Bijdrageregeling CIP en ISC

30 juni 2004

Nr. EVIP2004/65522

DGOOV/directie VIP/IB

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Gelet op:

– het Convenant politie 1999;

– de Instellingsregeling Regieraad ICT Politie;

– het ICT-Bestek Politie 2001–2005;

– de statuten van de cooperatie Concern Informatiemanagement Politie en de ICT-Service Coöperatie Politie, Justitie en Veiligheid;

– het Burgerlijk Wetboek, boek 2, titel 9;

– artikel 7 van de Wet overige BiZa subsidies;

Gehoord de Regieraad ICT Politie;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. het ministerie: het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

c. de regieraad: de Regieraad ICT Politie, zoals bedoeld in de Instellingsregeling Regieraad ICT Politie (Stcrt. 1999, 234);

d. de voorzitter: de voorzitter van de Regieraad

e. de coöperaties: de coöperatie Concern Informatiemanagement Politie (CIP) en de ICT-Service Coöperatie Politie, Justitie en Veiligheid (ISC);

f. de korpsen: de politieregio’s en het Korps landelijke politiediensten, zoals bedoeld in artikel 21 respectievelijk artikel 38 van de Politiewet 1993;

g. kaderbrief: brief waarin de minister het financiële kader voor de jaarlijkse bijdrage aan de coöperaties bekend maakt en tevens, in aanvulling op het ICT-bestek Politie 2001–2005, de actuele prioriteiten aangeeft, waarmee de coöperaties bij de voorbereiding van hun jaarplan en begroting geacht worden rekening te houden.

Artikel 2

1. Jaarlijks stelt de minister aan de coöperaties een financiële bijdrage beschikbaar voor de uitvoering van het ICT-bestek Politie 2001–2005 voor de vernieuwing van de informatiehuishouding van de Nederlandse Politie.

2. Voor 1 februari voorafgaand aan het desbetreffende kalenderjaar zendt de minister de kaderbrief door tussenkomst van de voorzitter aan de coöperaties.

3. Voor 15 november verstrekken de coöperaties de minister door tussenkomst van de voorzitter hun jaarplan en begroting voor het eerstvolgende kalenderjaar en de meerjarenraming voor de drie daaropvolgende jaren.

4. De in het vorige lid genoemde stukken worden overeenkomstig de statuten van de coöperaties vastgesteld.

5. Op basis van de in het derde lid genoemde stukken stelt de minister de financiële bijdrage in de vorm van een lump sum voorlopig vast en doet hij hier voor de aanvang van het desbetreffende begrotingsjaar mededeling aan de coöperaties door tussenkomst van de voorzitter.

6. De bijdrage wordt in 4 gelijke termijnen aan de coöperaties betaalbaar gesteld, respectievelijk 15 januari, 15 april, 15 juli, 15 oktober.

Artikel 3

1. Gedurende het jaar informeren de coöperaties de minister door tussenkomst van de voorzitter driemaandelijks door middel van een kwartaalrapportage over de realisatie van de doelstellingen en de uitputting van de begroting.

2. Tussentijdse wijzigingen van de begroting die leiden tot een hogere bijdrage van het ministerie worden ter instemming aan de minister gezonden, door tussenkomst van de voorzitter.

3. De in het eerste en tweede lid bedoelde stukken worden overeenkomstig de statuten van de coöperaties vastgesteld.

Artikel 4

1. De coöperaties verstrekken de minister jaarlijks ten behoeve van de departementale verantwoording voor 1 mei hun voorlopige jaarverslag en jaarrekening over het voorafgaande jaar. Deze stukken zijn voorzien van een verklaring en een verslag van bevindingen van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en worden door tussenkomst van de voorzitter aan de minister aangeboden.

2. De coöperaties verstrekken hun definitieve jaarverslag en jaarrekening voor 1 juli aan de minister door tussenkomst van de voorzitter. Deze stukken worden overeenkomstig de statuten van de coöperaties vastgesteld.

3. Binnen drie maanden na ontvangst van de in het tweede lid genoemde stukken stelt de minister de jaarlijkse bijdrage definitief vast en doet hij hiervan mededeling aan de coöperaties door tussenkomst van de voorzitter.

4. De minister kan besluiten tot gehele of gedeeltelijke terugvordering van de bijdrage indien na beoordeling van de stukken bedoeld in het tweede lid, blijkt dat de bijdrage in het betrokken begrotingsjaar niet tot besteding is gekomen volgens de bepalingen in deze regeling, de in bijlage 1 van deze regeling vermelde wet- en regelgeving en de voorwaarden zoals vermeld in de kaderbrief en tussentijds vastgestelde begrotingswijzigingen.

Artikel 5

1. De minister kan in een controleprotocol nadere regels stellen aan de reikwijdte van de accountantscontrole en de inhoud van de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

2. Aan ambtenaren van het ministerie wordt door tussenkomst van de voorzitter alle informatie verstrekt die zij noodzakelijk achten. De voorzitter draagt er zorg voor dat de accountant bedoeld in artikel 4, eerste lid, meewerkt aan door of namens de departementale auditdienst van het ministerie in te stellen onderzoek naar de door de accountant verrichte werkzaamheden.

Artikel 6

1. Voor zover het Burgerlijk Wetboek, boek 2, titel 9, de statuten van de coöperaties en deze regeling dat toelaten, is de voor de korpsen geldende wet- en regelgeving zoals vermeld in bijlage 1 bij dit besluit van overeenkomstige toepassing op het financiële beheer en de financiële verslaglegging van de coöperaties.

2. De staat van baten en lasten van de coöperaties wordt indien van toepassing ingedeeld naar de activiteiten projecten, beheer en onderhoud, concernkosten, regieraad en veranderorganisatie.

3. De begroting biedt op hoofdlijnen inzicht in het gehanteerde cost management systeem, met behulp waarvan indien van toepassing bepaalde kosten worden toegerekend aan de activiteiten projecten en beheer en onderhoud.

4. In de kwartaalrapportages wordt bij de onderscheiden activiteiten ingegaan op de technische en financiële realisatie daarvan.

5. In een bijlage bij de begroting en de jaarrekening wordt een specificatie opgenomen van de rekening courant verhouding met de korpsen. Daarin wordt per korps het saldo van de uitstaande vorderingen en schulden, de doorbelaste bijdragen en de betalingen en ontvangsten opgenomen.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als:

Bijdrageregeling CIP en ISC

Deze regeling zal met bijlage en toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 30 juni 2004.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes.

Toelichting

Algemeen

In het Convenant politie 1999 hebben de minister van BZK en de korpsbeheerders van de regionale politiekorpsen afspraken gemaakt over het inlopen van de structurele achterstand op het gebied van ICT bij de politie1 . Een van de afspraken betrof het instellen van een gezamenlijk platform ICT voor het formuleren van het gezamenlijke ICT-beleid van de politiekorpsen en de departementen. Eind 1999 heeft dat geleid tot de oprichting van de Regieraad ICT Politie, bestaande uit vertegenwoordigers van het Korpsbeheerdersberaad, de Raad van Hoofdcommissarissen, het Hoofdofficierenberaad en de Ministers BZK en Justitie, onder leiding van een onafhankelijke voorzitter 2 .

De regieraad heeft in de eerste helft van 2000 zijn Masterplan3 opgesteld, overeenkomstig de opdracht in artikel 3 van de Instellingsregeling. Dit plan is vervolgens nader uitgewerkt in het Bestek 2001–20054 , waarin wordt aangegeven hoe binnen een periode van 5 jaar de vernieuwing van de informatiehuishouding bij de Nederlandse politie gestalte zal krijgen.

Het Bestek gaat uit van het concept van ‘vraagsturing’, waarbij de korpsen de vragende partij zijn, verenigd in het Concern Informatiemanagement Politie (CIP). De CIP is de vraagorganisatie ‘van en voor de politie’, formuleert de behoefte aan ICT-ondersteuning voor de bedrijfsprocessen bij de politie en ontwikkelt, implementeert en onderhoudt deze. De ICT-serviceorganisatie (ISC) is de aanbodorganisatie en realiseert de technische ICT-ondersteuning. Dit besturingsconcept is voorlopig bij wijze van overgangsfase privaatrechtelijk georganiseerd in twee coöperaties CIP en ISC5 . Per 2005 gaan deze coöperaties op in een publiekrechtelijke samenwerkingsvorm. Een wijziging van de Politiewet 19936 is in voorbereiding en zal naar verwachting met ingang van 2005 van kracht worden.

De uitvoering van de Bestekoperatie door de CIP en ISC wordt bekostigd door het ministerie van BZK en de politiekorpsen. In deze bijdrageregeling wordt de bijdrage van het ministerie van BZK via de regieraad aan de beide coöperaties geregeld. Daarmee wordt invulling gegeven aan de ministeriële verantwoordelijkheid voor het toezicht op een doelmatige en rechtmatige besteding van deze middelen, waarover de minister verantwoording verschuldigd is aan het parlement.

De bestaande toezichtsmodaliteiten die als gevolg van het groeiproces bij de vormgeving van de samenwerking, verspreid zijn opgenomen in diverse regelingen, zoals de instellingsregeling Regieraad ICT politie en de statuten van de coöperaties, worden in deze bijdrageregeling gebundeld en waar nodig verder uitgewerkt. Voor zover mogelijk is daarbij aansluiting gezocht bij de wet- en regelgeving die voor de regionale politiekorpsen geldt, waaronder het Besluit financiën regionale politiekorpsen en het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen. In de toekomstige regelgeving voor de publiekrechtelijke organisatie zullen die besluiten van overeenkomstige toepassing worden verklaard. Door nu al in de overgangsfase zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij voor de politiekorpsen geldende regelgeving wordt een soepele overgang te zijner tijd naar de publiekrechtelijke organisatie bevorderd.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De financiële bijdrage in het eerste lid heeft het karakter van een lump sum bijdrage. Onder aansturing van de regieraad wordt de bijdrage over de begrotingen van de CIP en ISC verdeeld in het kader van het ICT-bestek Politie.

Jaarlijks geeft de minister het financiële kader aan voor de bijdrage in het volgende jaar. Tevens geeft hij daarbij de politiek/bestuurlijke prioriteiten op het terrein van veiligheid aan die gevolgen hebben voor het ICT-beleid voor de politie, zodat de coöperaties daar bij de voorbereiding van hun begroting en jaarplan op kunnen anticiperen. Deze kaderbrief is vergelijkbaar met de ‘juni-circulaire’ die jaarlijks aan de politieregio’s wordt verstuurd op basis van het Besluit financiën regionale politiekorpsen. De minister informeert de coöperaties vroegtijdig in het jaar, zodat zij op hun beurt de korpsen tijdig kunnen informeren over de financiële kaders voor hun bijdrage aan de begroting van de coöperaties.

Artikel 4

De termijnen voor de indiening van het in artikel 2 genoemde jaarplan met begroting en het jaarverslag met jaarrekening, genoemd in artikel 4, zijn afgeleid van de door de Tweede Kamer goedgekeurde statuten van de coöperaties en de daarop gebaseerde bestuurs- en directiereglementen. Voor 1 mei verstrekken de coöperaties hun voorlopige jaarverslag en jaarrekening, zodat de minister desgewenst de Tweede Kamer bij de behandeling van de departementale verantwoording op de derde woensdag in mei over de resultaten van de coöperaties kan informeren. Voor 1 juli verstrekken de coöperaties vervolgens hun definitieve jaarverslag en jaarrekening. Deze stukken vormen de basis voor de vaststelling van de definitieve bijdrage.

Artikel 6

Door zoveel mogelijk aansluiting te zoeken met de voor de politieregio’s geldende wet- en regelgeving wordt beoogd de transparantie en herkenbaarheid van de financiële bedrijfsvoering en verslaglegging van de coöperaties voor de korpsen en het ministerie te bevorderen.

Artikel 7

Deze bijdrageregeling heeft een tijdelijk karakter en zal worden ingetrokken op het moment dat de publiekrechtelijke samenwerkingsvorm voor de ICT politie wettelijk wordt ingevoerd via de wijziging van de Politiewet 1993.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Bijlage 1

• Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen (BCRRP, Stb. 1994, 264); laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 december 2003 (Stb. 560).

• Besluit van 24 juni 1999, houdende wijziging van het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen in verband met het stellen van inrichtingsvoorschriften voor de begroting en de jaarrekening (Stb. 1999, 156).

• Regeling modellen begroting, meerjarenraming en jaarrekening regionale politiekorpsen (Stcrt. 1999, 234).

• Regeling HAP (Stcrt. 2003, 250).

• EG-richtlijn Leveringen (richtlijn 93/36/EEG van 14 juni 1993, z.a. gewijzigd bij richtlijn 97/52/EG).

• EG-richtlijn Diensten (richtlijn 92/50/EEG van 18 juni 1992, z.a. gewijzigd bij richtlijn 97/52/EG).

• Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen (Stb.1993, 212).

• Inzichtelijk maken treasuryfunctie, circulaire van 6 juli 2000, kenmerk EA2000/77244.

•  Voor de regieraad en de coöperaties geldende brieven, waarbij gelden worden toegekend en/of bestedingsvoorwaarden worden gesteld.

• Brief met definitieve vaststelling van de rijksbijdragen over het voorafgaand boekjaar.

• Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, Jaareditie 2003.

Naar boven