Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2004, 133 pagina 16 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2004, 133 pagina 16 | beleidsregel |
Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 juli 2004, Directie Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen, nr. ABG/ESM/2004/44753, houdende wijziging van de Subsidieregeling ESF-3 en ESF-beleidskader 2001, als bedoeld in artikel 4 van de Subsidieregeling ESF-3
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gezien de Beschikkingen van de Europese Commissie van 8 augustus 2000, kenmerk C(2000) 1127 en van 25 mei 2004, kenmerk C(2004) 1962, waarbij aan Nederland voor de periode 2000–2006 gelden uit het Europees Sociaal Fonds zijn toegewezen ter verwezenlijking van maatregelen op het gebied van het arbeidsmarktbeleid en het beroepsonderwijs, binnen de kaders, als vastgelegd in het terzake door de Commissie goedgekeurde Enig Programmeringsdocument;
Gelet op artikel 4, eerste lid, van de Subsidieregeling ESF-3;
Besluit:
De Subsidieregeling ESF-31 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
h. werkzoekende: de persoon die als werkzoekende is geregistreerd bij de Centrale organisatie werk en inkomen, danwel anderszins een dienstbetrekking tracht te verwerven;
i. werkende: de persoon die arbeid verricht als werknemer, dan wel als zelfstandige zonder personeel.
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Voor subsidie komen in aanmerking projecten met betrekking tot:
a. activerend arbeidsmarktbeleid voor werkzoekenden en arbeidsgehandicapten;
b. inzetbaarheid beroepsbevolking onderscheiden naar:
1e. preventie instroom in arbeidsongeschiktheid en verbetering arbeidsomstandigheden, of
2e. vergemakkelijken van de combinatie arbeid en zorg;
c. scholing van werkenden;
d. onderwerpen, subsidiabel onder toepassing van artikel 4, tweede lid, van de ESF-Verordening 1784/99;
e. bestrijding voortijdig schoolverlaten;
f. versterking beroepsbegeleidende leerweg;
g. praktijk onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs.
2. In het tweede lid, onderdeel c, wordt ‘het eerste lid onder d of e,’ vervangen door: het eerste lid, onderdeel b, onder 2e, of onderdelen e tot en met g,.
C
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘waarvan de looptijd niet langer dan 2 jaren mag zijn’ vervangen door: waarvan de duur in ieder geval uiterlijk 31 december 2007 eindigt.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien de aanvrager voor de financiering van het te subsidiëren project middelen van een derde inzet, geschiedt dit op basis van een schriftelijke overeenkomst met, dan wel schriftelijke toezegging van die derde. In de overeenkomst of toezegging wordt de bijdrage die door die derde wordt verschaft vastgelegd, alsmede de voorwaarden waaronder deze ter beschikking wordt gesteld. De aanvrager verstrekt op verzoek van de minister een afschrift van de overeenkomst of toezegging.
D
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. in het kader van een project als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, de loonkosten van een persoon die in het kader van de Wet sociale werkvoorziening een dienstverband met de gemeente dan wel met een reguliere werkgever heeft.
2. Het vierde lid vervalt.
E
Artikel 13, eerste lid, komt te luiden:
1. De begunstigde dient binnen drie maanden na beëindiging van het project, doch uiterlijk 31 maart 2008, een verzoek in om vaststelling van het subsidiebedrag waarop aanspraak bestaat.
F
In artikel 16, eerste volzin, wordt ‘beoordeel’ vervangen door: beoordeeld.
De regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 juni 2001, nr. AM/ESM/01/40870, houdende ESF-beleidskader 2001, als bedoeld in artikel 4 van de Subsidieregeling ESF-32 , wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt de aanduiding ‘1’ voor het eerste lid en wordt ‘tot een nader vast te stellen en in de Staatscourant bekend te maken datum’ vervangen door: tot en met 15 december 2007.
B
Artikel 2 komt te luiden:
1. In het kader van een project als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling ESF-3 komen in ieder geval de navolgende activiteiten voor subsidie in aanmerking:
a. scholing;
b. sollicitatietraining;
c. beroepskeuzevoorlichting;
d. arbeidsbemiddeling;
e. stages;
f. sociale activering, voor zover deze een bijdrage kan leveren aan de toetreding tot de arbeidsmarkt;
g. schuldhulpverlening, niet zijnde het saneren van de schuld zelf;
h. kinderopvang, voor zover noodzakelijk ten behoeve van de reïntegratie tot uiterlijk het tijdstip waarop betrokkene een arbeidsverhouding is aangegaan en een eventuele proeftijd met betrekking tot deze arbeidsverhouding is geëindigd.
2. In het kader van een project als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Subsidieregeling ESF-3 komen in ieder geval de navolgende activiteiten voor subsidie in aanmerking:
a. activiteiten gericht op vermindering van blootstelling aan arbeidsrisico’s;
b. activiteiten gericht op vermindering van verzuim en verminderen van de instroom in de WAO;
c. activiteiten gericht op versterking van de sociale infrastructuur door middel van combinatiefuncties en sluitende dagarrangementen voor kinderen, teneinde de combinatie van arbeid en zorg te vermakkelijken.
3. In het kader van een project als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Subsidieregeling ESF-3 komen in ieder geval de navolgende activiteiten voor subsidie in aanmerking:
a. scholing tot op startkwalificatieniveau (assistentenopleiding of basisopleiding in de zin van artikel 7.2.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs), inclusief het testen van deelnemers, de ontwikkeling van testmethoden en scholingsprogramma’s, waar nog niet voorhanden, alsmede de training van personeelsfunctionarissen in het gebruik van die methoden, waarbij waar mogelijk wordt uitgegaan van de zogenaamde ‘EVC-methode’;
b. verdere scholing:
1e. tot op het niveau vakopleiding of middenkaderopleiding in de zin van artikel 7.2.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, inclusief het testen van deelnemers, de ontwikkeling van testmethoden en scholingsprogramma’s, waar nog niet voorhanden, alsmede de training van personeelsfunctionarissen in het gebruik van die methoden, waarbij waar mogelijk wordt uitgegaan van de zgn. ‘EVC-methode’; of
2e. tot en met de HBO-opleidingen, opgenomen in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
c. bedrijfstakoverstijgende scholing, gericht op mobiliteitsbevordering, waar organisaties uit twee of meer bedrijfstakken als bedoeld in bijlage 2 bij betrokken zijn;
d. cursussen Nederlandse taal;
e. activiteiten die een versterking van het personeelsbeleid binnen arbeidsorganisaties inhouden, zoals het ontwikkelen, vormgeven en uitvoeren van EVC-methoden, het opstellen van bedrijfsopleidingsplannen en van persoonlijke opleidings- of ontwikkelingsplannen, het adviseren met het oog op het verkrijgen van inzicht in de mogelijkheden van de loopbaan van de individuele werknemer, het opstellen van employability portfolio’s of EVC-portfolio’s;
f. outplacement voor met werkloosheid bedreigden.
4. In het kader van een project als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de Subsidieregeling ESF-3 komen voor subsidie in aanmerking kleinschalige experimenten met nieuwe combinaties van arbeid en zorg, alsmede activiteiten gericht op specifieke doelgroepen met een zwakke positie op de arbeidsmarkt.
5. Ten aanzien van de activiteiten, bedoeld in het derde lid, onderdelen a tot en met c, hebben projecten, waarin deze activiteiten plaatsvinden, die gericht zijn op personen zonder een startkwalificatie voorrang op projecten gericht op personen met een startkwalificatie.
C
Na artikel 2 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Met betrekking tot de projecten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met g van de Subsidieregeling ESF-3 worden slechts als aanvrager aangemerkt:
a. door werkgevers en werknemers in het leven geroepen, dan wel beheerde, samenwerkingsverbanden per bedrijfstak of onderneming, als aangewezen in bijlage 2;
b. gemeenten;
c. het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
d. de Minister van Justitie;
e. de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
f. de Centrale Organisatie werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 4, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen met betrekking tot het project ‘Vacatureoffensief’.
2. Met betrekking tot de projecten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d van de Subsidieregeling ESF-3 wordt slechts als aanvrager aangemerkt: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
1. Het beschikbare budget voor projecten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Subsidieregeling ESF-3 wordt op een later tijdstip vastgesteld.
2. In afwijking van het eerste lid bedraagt het beschikbare budget voor projecten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de Subsidieregeling ESF-3 voor de aanvrager, genoemd in artikel 2a, tweede lid, € 32 mln.
D
Bijlage 2 bij ESF-beleidskader 2001 wordt als volgt gewijzigd:
1. De vermelding van de navolgende organisaties komt te vervallen:
Stichting VOC/BETEX onderwijscentrum textiel en confectie;
Stichting Propagandafonds Hout & Meubel p/a Verbeterteam Woonbranche;
Stichting Opleidingsfonds- en Ontwikkelingsfonds voor het Loodgieters-, Fitters- en Centrale Verwarmingsbedrijf;
Stichting Opleidingsfonds Levensmiddelenhandel;
Stichting Opleiding en Arbeidsmarkt in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie;
Stichting Sectorraad Bouwbedrijf;
Stichting Arbeidsmarkt-, Werkgelegenheids- en Opleidingfonds Ziekenhuiswezen;
Stichting Arbeidsmarkt-, Werkgelegenheids- en Opleidingfonds Bejaardenoorden;
Stichting Arbeidsmarkt-, Werkgelegenheids- en Opleidingfonds voor de sector zorg en welzijn.
2. Toegevoegd wordt de vermelding van de navolgende organisaties:
Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Waterbedrijven;
Stichting Opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het Technisch InstallatieBedrijf;
Stichting Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling Reisbranche;
Stichting O&O fonds voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingbedrijven;
Stichting Bedrijfsfonds Apotheken;
Stichting Sociaal Fonds Kunstzinnige Vorming;
Stichting beroepsonderwijs LIFT groep;
Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro;
Stichting Opleiding & Ontwikkeling Flexbranche;
Stichting WoonWerk;
Stichting Sectorfonds Zorg;
Stichting Sectorfonds Welzijn;
Stichting Branchebureau Bloemendetailhandel.
In bijlage 2 bij de Subsidieregeling ESF3: Controleprotocol (art. 13, derde lid) wordt in paragraaf 1.2 voor de zin ‘Voor de accountantsverklaring heeft SZW modellen ontwikkeld.’ ingevoegd: Het gaat bij de accountantscontrole van een ESF-subsidiedeclaratie primair om vast te stellen, in hoeverre de indiener van de declaratie de regeling heeft nageleefd. Dit aspect van de controle dient de accountant zelf op toereikende wijze in zijn werkprogramma op te nemen.
Niet voldoende controleerbare bedragen dienen eveneens uit de declaratie te worden verwijderd.
1. De Subsidieregeling ESF-3 en de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 juni 2001, nr. AM/ESM/01/40870, houdende ESF-beleidskader 2001, als bedoeld in artikel 4 van de Subsidieregeling ESF-3, zoals die luidden onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze regeling, blijven van toepassing op de afwikkeling van subsidieaanvragen die voor die datum zijn ingediend.
2. Tot uiterlijk 31 augustus 2004 kunnen subsidieaanvragen worden ingediend onder gebruikmaking van het formulier, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Subsidieregeling ESF-3, zoals dat formulier luidde onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze regeling.
3. In afwijking van artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling ESF-3 blijven kosten die betrekking hebben op een project dat slechts subsidiabel is in het kader van de beschikking van de Europese Commissie van 25 mei 2004, kenmerk C(2004) 1962 en gemaakt zijn voor 1 januari 2004 als projectkosten buiten beschouwing.
Bijlage 1 bij Subsidieregeling ESF-3: door begunstigde ten behoeve van evaluatie vast te leggen gegevens (art. 11, zesde lid), wordt vervangen door bijlage 1 bij deze regeling.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling zal met de toelichting en bijlage 1 in de Staatscourant worden gepubliceerd.
Op basis van artikel 14, tweede lid, van EU-Raadsverordening 1260/99 kunnen het communautaire bestek en het Enig Programmeringsdocument (EPD) aangepast worden. De grondslag voor de wijzigingen ligt in de midterm review, de evaluatie die halverwege de ESF-looptijd gedaan is. Eind december 2003 heeft de lidstaat Nederland wijzigingsvoorstellen ingediend op het communautaire bestek. Met deze wijzigingsvoorstellen wordt beoogd om de beleidsmatige doelen waarvoor ESF gebruikt kan worden, te verbreden en aldus, naar verwachting, de benutting van het ESF te verhogen. Naar aanleiding van het door de Europese Commissie goedgekeurde wijzigingsvoorstel wordt in deze regeling de ESF-subsidieregeling en het beleidskader aangepast. Hierbij is van de gelegenheid gebruik gemaakt om vereenvoudigingen door te voeren. Tevens is voorzien in een nieuwe Bijlage 1 bij Subsidieregeling ESF-3: door begunstigde ten behoeve van evaluatie vast te leggen gegevens (artikel 11, zesde lid).
Artikel 1 van de Subsidieregeling ESF-3, de definitiebepaling, is aangevuld met 2 nieuwe definities: die van werkzoekenden en werkenden. Onder een werkzoekende wordt verstaan degene die als werkzoekende is geregistreerd bij de Centrale organisatie werk en inkomen, danwel anderszins een dienstbetrekking tracht te verwerven. Een werkende is een persoon die arbeid verricht als werknemer, dan wel als zelfstandige zonder personeel. Dit laatste kan blijken uit de inschrijving als zelfstandige bij de kamer van koophandel. Voor de goede orde zij er in dit verband nog op gewezen dat onder werkende niet alleen diegene begrepen wordt die op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst wordt tewerkgesteld, maar ook de ambtenaar die in openbare dienst werkzaam is.
Artikel I, onderdeel B en artikel II, onderdeel B
Het ESF kan voor méér beleidsdoelen worden ingezet.
Onder de prioriteit activerend arbeidsmarktbeleid voor werkzoekenden en arbeidsgehandicapten (maatregel A, bedoeld in het Enig Programmeringsdocument Europees Sociaal Fonds Doelstelling 3 periode 2000–2006; Den Haag, Brussel 2003, Midterm Review voorstel inclusief de toewijzing van de prestatiereserve) wordt nu samengenomen de reïntegratie van zowel langdurig als kortdurend werklozen, waar deze voorheen onder verschillende prioriteiten vielen. De term werklozen wordt als gevolg hiervan niet langer in de subsidieregeling zelf gehanteerd. Onder de reïntegratie van werkzoekenden en arbeidsgehandicapten wordt ook verstaan de reïntegratie van (ex)gedetineerden. Tevens kan deze prioriteit worden benut voor inactieven, onder de 65 jaar, met of zonder uitkering, die weer opnieuw aan het arbeidsproces moeten gaan deelnemen.
Behalve via directe steun aan personen kan het ESF ter verbetering van de efficiëntie van activiteiten onder maatregel A ook worden ingezet voor verbetering van structuren en stelsels en ondersteunende activiteiten, zoals bewustmaking, voorlichting en publiciteit (vgl. ESF-Verordening 1784, artikel 3, lid 2a–i). Een voorbeeld hiervan zijn activiteiten ter ondersteuning van de nieuwe Wet werk en bijstand, met name met betrekking tot de scholing op het gebied van de arbeidsbemiddeling voor werknemers die op dit terrein werkzaam zijn binnen de gemeente. Naast scholing en voorlichting voor deze medewerkers kan het ook kennisvermeerdering van de WWB aan cliënten betreffen.
Schuldsanering is voorheen niet expliciet in de regeling opgenomen.
Het is echter toegestaan om bij reïntegratietrajecten voor werkzoekenden met (het risico tot) problematische schulden eerst of tegelijkertijd trajectonderdelen uit te voeren om te leren schulden te voorkomen (preventie, adviesgesprek), op te lossen (budgetbeheer, budgetbegeleiding, schuldregeling, psychosociale hulpverlening) en nazorg te bieden. Het aflossen van de schuld is niet subsidiabel.
Onder de prioriteit inzetbaarheid van de beroepsbevolking zijn twee nieuwe doelen ingezet.
Het betreft ten eerste activiteiten die de instroom in ziekte/arbeidsongeschiktheid van werknemers kunnen voorkomen. De kern van de activiteiten van dit doel ligt rond scholing en training in relatie tot arbeidsomstandigheden en verzuimbeleid. Hierbij gaat het zowel om trainingen van werknemers, als bijvoorbeeld van functionarissen die zich specifiek met arbo- en verzuimbeleid bezighouden. De activiteiten dienen gericht te zijn op vermindering van blootstelling aan arbeidsrisico’s; zij leiden daarmee tot vermindering van verzuim en voorkomen dat de omvang van het WAO-bestand groter wordt. Aan het niveau van deze scholing worden geen beperkingen gesteld.
Ten tweede betreft het hier initiatieven ter versterking van de sociale infrastructuur teneinde adequate dienstverlening voor werkende ouders en kinderen te realiseren. Van belang is het wegnemen van belemmeringen die een combinatie van arbeid en zorg bemoeilijken. Het gaat hier om de ontwikkeling van nieuwe combinatiefuncties in de pedagogische infrastructuur, zoals het opstellen van beroepsprofielen en opleidingsprofielen en ontwikkeling van bijbehorende opleidingsprogramma’s, en experimenteren met de uitvoering van deze nieuwe functies. Ook gaat het hier om bijvoorbeeld initiatieven van lokale overheden (gemeenten) om samen met onderwijs- opvang en vrijetijdsvoorzieningen (sport, cultuur) de buitenschoolse en tussenschoolse opvang te stroomlijnen en/of een integraal aanbod te realiseren. Ook tieneropvang kan tot de mogelijkheden behoren, bijvoorbeeld voor de realisatie van sluitende opvang in het eerste schooljaar van het VMBO.
Om duidelijk het onderscheid te maken tussen prioriteit 1 en 2 zoals benoemd in het EPD (Den Haag, Brussel 2003) kan onderstaand schema een leidraad zijn.
Prioriteit 1. Maatregelen A | Prioriteit 2. Maat- regelen B en C |
---|---|
Inactieven Curatief Stimuleren uitstroom uit WWB, WAO, WW Niet-uitkeringsgerechtigd Wiw, I/D | Actieven Preventief Voorkomen instroom in WWB, WAO, WW Met dienstbetrekking WSW |
Bij de reeds bestaande maatregel scholing van werkenden is verbreding gerealiseerd door het niveau van de scholing te verhogen tot en met HBO-niveau. Het gaat hier om opleidingen die zijn opgenomen in het bij de Informatie Beheer Groep in beheer zijnde Centraal register opleidingen hoger onderwijs (CROHO). Tevens wordt een verbreding doorgezet naar het faciliteren van bedrijven en/of sectoren met instrumenten als startpunt voor een personeelsbeleid gericht op het op peil houden c.q. verbeteren van de employability van werkenden, waardoor verlies van werk vanwege competentieveroudering kan worden voorkomen.
Verbreding is ook gezocht om via de ‘global grant’ (artikel 4, tweede lid, van de ESF-Verordening 1784/99) het aantal doelen uit te breiden naar:
1: ondersteuning voor activiteiten die de maatschappelijke participatie van allochtone vrouwen bevorderen. Het gaat dan om activiteiten die bijvoorbeeld de regierol van gemeenten op dit terrein versterkt.
2: ondersteuning voor activiteiten die de jeugdwerkloosheid tegen willen gaan, door jongeren naar werk of terug naar school te geleiden.
3: ondersteuning voor activiteiten om ouderen in dienst te houden, waaronder begrepen het ontwikkelen van instrumenten voor leeftijdsgericht Human resources beleid binnen bedrijven en branches. Aan de arbeidsparticipatie van ouderen kan aandacht worden besteed door het stimuleren van langer doorwerken van oudere werknemers in de leeftijdscategorie 55-64 jaar, in samenhang met leeftijdsgericht human resources beleid. Om de verhoging van de arbeidsparticipatie in leeftijdscategorie 55-64 jaar te bereiken kan de focus ook liggen in leeftijdsgroepen daaronder teneinde via preventief (HRM) beleid voortijdige uitstroom te voorkomen.
Onder de maatregel G praktijkonderwijs is een verbreding ingezet ten gunste van scholen van het voortgezet speciaal onderwijs. Deze scholen kunnen gehandicapte leerlingen de helpende hand bieden met betrekking tot een eventuele overstap naar de arbeidsmarkt door het ontwikkelen en aanbieden van een voor hen adequate arbeidsvoorbereiding en -training en bemiddeling naar de arbeidsmarkt (o.a. door de inzet van praktijkgerichte stages). Hierdoor wordt zo veel mogelijk voorkomen dat deze leerlingen na het verlaten van de school in een uitzichtloze werkloosheids- en uitkeringssituatie terechtkomen. Waar mogelijk en nodig zal aangesloten worden bij de reeds bestaande ESF-projecten voor het praktijkonderwijs.
Artikel I, onderdelen C en E en artikel II, onderdeel A
Met de wijziging van artikel 5 van de regeling wordt ten eerste de maximale projectlooptijd van twee jaren, losgelaten. Hiermee wordt meer flexibiliteit beoogd, mede in het licht van de naderende einddatum van het ESF-programma. De looptijd van een project kan derhalve variabel zijn, maar eindigt uiterlijk op 31 december 2007.
Verder is ook een einddatum voor indiening van de aanvraag bepaald. In het ESF-3-beleidskader 2001 wordt thans de einddatum van het in artikel 4, eerste lid, van de Subsidieregeling ESF-3 bedoelde aanvraagtijdvak vastgesteld. Het aanvraagtijdvak eindigt op 15 december 2007. Oorspronkelijk was voorzien dat het ESF-programma zou lopen in de periode 2000–2006. Echter de EC heeft aan de lidstaat laten weten dat het programma mag doorlopen na 2006.
Naast een einddatum voor indiening van de aanvraag en voor de looptijd van projecten is ook bepaald dat projecten hun einddeclaratie uiterlijk 31 maart 2008 ingediend moeten hebben. Uitstelverzoeken die de data van 15 december 2007, respectievelijk 31 maart 2008 overschrijden zullen niet gehonoreerd (kunnen) worden. Dit heeft te maken met de uiterlijke einddatum waarop de lidstaat de eindafrekening voor het hele ESF3-programma bij de Europese Commissie ingediend moet hebben.
Tenslotte wordt met de wijziging van het derde lid van artikel 5 beoogd om meer flexibiliteit in te bouwen voor de thans geldende regel dat de zekerstelling van de co-financiering door middel van schriftelijke verklaringen reeds in afschrift bij de project-subsidie-aanvraag dient te worden gevoegd. Dit kan vertragend werken in geval het één aanvraag betreft waar tientallen verklaringen mee gemoeid zijn. Om dit te voorkomen is voorzien in het ‘desgevraagd’verstrekken van de onderhavige verklaringen.
In deze onderdelen worden onder meer enkele technische correcties aangebracht. Het betreft hier het doen vervallen van een uitgewerkte bepaling (artikel I, onderdeel D, onder 2) en het corrigeren van een tikfout (artikel I, onderdeel F). Met de in artikel I, onderdeel D, onder 1, vervatte wijziging van artikel 9, tweede lid, wordt buiten twijfel gesteld dat de scholing van Wsw-geïndiceerden mogelijk is. Indien er sprake is van plaatsing in het sw-bedrijf of detachering zal normaliter de gemeente de ESF-subsidie aanvragen. In het geval een sw-geïndiceerde in dienst is bij een reguliere werkgever (begeleid werken) zal in de meeste gevallen deze reguliere werkgever (via het O&O-fonds) de ESF-subsidie aanvragen. Volledigheidshalve zij er in dit verband op gewezen dat alleen de kosten voor scholing subsidiabel zijn en niet de loonkosten, aangezien de gemeente, respectievelijk de werkgever hiervoor reeds rijkssubsidie uit het macrobudget Wsw ontvangt.
Artikel II, onderdeel C, voorziet in het invoegen van twee artikelen die betrekking hebben op onderscheidenlijk de aanwijzing van de aanvragers en de hoogte van het beschikbare budget. Bij de aanwijzing van de aanvragers is voorzien in de toevoeging van een nieuwe aanvrager te weten het CWI. Deze toevoeging is op basis van de discretionaire bevoegdheid (artikel 3 Beleidskader ESF) van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het aanvragerschap beperkt zich qua duur en inhoud tot het project ‘Vacatureoffensief’.
De onderhavige wijziging voorziet in een actualisatie van de lijst van bedrijfstakorganisaties die gerechtigd zijn om ESF-subsidie aan te vragen ten behoeve van de scholing van werkenden.
De bij de subsidieregeling ESF-3 behorende Bijlage 2 (het accountantsprotocol) is uitgebreid in die zin dat er twee tekstdelen aan zijn toegevoegd. Dit is gedaan om mogelijke misverstanden met betrekking tot de strekking en de inhoud van de accountantscontrole te voorkomen.
Uitdrukkelijk is bepaald dat de startdatum van een project dat mogelijk wordt als gevolg van de wijziging van het Enig Programmeringsdocument (EPD), niet gelegen mag zijn voor 1 januari 2004. Deze bepaling vloeit voort uit artikel 2 van de beschikking tot wijziging van het EPD van de Europese Commissie - C(2004) 1962.
Tevens is in dit artikel geregeld dat er een overgangsperiode is. Aanvragen die vallen onder het regime van deze regeling kunnen worden ingediend bij het Agentschap SZW vanaf het moment dat deze regeling in werking treedt. Het Agentschap zal na binnenkomst de inhoudelijke beoordeling ter hand nemen. Projecten kunnen nog tot uiterlijk 31 augustus 2004 hun aanvragen indienen met gebruikmaking van de ‘oude’ formulieren van het Agentschap SZW. Met ingang van 1 september 2004 vervallen de oude aanvraagformulieren. Mocht de aanvraag binnen de hierbovengestelde termijn zijn ingediend op oude formulieren, dan wordt het nieuwe formulier alsnog per diskette of electronisch (digitaal) nagezonden op het moment dat deze beschikbaar komt (voorzien medio augustus). Zulke aanvragen, ingediend onder het nieuwe regime, moeten dan aan de hand van het nieuwe formulier alsnog digitaal aan het Agentschap worden nagezonden.
De bijlage waarin wordt vastgelegd welke gegevens dienen te worden geregistreerd door begunstige ten behoeve van evaluatieonderzoek, wordt integraal vervangen. De bijlage is aangepast in lijn met de wijzigingen in het EPD. In de bijlage wordt aangeduid daar waar het gegevens betreft die ook voor de Monitor Scholing en activering (Mosa) bijgehouden dienen te worden. Omdat per 1.1.2005 de Mosa zal worden ‘afgeslankt’, zal deze bijlage in een later stadium nog worden gewijzigd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H.A.L. van Hoof
De door de begunstigde ten behoeve van evaluatie vast te leggen gegevens omvatten in ieder geval met betrekking tot:
a. Activerend arbeidsmarktbeleid voor werkzoekenden en arbeidsgehandicapten:
(bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling ESF-3)
• identificerend kenmerk project
– door de minister toegekend projectnummer;
– verondersteld wordt dat dit kenmerk een zodanige koppeling met de projectadministratie mogelijk maakt, dat gegevens kunnen worden toegevoegd over de aard van het project, de – gemiddelde – kosten per deelnemer, de aanvragende en uitvoerende organisaties en dergelijke;
• identificerend kenmerk deelnemers
– naam, adres, postcode, woonplaats;
• persoongegevens deelnemers
– geboortedatum (conform kenmerk 2 Monitor Scholing en Activering1 );
– geslacht (conform kenmerk 3 Monitor Scholing en Activering);
– al dan niet woonachtig doelstelling 2 gebied (koppeling met postcode);
– fase-indeling [conform kenmerk 6 gegevensset Monitor Scholing en Activering (onbekend; fase 1; fase 2; fase 3; fase 4; fase nog nader te bepalen)];
• ingangsdatum uitkering
– conform kenmerk 13 gegevensset Monitor Scholing en Activering;
• aard van het ingezette (vanuit ESF-gelden bekostigde) trajectinstrument
– conform onderscheidingen kenmerk 20 Monitor Scholing en Activering;
• duur van de toepassing van het trajectinstrument
– startdatum toepassing (conform variabele 21 Monitor Scholing en Activering);
– einddatum toepassing (conform variabele 22 Monitor Scholing en Activering).
b. Inzetbaarheid beroepsbevolking:
(bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Subsidieregeling ESF-3)
1e Preventie instroom in arbeidsongeschiktheid en verbetering arbeidsomstandigheden
• identificerend kenmerk project
– door de minister toegekend projectnummer;
– verondersteld wordt dat dit kenmerk een zodanige koppeling met de projectadministratie mogelijk maakt, dat gegevens kunnen worden toegevoegd over de aard van het project (onderscheiden in a. werkende zonder startkwalificatie, b. opscholing van werknemers, en c. sectoroverschrijdende scholing), de – gemiddelde – kosten per deelnemer, de aanvragende en uitvoerende organisaties en dergelijke;
• identificerend kenmerk deelnemers
– naam, adres, postcode, woonplaats;
• persoongegevens deelnemers
– geboortedatum;
– geslacht;
– al dan niet woonachtig doelstelling 2 gebied (koppeling met postcode);
• bedrijfstak
– 2-cijferige SBI-codering CBS;
• Omvang bedrijf
– al dan niet 250 naar full-time werkweek herleiden werknemers die werkzaam zijn bij de juridische eenheid;
• Opleidingsniveau vóór toepassing maatregel
– conform indeling Wet educatie en beroepsonderwijs;
– conform de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
• Opleidingsniveau na toepassing maatregel
– al dan niet afronding opleiding;
– conform indeling Wet educatie en beroepsonderwijs;
– conform de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
– al dan niet EVC;
• beschrijving van de oorzaken voor risico’s op verzuim/arbeidsrisico’s en welke preventieve maatregelen daarop genomen worden. (Bijvoorbeeld: veel beeldschermwerk onder hoge tijdsdruk kan leiden tot RSI-verschijnselen. Een RSI-consulent is aangesteld en geschoold in het herkennen van belastende arbeidsomstandigheden.)
2e Vergemakkelijken van de combinatie arbeid en zorg
• identificerend kenmerk project
– door de minister toegekend projectnummer;
– verondersteld wordt dat dit kenmerk een zodanige koppeling met de projectadministratie mogelijk maakt, dat gegevens kunnen worden toegevoegd over de aard van het project, de – gemiddelde – kosten per deelnemer, de aanvragende en uitvoerende organisaties en dergelijke;
• identificerend kenmerk deelnemers (indien van toepassing)
– naam, adres, postcode, woonplaats;
• persoongegevens deelnemers (indien van toepassing)
– geboortedatum;
– geslacht;
– al dan niet woonachtig doelstelling 2 gebied (koppeling met postcode);
• combinatiefuncties
– gerealiseerd aantal combinatiefuncties;
– functiebeschrijving;
– duur van de functie;
– indien personeel op combinatiefuncties geschoold wordt, zie dan gegevens conform c. scholing van werkenden;
• Dagarrangementen
– beschrijving van de projecten en de resultaten.
(bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Subsidieregeling ESF-3)
• identificerend kenmerk project
– door de minister toegekend projectnummer;
– verondersteld wordt dat dit kenmerk een zodanige koppeling met de projectadministratie mogelijk maakt, dat gegevens kunnen worden toegevoegd over de aard van het project (onderscheiden in a. werkende zonder startkwalificatie, b. opscholing van werknemers, en c. sectoroverschrijdende scholing), de – gemiddelde – kosten per deelnemer, de aanvragende en uitvoerende organisaties en dergelijke;
• identificerend kenmerk deelnemers
– naam, adres, postcode, woonplaats;
• persoongegevens deelnemers
– geboortedatum;
– geslacht;
– al dan niet woonachtig doelstelling 2 gebied (koppeling met postcode);
• bedrijfstak
– 2-cijferige SBI-codering CBS;
• Omvang bedrijf
– al dan niet 250 naar full-time werkweek herleiden werknemers die werkzaam zijn bij de juridische eenheid;
• opleidingsniveau vóór toepassing maatregel
– conform indeling Wet educatie en beroepsonderwijs;
– conform de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
• opleidingsniveau na toepassing maatregel
– al dan niet afronding opleiding;
– conform indeling Wet educatie en beroepsonderwijs;
– conform de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
– al dan niet EVC;
• omschrijving outplacementtraject (indien van toepassing);
• omschrijving toegepast instrument ter ontwikkeling van loopbaanadvisering, bedrijfsopleidingsplan of persoonlijk opleidingsplan (indien van toepassing).
d. Artikel 4, tweede lid van de ESF-verordening 1784/99:
(bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de Subsidieregeling ESF-3)
• identificerend kenmerk project
– door de minister toegekend projectnummer;
– verondersteld wordt dat dit kenmerk een zodanige koppeling met de projectadministratie mogelijk maakt, dat gegevens kunnen worden toegevoegd over de aard van het project, de – gemiddelde – kosten per deelnemer, de aanvragende en uitvoerende organisaties en dergelijke;
• omschrijving van ( specifieke aard van) projectaanpak en resultaten
Indien van toepassing:
• identificerend kenmerk deelnemers
– naam, adres, postcode, woonplaats;
• persoongegevens deelnemers
– geboortedatum (conform kenmerk 2 Monitor Scholing en Activering);
– geslacht (conform kenmerk 3 Monitor Scholing en Activering;
– al dan niet woonachtig doelstelling 2 gebied (koppeling met postcode);
– fase-indeling [conform kenmerk 6 gegevensset Monitor Scholing en Activering (onbekend; fase 1; fase 2; fase 3; fase 4; fase nog nader te bepalen)];
• ingangsdatum uitkering
– conform kenmerk 13 gegevensset Monitor Scholing en Activering;
• aard van het ingezette (vanuit ESF-gelden bekostigde) trajectinstrument
– conform onderscheidingen kenmerk 20 Monitor Scholing en Activering;
• duur van de toepassing van het trajectinstrument
– startdatum toepassing (conform variabele 21 Monitor Scholing en Activering;
– einddatum toepassing (conform variabele 22 Monitor Scholing en Activering;
e. Bestrijding voortijdig schoolverlaten:
(bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, van de Subsidieregeling ESF-3); of
f. Versterking beroepsbegeleidende leerweg:
(bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel f, van de Subsidieregeling ESF-3); of
g. Praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs:
(bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel g, van de Subsidieregeling ESF-3)
• identificerend kenmerk project
– door de minister toegekend projectnummer;
– verondersteld wordt dat dit kenmerk een zodanige koppeling met de projectadministratie mogelijk maakt, dat gegevens kunnen worden toegevoegd over de aard van het project (onderscheiden in bestrijding van voortijdig schoolverlaten, versterking van beroepsbegeleidende leerweg, praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs) de – gemiddelde – kosten per deelnemer, de aanvragende en uitvoerende organisaties en dergelijke;
• identificerend kenmerk deelnemers
– naam, adres, postcode, woonplaats;
• persoongegevens deelnemers
– geboortedatum;
– geslacht;
– al dan niet woonachtig doelstelling 2 gebied (koppeling met postcode);
• opleidingsniveau vóór en na toepassing van de maatregel
– BBL en VSV: aantal behaalde deelkwalificatie(s), conform Wet educatie beroepsonderwijs;
– praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs: aantal plaatsingen op de arbeidsmarkt.
1
bijlage bij Regeling statistiek WWB, IOAW, IOAZ en WIK (Stcrt. 2003, 203).
Stcrt. 2001, 118: laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 25 november 2003 (Stcrt. 244).
Stcrt. 2001, 118; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 16 oktober 2003 (Stcrt. 204).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2004-133-p16-SC65802.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.