeel: naar functie, opleidingen en aantal FTE’s

13. Deskundigheidsbevorderingsactiviteiten

14. Publiciteitscampagnes

15. Wijze van registratie

Ondertekening door bevoegden van de gemeente:

Datum: ………………………………

Plaats: ………………………………

Na(a)m(en) en functie(s)

1

Van de centrumgemeente.

2

Bij uitbreiding van een advies- en steunpunt kan het hier (mede) gaan om reeds eerder toegewezen gemeentelijke bijdragen.

3

Hierin kunnen begrepen zijn bijdragen van regiogemeenten/de provincie

4

Het beschikbare bedrag in bijlage 3 of een lager bedrag.

5

Indien aanwezig meezenden projectbeschrijving.

6

Meezenden schriftelijk vastgelegde samenwerkingsafspraken/convenant.

Bijlage 3

  

I

II

III

IV

V

       

Centrumgemeente

% 1

2004

2005

2006

2007

totaal

Alkmaar

2,53

22.770

37.950

60.720

75.900

197.340

Almere

2,28

20.520

34.200

54.720

68.400

177.840

Amersfoort

2,31

20.790

34.650

55.440

69.300

180.180

Amsterdam

7,41

66.690

111.150

177.840

222.300

577.980

Apeldoorn

2,89

26.010

43.350

69.360

86.700

225.420

Arnhem

4,11

36.990

61.650

98.640

123.300

320.580

Breda

4,03

36.270

60.450

96.720

120.900

314.340

Delft

1,73

15.570

25.950

41.520

51.900

134.940

Den Bosch

3,75

33.750

56.250

90.000

112.500

292.500

Den Haag

5,12

46.080

76.800

122.880

153.600

399.360

Den Helder

0,95

8.550

14.250

22.800

28.500

74.100

Dordrecht

2,41

21.690

36.150

57.840

72.300

187.980

Ede

1,29

11.610

19.350

30.960

38.700

100.620

Eindhoven

3,13

28.170

46.950

75.120

93.900

244.140

Emmen

2,74

24.660

41.100

65.760

82.200

213.720

Enschede

3,70

33.300

55.500

88.800

111.000

288.600

Gouda

1,46

13.140

21.900

35.040

43.800

113.880

Groningen

3,34

30.060

50.100

80.160

100.200

260.520

Haarlem

2,44

21.960

36.600

58.560

73.200

190.320

Heerlen

1,53

13.770

22.950

36.720

45.900

119.340

Helmond

1,18

10.620

17.700

28.320

35.400

92.040

Hilversum

1,50

13.500

22.500

36.000

45.000

117.000

Leeuwarden

3,66

32.940

54.900

87.840

109.800

285.480

Leiden

3,06

27.540

45.900

73.440

91.800

238.680

Maastricht

2,12

19.080

31.800

50.880

63.600

165.360

Nijmegen

2,96

26.640

44.400

71.040

88.800

230.880

Rotterdam

5,83

52.470

87.450

139.920

174.900

454.740

Spijkenisse

1,78

16.020

26.700

42.720

53.400

138.840

Tilburg

2,60

23.400

39.000

62.400

78.000

202.800

Utrecht

4,93

44.370

73.950

118.320

147.900

384.540

Venlo

2,89

26.010

43.350

69.360

86.700

225.420

Vlaardingen

1,24

11.160

18.600

29.760

37.200

96.720

Vlissingen

2,19

19.710

32.850

52.560

65.700

170.820

Zaanstad

1,92

17.280

28.800

46.080

57.600

149.760

Zwolle

2,97

26.730

44.550

71.280

89.100

231.660

 

100

899.820

1.499.700

2.399.520

2.999.400

7.798.440

1 Verdeelsysteem beschikbare middelen, ontworpen door de Raad voor de financiële verhoudingen (Kamerstukken II, 1999–2000, 26 604/25 682, nr. 2).

Dit verdeelsysteem is over de hele periode toegepast en wordt niet jaarlijks bijgesteld.

Het uitkeringsbedrag kan worden gewijzigd, rekening houdend met de ontwikkeling van het prijspeil of de ontwikkeling in de kosten van de arbeidsvoorwaarden. De uitkering is voor 80% loongevoelig en 20% prijsgevoelig.

Naar boven