Wijziging Regeling SUWI

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 juli 2004, nr. SV/R&S/04/49697, tot wijziging van de Regeling SUWI houdende regels omtrent de individuele reïntegratieovereenkomst

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 4.2, vierde lid, van het Besluit SUWI;

Besluit:

Artikel I

Wijziging van de Regeling SUWI

De Regeling SUWI1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4.6 vervalt.

B

In hoofdstuk 4 wordt na artikel 4.5 een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 4.4

Individuele reïntegratieovereenkomst

Artikel 4.6

Voorwaarden individuele reïntegratieovereenkomst

Het UWV stelt regels omtrent voorwaarden waaraan een reïntegratiebedrijf of arbodienst moet voldoen, alvorens met dat bedrijf of die dienst een individuele reïntegratieovereenkomst wordt gesloten.

Die regels hebben in elk geval betrekking op:

1°. uitsluitingsgronden;

2°. kwaliteitseisen;

3°. ervaringseisen.

Artikel 4.7

Inhoud trajectplan

1. Het UWV kan uitsluitend een individuele reïntegratieovereenkomst sluiten indien de aanvraag vergezeld gaat van een door of namens de aanvrager, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het Besluit SUWI, opgesteld trajectplan waarin in elk geval zijn opgenomen:

1°. het opleidingsniveau en het sociaal-fiscaalnummer van de aanvrager;

2°. een beschrijving van de werkzaamheden die op grond van de individuele reïntegratieovereenkomst zullen worden verricht;

3°. de verwachte begin- en einddatum van de werkzaamheden die op grond van de individuele reïntegratieovereenkomst zullen worden verricht;

4°. de beroepsactiviteiten die de aanvrager naar verwachting na afloop van die periode kan vervullen;

5°. een opgave van de kosten van de werkzaamheden die op grond van de individuele reïntegratieovereenkomst zullen worden verricht.

2. Het UWV kan een termijn bepalen waarbinnen de aanvrager, bedoeld in het eerste lid, een aanvraag om een individuele reïntegratieovereenkomst kan indienen.

Artikel 4.8

Inhoud van de individuele reïntegratieovereenkomst

In de individuele reïntegratieovereenkomst wordt in elk geval geregeld:

a. dat een door het UWV te bepalen deel van de kosten van de door het reïntegratiebedrijf of de arbodienst verrichte werkzaamheden slechts door het UWV wordt vergoed indien de arbeidsgehandicapte of werknemer, ten behoeve van wie een individuele reïntegratieovereenkomst is gesloten, binnen drie maanden nadat de werkzaamheden bedoeld in dit contract zijn geëindigd het verrichten van arbeid duurzaam heeft hervat, waarbij het UWV voor arbeidsgehandicapten en werknemers verschillende definities van duurzame werkhervatting mag hanteren;

b. dat het reïntegratiebedrijf of de arbodienst op door het UWV te bepalen tijdstippen bij het UWV een rapportage indient waarin een beschrijving is opgenomen van de werkzaamheden die zijn verricht ten behoeve van de inschakeling in het arbeidsproces van de arbeidsgehandicapte of de werknemer. In de rapportage wordt een prognose voor de resterende periode van het traject beschreven;

c. dat de overeenkomst door beide partijen slechts wegens gewichtige redenen tussentijds door opzegging kan worden beëindigd.

Artikel II

Intrekking voorgepubliceerde Regeling IRO

De Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 december 2003, nr. SV/A&L/03/77523 tot wijziging van de Regeling SUWI houdende regels omtrent de individuele reïntegratie-overeenkomst2 wordt ingetrokken.

Artikel III

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit tot wijziging van het Besluit SUWI houdende regels omtrent de individuele reïntegratieovereenkomst (Stb. 2004, 327) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 8 juli 2004.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Algemeen

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) heeft tot taak om uitkeringsgerechtigden die niet zelf de weg naar werk weten te vinden, een reïntegratietraject aan te bieden. In artikel 10, derde lid, van de Wet op de (re)⁠integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) en artikel 72, derde lid, van de Werkloosheidswet (WW) is de verplichting voor het UWV opgenomen reïntegratiebedrijven of arbodiensten in te schakelen om de inschakeling van arbeidsgehandicapten zonder werkgever en WW-gerechtigden in het arbeidsproces te bevorderen. Het UWV koopt deze trajecten in middels een op grond van artikel 4.1, tweede en derde lid van het Besluit SUWI, verplichte aanbestedingsprocedure. De verplichte aanbestedingsprocedure dient het belang van de transparante besteding van publieke middelen. Op basis van de beste verhouding tussen prijs en prestatie sluit het UWV contracten met reïntegratiebedrijven of arbodiensten. De financiering van de reïntegratiebedrijven of arbodiensten geschiedt op basis van de door hen behaalde resultaten in de zin van duurzame plaatsing in het arbeidsproces (no cure less pay of no cure no pay). Daarbij toetst het UWV de reïntegratiebedrijven of arbodiensten tevens op de kwaliteit van hun dienstverlening.

De aanbestedingsprocedure resulteert in een breed aanbod van verschillende reïntegratiebedrijven en arbodiensten. De uitkeringsgerechtigde die een reïntegratietraject krijgt aangeboden, zal deze volgen bij één van de door het UWV gecontracteerde reïntegratiebedrijven of arbodiensten. In veel gevallen voldoet dit. In bepaalde gevallen is er behoefte aan een ruimer aanbod. Bijvoorbeeld omdat de uitkeringsgerechtigde zelf een reïntegratieplan voor ogen heeft, alsmede een reïntegratiebedrijf of arbodienst die dit plan wil uitvoeren. Ook kan er gedacht worden aan situaties waarbij er behoefte is aan een expertise die door de gecontracteerde reïntegratiebedrijven of arbodiensten niet wordt aangeboden. Door een wijziging van het Besluit SUWI krijgt het UWV de mogelijkheid om aan deze wensen tegemoet te komen. Het UWV kan op verzoek in afwijking van artikel 4.1, tweede lid, Besluit SUWI, een individuele reïntegratieovereenkomst (IRO) afsluiten. Met een IRO kan het UWV in deze gevallen wensen van individuele cliënten honoreren. Dit dient uiteraard te gebeuren zonder concessies te doen aan de transparante besteding van middelen, de minimale kwaliteitseisen en de beste prijs/prestatie verhouding. Ook bij de IRO dient het UWV ervoor te zorgen dat reïntegratiebedrijven of arbodiensten voldoende kwaliteit bieden en dat cliënten trajecten starten die leiden tot snelle, duurzame reïntegratie. Voorts zal ook het beginsel van resultaatfinanciering volledig voor het geheel van IRO’en van toepassing blijven. De contracten die het UWV via de aanbestedingsprocedure sluit met reïntegratiebedrijven of arbodiensten, bevatten afspraken met betrekking tot de te leveren kwaliteit en prestaties, alsmede met betrekking tot de financiering. Met de onderhavige wijziging van de Regeling SUWI worden diverse nadere regels gesteld met betrekking tot het door het UWV, op verzoek van de cliënt, te sluiten IRO.

Artikel 4.2 van het Besluit SUWI bepaalt dat het UWV ten behoeve van een cliënt op diens aanvraag een IRO kan sluiten met een reïntegratiebedrijf of arbodienst naar de keuze van de cliënt. Dit betekent dat de IRO wordt gesloten buiten de aanbestedingsprocedure, bedoeld in artikel 4.1, tweede en derde lid, van het Besluit SUWI, om. In de aanbestedingsprocedure sluit het UWV reeds contracten met een aanzienlijk aantal reïntegratiebedrijven en arbodiensten en bestaat er een zekere mate van keuzevrijheid voor de cliënt. Gezien deze al bestaande keuzevrijheid bestaat de verwachting dat jaarlijks een beperkt aantal IRO-trajecten zal worden gesloten. Het is wenselijk dat het aantal IRO-trajecten beperkt blijft, zodat de interferentie met de reguliere aanbestedingsprocedure beperkt blijft. Met name de concurrerende prijsvorming die met de aanbestedingsprocedure tot stand komt, is van wezenlijk belang voor het effectief en efficiënt functioneren van de reïntegratiemarkt.

De IRO is een verbijzondering van de bestaande aanbestedingsprocedure. Er is daarom voor gekozen nadere regelgeving te treffen op basis van artikel 10 Wet REA en artikel 72 WW. De regelgeving omtrent de IRO sluit nauw aan bij de door het UWV ontwikkelde aanbestedingsprocedure. Met de aanbestedingsprocedure creëert het UWV voor de cliënt een mogelijkheid te kiezen uit verschillende reïntegratiebedrijven of arbodiensten. De IRO voegt hier een extra mogelijkheid aan toe. De Commissie het Werkend Perspectief heeft erop aangedrongen om de cliënt niet te belasten met de administratie en de contractafspraken te laten gelden tussen het UWV en het reïntegratiebedrijf of de arbodienst. Daar sluit de regeling bij aan. Gezien de sterke verwantschap met de aanbestedingsprocedure is afgezien van een regelgeving op basis van artikel 33 Wet REA en artikel 73a WW. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat artikel 4.1, eerste lid, van het Besluit SUWI tevens van toepassing is op de IRO.

Het UWV dient een beleidskader op te stellen voor de te sluiten IRO. Dit kader moet zowel cliënten als reïntegratiebedrijven en arbodiensten inzicht bieden in de voorwaarden die zijn verbonden aan het afsluiten van een IRO. Dit kader omvat eisen voor reïntegratiebedrijven en arbodiensten, eisen voor het trajectplan en eisen aan de IRO die het UWV sluit met een reïntegratiebedrijf of arbodienst. Door deze eisen vooraf duidelijk en openbaar te maken ontstaat transparantie voor cliënten enerzijds en reïntegratiebedrijven en arbodiensten anderzijds. De cliënt die bij het UWV komt en, in plaats van één van de door het UWV reeds gecontracteerde reïntegratiebedrijven of arbodiensten kiest voor een IRO, kan in samenspraak met het reïntegratiebedrijf of de arbodienst van zijn keuze een trajectplan opstellen. Cliënt en reïntegratiebedrijf of arbodienst weten vooraf aan welke voorwaarden dit moet voldoen. Zij dienen dit plan in dezelfde periode als bij een ‘regulier’ reïntegratietraject op te stellen, waarna de cliënt het reïntegratieplan aan het UWV voorlegt met de formele aanvraag om een IRO. De cliënt tekent het reïntegratieplan daarmee vanzelfsprekend voor akkoord. Wanneer het UWV instemt met de aanvraag van de cliënt, dient het UWV binnen zes weken een individuele reïntegratieovereenkomst met het reïntegratiebedrijf of de arbodienst conform de keuze van de cliënt te sluiten. De cliënt dient de overeenkomst te tekenen voor gezien.

Het opnemen van de IRO in regelgeving biedt het voordeel dat de rechten van de cliënt gewaarborgd zijn. Het biedt de cliënt bovendien de mogelijkheid van bezwaar en beroep tegen beslissingen die het UWV neemt ten aanzien van zijn aanvraag om een IRO. Tegelijkertijd heeft het UWV een kader voor het beoordelen van de aanvraag om een IRO. Het UWV moet beoordelen of de IRO dat wordt aangevraagd daadwerkelijk kan leiden tot duurzame reïntegratie met een efficiënte inzet van publieke middelen.

Artikel 4.6 van de Regeling SUWI regelt dat het UWV eisen kan stellen aan reïntegratiebedrijven en arbodiensten, alvorens met hen een IRO wordt gesloten. Beoogd is dat het UWV dezelfde kwaliteitseisen hanteert voor een IRO als voor een overeenkomst die is gesloten op basis van de aanbestedingsprocedure. In het kader van de vast te stellen uitsluitingsgronden zou het UWV eisen kunnen stellen ten aanzien van de prijs-prestatieverhouding. Gedacht zou kunnen worden aan de eis dat de reïntegratiewerkzaamheden die met de IRO worden ingekocht niet navenant veel duurder mogen zijn dan soortgelijke werkzaamheden die via een regulier reïntegratietraject worden ingekocht.

Indien een reïntegratiebedrijf of arbodienst niet voldoet aan de, op grond van dit artikel, gestelde voorwaarden is dat, op grond van artikel 4.4 van het Besluit SUWI, voor het UWV reden om de aanvraag om een IRO te weigeren.

Artikel 4.7 van de Regeling SUWI bepaalt dat een aanvraag om een IRO vergezeld dient te gaan van een trajectplan en stelt eisen met betrekking tot de inhoud van dat trajectplan. Een professionele aanpak van reïntegratie uit zich ook in het trajectplan. Een reïntegratiebedrijf of arbodienst dient desgewenst een trajectplan te kunnen overhandigen waarin de aard van de werkzaamheden, het verwachtte resultaat almede het verwachtte tijdpad duidelijk worden. Aan de hand hiervan kan het UWV de haalbaarheid van de voorstellen beoordelen, mede in het licht van de ervaringen die het UWV heeft met de reguliere trajecten. Voorts dient het opstellen van een trajectplan en het indienen van een aanvraag om een IRO er niet toe te leiden dat het starten van de reïntegratiewerkzaamheden vertraagt of niet aanvangt. Daarom kan het UWV, op grond van artikel 4.7, tweede lid, aangeven binnen welk tijdsbestek een aanvraag om een IRO, met een trajectplan, in moet dienen.

Artikel 4.8 van de Regeling SUWI bepaalt dat het UWV voorwaarden kan bepalen met betrekking tot de inhoud van een IRO. Het gaat hierbij allereerst om de maximale duur van het reïntegratietraject en het maximale bedrag voor de te sluiten IRO. Het UWV dient de hoogte van de kosten van een IRO-traject te vergelijken met de gemiddelde trajectkosten die tot stand komen met de aanbestedingsprocedure. Daarbij kan het UWV differentiëren naar verschillende doelgroepen van cliënten voor wat betreft de gemiddelde trajectprijs en de mate van resultaatfinanciering zoals die ook plaatsvindt in de aanbestedingsprocedure. Voor de IRO geldt eenzelfde wijze van financiering van geleverde prestaties. Het reïntegratiebedrijf of de arbodienst ontvangt van het UWV een deel van de overeengekomen trajectprijs na het behalen van het resultaat, te weten duurzame werkhervatting door de cliënt. Niet de cliënt, maar het reïntegratiebedrijf of de arbodienst loopt het financiële risico van het slagen van het reïntegratietraject.

Het UWV mag voor duurzame werkhervatting verschillende definities hanteren voor arbeidsgehandicapten en werknemers (hiermee wordt, gelet op artikel 4.2, eerste lid, van het Besluit SUWI, uiteraard alleen bedoeld de werknemer, bedoeld in artikel 72 van de WW). Hiermee dient het UWV aan te sluiten bij de definities zoals die ook gehanteerd worden in de reguliere aanbestedingsprocedure. In de reguliere aanbestedingsprocedure brengt het UWV differentiatie aan tussen de definities voor duurzame werkhervatting van arbeidsgehandicapten en WW-gerechtigden. In beide definities gaat het om werkhervatting gedurende een door het UWV te bepalen periode. Het gaat echter niet alleen om werkhervatting, maar hieraan zijn condities verbonden die verschillen voor arbeidsgehandicapten en voor WW-gerechtigden. Het UWV dient de uitwerking van deze definities op te nemen in het programma van eisen, zodat voor cliënten enerzijds en reïntegratiebedrijven en arbodiensten anderzijds duidelijkheid bestaat over de invulling van het begrip duurzame werkhervatting. Deze differentiatie leidt er toe dat het resultaat van een regulier traject en het resultaat van een vergelijkbaar IRO traject aan dezelfde voorwaarden voldoet.

Het totaal aantal reïntegratietrajecten neemt niet toe. In plaats daarvan zal een deel van de met de aanbestedingsprocedure ingekochte trajecten worden vervangen door trajecten op basis van een IRO. De prijs/prestatie verhouding van alle IRO-trajecten moet op eenzelfde niveau liggen als de prijs/prestatie verhouding van alle trajecten ingekocht met de aanbestedingsprocedure. Hier zal met de in het Besluit SUWI vastgelegde evaluatie IRO aandacht aan worden besteed. Wel kan sprake zijn van een toename van de uitvoeringskosten voor het UWV, omdat met meer reïntegratiebedrijven en arbodiensten contracten moeten worden gesloten en onderhouden.

Op grond van artikel III treedt deze regeling in werking op het moment dat het Besluit tot wijziging van het Besluit SUWI houdende regels omtrent de individuele reïntegratie-overeenkomst in werking treedt.

Artikelgewijs

Artikel I, onderdeel A

Omdat de tweedespoorssubsidie is vervallen kan ook artikel 4.6 vervallen.

Artikel I, onderdeel B

Artikel 4.6

Het reïntegreren van uitkeringsgerechtigden groeit uit tot een professioneel vakgebied. Het is de taak van het UWV om ervoor te waken dat de uitkeringsgerechtigde die zelf een reïntegratiebedrijf of arbodienst kiest, kan rekenen op een traject van hetzelfde professionele niveau als uitkeringsgerechtigden die reguliere trajecten volgen. Daartoe kan het UWV kwaliteitseisen stellen. Deze eisen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op een gezonde bedrijfsvoering, opleidingsniveau van het personeel of de ervaringen van het reïntegratiebedrijf of de arbodienst met de doelgroep waartoe de uitkeringsgerechtigde behoord.

Artikel 4.8, eerste lid

Onderdelen a en b

In deze onderdelen komt de hiervoor reeds aangegeven resultaatsfinanciering van het IRO tot uitdrukking. De vergoeding van de kosten van de werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf of de arbodienst is voor een door het UWV vastgesteld deel afhankelijk van plaatsing van de betrokkene, zoals omschreven in het algemeen deel van de toelichting.

Onderdeel d

Het UWV is op grond van artikel 4.8, eerste lid, onderdeel d, verplicht in de overeenkomst met het reïntegratiebedrijf of de arbodienst een bepaling op te nemen omtrent tussentijdse opzegging van de overeenkomst. Beide partijen hebben de mogelijkheid de overeenkomst tussentijds op te zeggen wegens gewichtige redenen. Als gewichtige reden kan bijvoorbeeld worden beschouwd de situatie waarin de arbeidsgehandicapte of de werknemer onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de tussen het UWV en het reïntegratiebedrijf of de arbodienst gesloten IRO. Overigens wordt opgemerkt dat uit artikel 4.1, eerste lid, onderdeel h, van het Besluit SUWI, tevens voortvloeit dat het reïntegratiebedrijf het UWV op de hoogte dient te stellen van het onvoldoende medewerken van de betrokkene.

Artikel II

De Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 december 2003, nr. SV/A&L/03/77523 tot wijziging van de Regeling SUWI houdende regels omtrent de individuele reïntegratie-overeenkomst is gepubliceerd in Stcrt. 2003, 248, maar zou pas in werking treden als het Besluit tot wijziging van het Besluit SUWI houdende regels omtrent de individuele reïntegratieovereenkomst in werking treedt. Deze regeling is ‘voorgepubliceerd’ om de regeling kenbaar te maken aan potentiële aanvragers van een IRO. Naar aanleiding van opmerkingen van de Tweede Kamer en redactionele kanttekeningen van de Raad van State bij genoemd besluit tot wijziging van het Besluit SUWI, is de voorgepubliceerde regeling aangepast. Om de kenbaarheid van de regeling te vergroten is ervoor gekozen om de nieuwe regeling in zijn geheel te publiceren en de voorgepubliceerde regeling in te trekken in plaats van de voorgepubliceerde regeling te wijzigen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

  • 1

    Stcrt. 2002, 2; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 15 december 2003 (Stcrt. 249).

  • 2

    Stcrt. 2003, 248.

Naar boven