Wijziging Examenreglement hoofdbrandmeester 1993 en Regeling benoemingseisen examencommissieleden

30 juni 2004

Nr. EB2003/87114

DGOOV/R&B/BJZ

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 15 van de Brandweerwet 1985;

Besluit:

Artikel I

Het Examenreglement hoofdbrandmeester 1993 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, onderdelen c en d, komen te luiden:

c. proactie en risicoanalyse (keuze-module);

d. basisveiligheidsmanagement (keuze-module);.

B

Artikel 6 komt te luiden:

1. Het module-examen proactie en risicoanalyse bestaat uit een projectopdracht.

2. De projectopdracht bestaat uit het uitvoeren van opdrachten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in deel C van de bijlage behorende bij deze ministeriële regeling.

3. Het cijfer voor het module-examen proactie en risicoanalyse is gelijk aan het cijfer behaald voor de projectopdracht, waarbij een half punt of meer naar boven en minder dan een half punt naar beneden wordt afgerond.

C

In artikel 7, eerste en derde lid, wordt ‘proactie/preventie/preparatie II’ steeds vervangen door: basisveiligheidsmanagement.

D

Deel C van de bijlage behorende bij het Examenreglement hoofdbrandmeester 1993 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Deel C, examenprogramma module proactie en risicoanalyse.

OPLEIDINGSNIVEAU: hoofdbrandmeester

MODULE: proactie en risicoanalyse

2. Het onderdeel ‘Toepassen gelijkwaardigheidsbeginsel’ wordt vervangen door het onderdeel:

Omgaan met risico’s en maatschappelijke beslissingen

9. Inzicht hebben in de regelgeving en praktijk van ruimtelijke ordening in Nederland. i 3

E

Deel D van de bijlage behorende bij het Examenreglement hoofdbrandmeester 1993 komt te luiden:

Deel D, examenprogramma module basisveiligheidsmanagement.

OPLEIDINGSNIVEAU: hoofdbrandmeester

MODULE: basisveiligheidsmanagement.

Nr. leer-

doel

Inhoud

1.

Inzicht hebben in de aard, mate en soort complexiteit die speelt bij grote

projecten.

2.

Met behulp van geëigende instrumenten complexiteit inzichtelijk kunnen maken bij grote projecten.

3.

Op basis van geëigende strategieën kunnen omgaan met complexiteit bij grote projecten.

4.

Beheersen van de grondbeginselen van effectief projectmanagement.

5.

Kennis hebben van de inrichting en het functioneren van het (decentrale) openbaar bestuur.

6.

Inzicht hebben in de beleidscyclus en beleidsinstrumentering in het

algemeen.

7.

Inzicht hebben in beleidsinstrumentering van het integrale veiligheidsbeleid in het bijzonder.

8.

Inzicht hebben in de specifieke besluitvorming binnen het fysieke veiligheidsbeleid.

9.

Inzicht hebben in de samenhang tussen sociale veiligheid en fysieke veiligheid.

10.

Inzicht hebben in het staats- en bestuursrecht en het bestuursprocesrecht.

11.

Kennis hebben van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en daarmee samenhangende rechtsgebieden.

12.

Kennis hebben van wetgeving inzake crisisbeheersing en rampenbestrijding.

13.

Inzicht hebben in de wet- en regelgeving op het gebied van fysieke veiligheid.

14.

In staat zijn juridische aspecten van veiligheid te onderkennen en te kunnen plaatsen in het relevante rechtsgebied.

15.

Kennis hebben van de voornaamste juridische vragen die spelen op het gebied van veiligheid.

16.

Inzicht hebben in de methoden van kwantitatieve risicoanalyse.

17.

Inzicht hebben in methoden van deterministische analyse.

18.

Beheersen van technieken voor het analyseren (voorspellen) en oplossen van veiligheidsproblemen via ontwerp en management (herkennen en bestrijden).

19.

In staat zijn rapportages van incidentanalyses te bestuderen en daar lering uit te trekken voor toekomstige projecten en de eigen organisatie.

20.

Kennis hebben van de structuur, totstandkoming en partners rondom de wet- en regelgeving inzake brandpreventie.

21.

Inzicht hebben in de wijze waarop de uitvoering van de brandpreventieve taken georganiseerd kan worden.

22.

Inzicht hebben in de beleidsvrijheden die de regelgeving biedt en op welke wijze daar invulling aan gegeven kan worden.

23.

Kennis hebben van de actuele stand van zaken rondom de brandveiligheid in Nederland.

Artikel II

De Regeling benoemingseisen examencommissieleden wordt als volgt gewijzigd:

Er wordt een nieuwe paragraaf 9d ingevoegd, luidende:

Artikel 20j

De voorzitter van de commissie voor de beoordeling van de eindopdracht, bedoeld in artikel 26 van het Examenreglement veiligheidsmanager 2004:

a. 1°. is werkzaam als universitair hoofddocent of is gepromoveerd op een academisch proefschrift; en

2°. heeft tenminste drie jaar ervaring in het geven van instructie op het terrein van een of meer modulen, bedoeld in artikel 2 onderdelen g tot en met u van het Examenreglement veiligheidsmanager 2004, die voor de te beoordelen eindopdracht relevant zijn, of

b. 1°. is aangesteld in tenminste de rang van adjunct-hoofdcommandeur, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit brandweerpersoneel, of, waar het een persoon aangesteld bij een bedrijfsbrandweer betreft, in een daaraan gelijkwaardige rang; en

2°. heeft een universitaire studie met goed gevolg afgerond.

Artikel 20k

De leden van de commissie voor de beoordeling van de eindopdracht, bedoeld in artikel 26 van het Examenreglement veiligheidsmanager 2004:

a. hebben een universitaire studie met goed gevolg afgerond, en

b. hebben tenminste drie jaar ervaring in het geven van instructie op het terrein van een of meer van de modulen, bedoeld in artikel 2, onderdelen g tot en met u, van het Examenreglement veiligheidsmanager 2004, die voor de te beoordelen eindopdracht relevant zijn.

Artikel III

De eisen gesteld in artikel 20j, sub a, onder 2°, en artikel 20k, sub b, gelden niet gedurende drie jaar na inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes.

Toelichting

Algemeen

In de afgelopen jaren heb ik diverse ministeriële regelingen met betrekking tot de brandweerexamens vastgesteld op grond van artikel 15 van de Brandweerwet 1985. Het betreft het Algemeen brandweerexamenreglement 1994, de examenreglementen voor de basisopleidingen op de niveaus brandwacht tot en met commandeur, de aanvullende opleidingen zoals omschreven in het Besluit rijksexamen brandweeropleidingen, de Regeling benoemingseisen examencommissieleden en de Gelijkstellingsregeling brandweeropleidingen. Deze regelingen worden periodiek op grond van ervaringen, nieuwe inzichten en ontwikkelingen waar nodig aangepast. Ook tegenwoordig is een aantal aanpassingen noodzakelijk. Deze ministeriële regeling strekt daartoe.

Deze ministeriële regeling is tot stand gekomen in samenspraak met het Nederlands bureau brandweerexamens (Nbbe) en vertegenwoordigers uit het brandweerveld.

Artikelsgewijs

Artikel I

A en C

In het project Versterking Proactie Preventie (PVPP) van het ministerie van BZK, dat begin 2002 werd afgerond, zijn competentieprofielen opgesteld voor de opleiding Veiligheidsmanager. Deze competenties geven aanleiding om de opleidingen op het gebied van proactie en preventie op het niveau hoofdbrandmeester ter herzien. De wijziging van de namen van de bedoelde modulen, proactie/preventie/preparatie I en II (PPPI en PPPII), sluit hierbij aan.

B

Het module-examen proactie en risicoanalyse bestaat uit een projectopdracht. Dit is de juiste wijze om de les- en leerstof van de module te examineren.

D

De reden tot wijziging van leerdoel 9 en van de module proactie en risicoanalyse is dat het oude leerdoel veel overlap heeft met de module preventie op het niveau van adjunct-hoofdbrandmeester (ahbm). Dit wordt gedekt door de leerdoelen bij de nieuw ontwikkelde module basisveiligheidsmanagement. Het huidige leerdoel sluit beter aan bij de inhoud van de module.

E

In het nieuwe deel D van de bijlage bij het Examenreglement hoofdbrandmeester 1993 worden de leerdoelen overgenomen die horen bij de modulen zoals genoemd in artikel 2 aanhef, onder b t/m f van het Examenreglement veiligheidsmanager 2004.

De doelgroep van de opleiding basisveiligheidsmanagement is in hoge mate gelijk aan de doelgroep van de opleiding veiligheidsmanager. Het gaat om professionals op tenminste HBO-niveau, werkzaam bij de (regionale) brandweer en aanverwante organisaties, op het vakgebied van proactie en externe veiligheid, met een sterk beleidsmatig karakter. Omdat het niet wenselijk is geacht om twee, qua leerdoelen, afwijkende examenreglementen te hanteren voor modulen die inhoudelijk zo sterk verwant zijn, is ervoor gekozen om de module basisveiligheidsmanagement overeen te laten stemmen met de tweede fase van de opleiding veiligheidsmanager.

Artikel II en III

In de Regeling benoemingseisen examencommissieleden is neergelegd aan welke eisen de voorzitter en de leden van de examencommissie veiligheidsmanager moeten voldoen. De inhoud van de bepalingen in artikel II, artikel 20j, onder a, onderdeel twee en artikel 20k, onder b bepaalt dat de commissieleden voor het examen veiligheidsmanager tenminste drie jaar ervaring moeten hebben met het geven van instructies op het terrein van een of meer modulen, bedoeld in artikel 2 onderdelen g tot en met u van het Examenreglement veiligheidsmanager 2004. Aangezien die ervaring thans nog niet opgedaan kan zijn, geldt deze eis niet gedurende de eerste drie jaren na inwerkingtreding van deze regeling.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Naar boven