Regeling afnemers en monitoring Elektriciteitswet 1998 en Gaswet

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 4 juli 2004, nr. WJZ 4043743, houdende regels ten aanzien van de positie van de afnemers van elektriciteit en gas en ten aanzien van de monitoring van de leverings- en voorzieningszekerheid (Regeling afnemers en monitoring Elektriciteitswet 1998 en Gaswet)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de richtlijn van 26 juni 2003, nr. 2003/54/EG, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van richtlijn 96/92/EG (PbEG L 176), en de richtlijn van 26 juni 2003 nr. 2003/55/EG, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG, alsmede op de artikelen 4a, 24a, 31b, 95k en 95m, van de Elektriciteitswet 1998 en de artikelen 17a, 52a en 52b, van de Gaswet;

Besluit:

§ 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. kleinverbruiker: een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 43, eerste lid, van de Gaswet;

b. leveringsovereenkomst: een overeenkomst tussen een leverancier en een afnemer tot levering van elektriciteit of gas;

c. transportovereenkomst: een overeenkomst tussen een netbeheerder en een afnemer tot transport van elektriciteit of gas;

d. elektriciteitsrichtlijn: de richtlijn, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van de Elektriciteitswet 1998;

e. gasrichtlijn: de richtlijn, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel q, van de Gaswet;

f. EAN-code: Uniek identificatienummer conform de Europese Artikel Nummering betreffende de aansluiting van een leverancier, netbeheerder of meetbedrijf.

g. wisseling: een op verzoek van een afnemer door de netbeheerder uitgevoerde wijziging van de leverancier van elektriciteit of gas van die afnemer, met uitzondering van een wijziging van de tenaamstelling van de aansluiting;

h. etiket: de weergave van de opwekkingsgegevens, bedoeld in artikel 95j, onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998 op of bij de rekening aan de eindafnemer en op aan de eindafnemer geadresseerd promotiemateriaal.

§ 2

Bescherming van kleinverbruikers

Artikel 2

Een leveringsovereenkomst met een kleinverbruiker wordt op schrift gesteld en bevat in ieder geval de volgende gegevens:

a. de personalia en het adres van de leverancier;

b. een omschrijving van de te leveren goederen en diensten en de overeengekomen kwaliteitsniveaus daarvan, met inbegrip van de goederen en diensten die niet rechtstreeks in verband staan met de levering van elektriciteit of gas;

c. de wijze waarop informatie kan worden verkregen over de geldende tarieven voor de levering van elektriciteit of gas en over de kosten van goederen en diensten die niet rechtstreeks in verband staan met de levering van elektriciteit of gas;

d. de looptijd van de overeenkomst, het recht tot opzegging van de overeenkomst en de voorwaarden voor verlenging of beëindiging van de overeenkomst;

e. een omschrijving van de toepasselijke vergoedingen en terugbetalingsregelingen als de geleverde goederen en diensten niet aan de overeengekomen kwaliteitsniveaus voldoen;

f. de wijze waarop geschillenprocedures als bedoeld in artikel 6 aanhangig kunnen worden gemaakt.

Artikel 3

Een transportovereenkomst met een kleinverbruiker wordt op schrift gesteld en bevat in ieder geval de volgende gegevens:

a. de personalia en het adres van de netbeheerder;

b. een omschrijving van de te leveren goederen en diensten en de overeengekomen kwaliteitsniveaus daarvan en, indien van toepassing, de tijd die nodig is voor de realisatie van een aansluiting;

c. de wijze waarop informatie kan worden verkregen over de geldende tarieven voor het transport van elektriciteit of gas;

d. de looptijd van de overeenkomst, het recht tot opzegging van de overeenkomst en de voorwaarden voor verlenging of beëindiging van de overeenkomst;

e. een omschrijving van de toepasselijke vergoedingen en terugbetalingsregelingen als de geleverde goederen en diensten niet aan de overeengekomen kwaliteitsniveaus voldoen;

f. de wijze waarop geschillenprocedures als bedoeld in artikel 6 aanhangig kunnen worden gemaakt.

Artikel 4

1. Leveranciers stellen kleinverbruikers rechtstreeks in kennis van elke stijging van de tarieven voor de levering van elektriciteit of gas en wijzen hun daarbij op het bepaalde in artikel 95m, tiende lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 52b, tiende lid, van de Gaswet. De kennisgeving wordt gedaan binnen een redelijke termijn na de invoering van de tariefstijging.

2. Leveranciers stellen kleinverbruikers op toereikende wijze in kennis van elk voornemen de aan de overeenkomst verbonden voorwaarden voor de levering van elektriciteit of gas te wijzigen, en wijzen hun daarbij op het bepaalde in artikel 95m, tiende lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 52b, tiende lid, van de Gaswet.

3. Netbeheerders stellen kleinverbruikers op toereikende wijze in kennis van elke stijging van de tarieven en van elk voornemen tot wijziging van de aan de transportovereenkomst verbonden voorwaarden voor het transport van elektriciteit of gas.

Artikel 5

1. Leveranciers en netbeheerders bieden kleinverbruikers een ruime keuze uit betalingswijzen.

2. Een verschil in tarieven en voorwaarden tussen de betalingswijzen, bedoeld in het eerste lid, houdt verband met het verschil in kosten die die betalingswijzen voor de leverancier of de netbeheerder met zich brengen.

Artikel 6

In een transportovereenkomst of een leveringsovereenkomst met een kleinverbruiker wordt in ieder geval bepaald dat, onverminderd de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, kleinverbruikers geschillen, die voortvloeien uit de desbetreffende overeenkomst kunnen voorleggen aan een onafhankelijke geschillencommissie. De geschillenprocedure dient snel, transparant, eenvoudig en goedkoop te zijn. Met toepassing van deze procedure moeten geschillen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden beslecht, zo nodig door middel van een systeem van terugbetaling of vergoedingen. Rekening wordt gehouden met Aanbeveling nr. 98/257/EG, van de Europese Commissie van 30 maart 1998, betreffende de principes die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen (PbEG L 115).

Artikel 7

1. Leveranciers onderscheidenlijk netbeheerders stellen kleinverbruikers bij het sluiten van een leveringsovereenkomst onderscheidenlijk een transportovereenkomst in kennis van hun aanspraak op universele dienstverlening als omschreven in artikel 3, derde lid, van de elektriciteitsrichtlijn, naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld.

2. Leveranciers onderscheidenlijk netbeheerders die gas leveren onderscheidenlijk transporteren, stellen kleinverbruikers die een aansluiting op een gastransportnet hebben bij het sluiten van een leveringsovereenkomst onderscheidenlijk een transportovereenkomst in kennis van het bepaalde in artikel 44 onderscheidenlijk de artikelen 80 en 81 tot en met 81d, van de Gaswet.

§ 3

Wisseling van leverancier

Artikel 8

Een afnemer die wil wisselen, dient daartoe, door tussenkomst van de leverancier die hem vanaf de dag van de wisseling elektriciteit of gas zal gaan leveren, een verzoek in bij de netbeheerder. Hij stelt daarbij alle gegevens ter beschikking waarover hij de beschikking heeft of redelijkerwijs kan verkrijgen en die de netbeheerder nodig heeft om de wisseling uit te voeren. Deze gegevens omvatten in ieder geval:

a. de EAN-code,

b. de overeengekomen datum van de wisseling,

c. de wijze van facturering,

d. het factuuradres, indien dit afwijkt van het adres van de aansluiting.

Artikel 9

1. De netbeheerder voert de wisseling uit of stelt de leverancier, bedoeld in artikel 8, en, al dan niet door tussenkomst van genoemde leverancier, de afnemer ervan in kennis dat de wisseling niet wordt uitgevoerd, binnen vijf werkdagen, gerekend vanaf de datum waarop hij het verzoek te wisselen heeft ontvangen, tenzij de leverancier en de afnemer een datum voor de wisseling zijn overeengekomen die meer dan vijf werkdagen, gerekend vanaf de dag van ontvangst van het verzoek, in de toekomst ligt.

2. Een kennisgeving, als bedoeld in het eerste lid, vermeldt de redenen waarom de wisseling niet wordt uitgevoerd. Een reden om de wisseling niet uit te voeren, is in ieder geval dat de afnemer de in artikel 8 genoemde gegevens niet, niet volledig of niet tijdig heeft overgelegd.

Artikel 10

Kleinverbruikers worden geen kosten in rekening gebracht voor een wisseling.

§ 4

Monitoren van de leverings- en voorzieningszekerheid

Artikel 11

1. Ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 4a van de Elektriciteitswet 1998, maakt Onze Minister in ieder geval gebruik van de inlichtingen en gegevens in:

a. het verslag, bedoeld in artikel 9, eerste lid,

b. de documenten, bedoeld in artikel 21, tweede lid, en

c. de rapportages, bedoeld in artikel 39, van die wet.

2. De directeur van de dienst zendt Onze Minister zo spoedig mogelijk na ontvangst de documenten en rapportages als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, toe.

Artikel 12

1. Ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 52a van de Gaswet, maakt Onze Minister in ieder geval gebruik van de gegevens en inlichtingen in:

a. de documenten, bedoeld in artikel 8, tweede lid,

b. de registraties, bedoeld in artikel 35a, eerste lid,

c. de registraties, bedoeld in artikel 35e, tweede lid,

d. de calamiteitenplannen, bedoeld in artikel 51,

e. de overzichten, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdeel c,

f. de overzichten, bedoeld in artikel 54a, eerste lid, onderdeel b,

g. de inlichtingen, bedoeld in artikel 56, eerste of tweede lid,

h. de rapportages, bedoeld in artikel 83, van die wet, alsmede van

i. de ingediende winningsplannen, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Mijnbouwwet, en

j. de gegevens, bedoeld in artikel 113, eerste lid, onderdelen e en f, van het Mijnbouwbesluit.

2. De directeur van de dienst zendt Onze Minister zo spoedig mogelijk na ontvangst de documenten en registraties, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, toe.

3. De netbeheerders zenden Onze Minister jaarlijks voor 1 mei van elk kalenderjaar het meest actuele overzicht van de registraties, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, toe.

§ 5

Stroometikettering

Artikel 13

1. Een leverancier draagt er zorg voor dat overeenkomstig:

a. artikel 95k, eerste lid, onderdeel a van de Elektriciteitswet 1998 op of bij de rekening een etiket wordt geplaatst of gevoegd en in het promotiemateriaal wordt opgenomen, respectievelijk,

b. artikel 95k, eerste lid, onderdeel b van de Elektriciteitswet 1998, op of bij de rekening een etiket wordt geplaatst of gevoegd, dat de totale hoeveelheid van de door hem in het voorafgaande kalenderjaar, respectievelijk in de periode waarop de rekening betrekking heeft, aan eindafnemers geleverde elektriciteit vermeldt, uitgedrukt in het aantal kilowatturen, uitgesplitst naar energiebronnen en onder vermelding van het procentuele aandeel van elke energiebron in zijn totale brandstofmix, met inachtneming van de bij deze regeling behorende bijlage.

2. Indien een energiebron, genoemd in het etiket, bedoeld in het eerste lid, geen deel uitmaakt van de totale brandstofmix van de leverancier, wordt het procentuele aandeel van de desbetreffende bron op nul gesteld.

3. Op het etiket, bedoeld in het eerste lid, worden de milieugevolgen, in termen van uitstoot van koolstofdioxide en van radioactief afval, vermeld, als gevolg van elektriciteitsproductie met verschillende energiebronnen, veroorzaakt door de totale brandstofmix die de leverancier in het voorafgaande jaar heeft gebruikt, met uitzondering van ‘onbekend’. De informatie, bedoeld in de vorige volzin, kan worden verstrekt door middel van verwijzingen op het etiket naar beschikbare referentiebronnen waar voor een ieder toegankelijke informatie beschikbaar is.

Artikel 14

Een producent onderscheidenlijk een handelaar meldt overeenkomstig artikel 95k, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 een leverancier voor wie hij in het voorafgaande kalenderjaar elektriciteit heeft geproduceerd onderscheidenlijk aan wie hij in dat jaar elektriciteit heeft verhandeld, de totale hoeveelheid van de door hem in dat kalenderjaar geproduceerde of verhandelde elektriciteit, uitgedrukt in het aantal kilowatturen, uitgesplitst naar energiebronnen en onder vermelding van het procentuele aandeel van elke energiebron in zijn totale brandstofmix, rekening houdend met de bij deze regeling behorende bijlage.

Artikel 15

1. De leverancier is verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van het etiket.

2. De leverancier overlegt uiterlijk vier maanden na 1 januari van elk kalenderjaar aan de directeur van de dienst:

a. het etiket dat hij in dat kalenderjaar op of bij de rekening heeft geplaatst of gevoegd en op het promotiemateriaal heeft vermeld;

b. een overzicht van de totale hoeveelheid in het voorafgaande kalenderjaar aan eindafnemers geleverde elektriciteit, onderverdeeld naar energiebronnen en het procentuele aandeel van elke energiebron in de totale brandstofmix, overeenkomstig de bijlage behorende bij deze regeling;

c. een overzicht van de hoeveelheid elektriciteit ten behoeve van de levering aan eindafnemers waarvoor garanties van oorsprong zijn afgeboekt, onderverdeeld naar energiebronnen, overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage en het land van herkomst van die elektriciteit.

Artikel 16

Een producent overlegt uiterlijk twee maanden na 1 januari van elk kalenderjaar aan de directeur van de dienst een overzicht van de totale hoeveelheid elektriciteit die hij op het net heeft ingevoed, onderverdeeld naar energiebronnen en het procentuele aandeel van elke energiebron in de totale brandstofmix, rekening houdend met de bijlage behorende bij deze regeling.

Artikel 17

De beheerder van het landelijke hoogspanningsnet overlegt uiterlijk drie maanden na 1 januari van elk kalenderjaar aan de directeur van de dienst:

a. de hoeveelheid elektriciteit die in het voorafgaande kalenderjaar vanuit Nederland is uitgevoerd en de hoeveelheid elektriciteit die in Nederland is ingevoerd;

b. het totale aantal garanties van oorsprong, onderverdeeld naar opwekkingsbron, die in het voorafgaande kalenderjaar is afgeboekt.

§ 6

Overgangsbepalingen

Artikel 18

1. Op een leveringsovereenkomst of een transportovereenkomst die is gesloten voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling en die niet overeenstemt met de eisen die in deze regeling aan een leveringsovereenkomst of een transportovereenkomst worden gesteld, blijft het recht van toepassing, zoals dat voor dat tijdstip gold.

2. De leverancier of netbeheerder stelt kleinverbruikers met wie hij een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid heeft gesloten, binnen zes maanden na inwerkingtreding van deze regeling in de gelegenheid deze overeenkomst om te zetten in een overeenkomst die in overeenstemming is met de eisen die in deze regeling aan een dergelijke overeenkomst worden gesteld.

Artikel 19

In afwijking van artikel 9, eerste lid, bedraagt de termijn voor de netbeheerder voor het uitvoeren van een wisseling dan wel het doen van een kennisgeving dat de wisseling niet zal worden uitgevoerd tot 1 januari 2005 ten hoogste tien werkdagen, gerekend vanaf de dag waarop hij het verzoek tot de wisseling ontvangt.

Artikel 20

1. Indien de leverancier artikel 95k, eerste lid, onderdeel a van de Elektriciteitswet 1998 toepast, plaatst of voegt hij voor het eerst een etiket op of bij de rekening en neem hij voor het eerst een etiket op in het promotiemateriaal in het eerste kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin deze regeling in werking is getreden.

2. Indien de leverancier artikel 95k, eerste lid, onderdeel b van de Elektriciteitswet 1998 toepast, plaatst of voegt hij voor het eerst een etiket op of bij de rekening in het eerste kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin deze regeling in werking is getreden.

§ 7

Slotbepalingen

Artikel 21

Deze regeling treedt in werking op de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 22

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling afnemers en monitoring Elektriciteitswet 1998 en Gaswet.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 4 juli 2004.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Bijlage

Etiket als bedoeld in artikel 13

Energiebronnen

Percentage van elke energie-

bron in de totale brand-

stofmix van

de leverancier

Kolen

 

Aardgas

 

Nucleair

 

Hernieuwbare energiebronnen

 

• wind

 

• zonne-energie

 

• waterkracht

 

• biomassa

 

• overige

 

Onbekend

• import

• overig

 

Toelichting

I. Algemeen

1. Inleiding

In de wet van 1 juli 2004 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht op het netbeheer is een aantal bij ministriële regeling uit te werken regels gesteld over de positie van de afnemers. Dit betreft:

• de positie van de kleinverbruiker (artikelen 31b, 95b en 95l Elektriciteitswet 1998; artikelen 44, 52b en 82 Gaswet);

• wisseling (oftewel switch) (artikel 24a Elektriciteitswet 1998, artikel 17a Gaswet);

• stroometikettering (artikel 95k Elektriciteitswet 1998).

Deze onderdelen worden achtereenvolgens toegelicht.

Een andere onderwerp waarvan in bovengenoemd is bepaald dat het bij ministeriële regeling moet worden uitgewerkt betreft de monitoring van de leverings- en voorzieningszekerheid (artikel 4a Elektriciteitswet 1998, artikel 52a Gaswet). Ook dit onderdeel wordt hierna toegelicht.

De laatste twee paragrafen van deze toelichting gaan in op toezicht en handhaving en administratieve lasten.

2. Positie van de kleinverbruiker

In bijlagen A bij de richtlijnen nrs. 2003/54/EG en 2003/55/EG van 26 juni 2003 van de Europese Unie betreffende gemeenschappelijk regels voor de interne markt voor elektriciteit respectievelijk gas, worden eisen gesteld betreffende de versterking van de positie van de consument. De Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet hanteren niet het begrip consumenten, maar het ruimere begrip ‘kleinverbruikers’; in deze regeling is het laatste begrip gehanteerd.

De eisen in de bijlagen zijn gedeeltelijk elders in de wetgeving al geregeld, in het bijzonder in het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast is een aantal bepalingen uit de bijlagen bij de richtlijnen geïmplementeerd in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet zelf. Dit betreft:

• bescherming tegen oneerlijke of misleidende verkoopmethoden (onderdeel d, laatste volzin, van de bijlagen): artikel 95m, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 52b, eerste lid, van de Gaswet;

• eisen aan de contractuele voorwaarden (tweede alinea van onderdeel a en onderdeel d, van de bijlagen): artikel 95m, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 52b, tweede lid, van de Gaswet;

• transparante informatie over geldende tarieven en voorwaarden (onderdeel c van de bijlagen): artikel 95m, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 52b, derde lid, van de Gaswet;

• recht tot opzegging (onderdeel b, laatste volzin, van de bijlagen): artikel 95m, tiende lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 52b, tiende lid, van de Gaswet.

Voor zover de bovengenoemde eisen nog niet zijn geïmplementeerd, worden zij in deze regeling geïmplementeerd.

Wisseling (of switch)

Met de voltooiing van de laatste fase van de liberalisering van de energiemarkt is het ook voor kleinverbruikers van ‘grijze’ stroom en gas mogelijk om hun leverancier te kiezen. Met ingang van 1 juli 2004 kunnen daarmee alle afnemers van leverancier wisselen oftewel ‘switchen’ (artikel 24a van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 17a van de Gaswet).

De wijze waarop de switch wordt uitgevoerd is voor elektriciteit thans geregeld in Bijlage 1 van de Netcode, die is gebaseerd op artikel 31 van de Elektriciteitswet 1998; voor gas zijn thans vergelijkbare voorschriften opgenomen in het privaatrechtelijke Model Technische Aansluitvoorwaarden Gas (hierna: MTAG).

Er is voor gekozen in deze regeling slechts die onderdelen van de switch te regelen die op grond van artikel 24a, van de Elektriciteitswet 1998, en artikel 17a, van de Gaswet, dwingend bij ministeriële regeling moeten worden geregeld, te weten:

• de gegevens die bij een switch moeten worden overgelegd,

• de termijn waarbinnen de switch moet worden uitgevoerd, en

• de berichtgeving over het al dan niet uitvoeren van de switch.

Daarnaast blijven de in de Netcode en de MTAG over de switch gestelde regels van toepassing, met dien verstande dat deze natuurlijk niet mogen afwijken van de bij deze ministeriële regeling gestelde regels. Achtergrond hiervan is het huidige stelsel, vervat in de Netcode en de MTAG, binnen de wettelijke grenzen zoveel mogelijk in tact te laten, omdat dit in de praktijk goed functioneert. Hooguit is een beperkte, technische aanpassing van de Netcode en de MTAG nodig om deze in overeenstemming te brengen met deze regeling. Het is in het licht van de naderende marktopening onwenselijk om onzekerheid te creëren over een essentieel element als de switch.

Ten slotte merk ik op dat switchkosten mogen niet worden verhaald op kleinverbruikers (Bijlage A van de richtlijnen 2003/54/EG en 2003/55/EG).

3. Stroometikettering

De tweede elektriciteitsrichtlijn schrijft in artikel 3, zesde lid, voor dat leveranciers jaarlijks betrouwbare informatie moeten verschaffen aan hun eindafnemers over de brandstofmix en de daarbij behorende milieukwaliteit van de geleverde elektriciteit. Deze bepaling is geïmplementeerd in de artikelen 95j en 95k van de Elektriciteitswet 1998. De basis voor de uitwerking in deze ministriële regeling ligt in artikel 95k, vijfde lid, van die wet.

In het eerste lid van artikel 95k van de Elektriciteitswet 1998 wordt een portfoliobenadering voorgesteld. Het betreft hier een ex-post systeem dat aansluit bij actuele ontwikkelingen in de Europese Unie. Derhalve is voorshands gekozen voor de invoering van een systeem, gebaseerd op productgerelateerde informatie welke betrekking heeft op het voorafgaande jaar. Op grond van artikel 95l, negende lid, van de Elektriciteitswet 1998 zal op termijn, maar uiterlijk op 1 januari 2007 worden overgeschakeld op een meer ex-ante productgerelateerd systeem.

De informatie die op het etiket wordt vermeld moet voor afnemers functioneel, begrijpelijk en eenvoudig met informatie van andere leveranciers te vergelijken zijn. Dit stelt eisen ten aanzien van de indeling van het ‘etiket’. Deze zijn in deze regeling opgenomen. Verder zijn bij de totstandkoming van de regeling de volgende overwegingen gemaakt:

• De regeling stelt een kader waarbinnen partijen dienen te opereren en de DTe een toezichthoudende rol heeft.

• De administratieve lasten van het systeem dienen zo beperkt mogelijk te zijn.

Met betrekking tot de doorgifte van gegevens wordt voor hernieuwbare energie aangesloten op het bestaande systeem van Garanties van Oorsprong .

Ten slotte wordt nog vermeld dat de Europese Commissie een notitie heeft opgesteld waarin aanbevelingen worden gedaan over een systeem voor stroometikettering (http://europa.eu.int/comm/energy/electricity/legislation/notes_for_implementation_en.htm), waarbij in deze regeling zoveel mogelijk aansluiting is gezocht. Overigens zijn deze aanbevelingen niet bindend, maar dienen zij te worden beschouwd als richtsnoeren.

4. Monitoring van leverings- en voorzieningszekerheid

Meergenoemde richtlijnen bepalen dat de lidstaten verplicht zijn de leverings- en voorzieningszekerheid te monitoren, in het bijzonder:

a. het evenwicht van vraag en aanbod op de nationale markt,

b. het niveau van de verwachte toekomstige vraag,

c. de geplande of in aanbouw zijnde extra productie- en netwerkcapaciteit,

d. de kwaliteit en de staat van onderhoud van de netten, en

e. de maatregelen in geval van piekbelasting of het in gebreke blijven van een of meerdere leveranciers.

De lidstaten stellen jaarlijks uiterlijk op 31 juli verslag op van hun bevindingen en van de getroffen en overwogen maatregelen. Dit verslag wordt gepubliceerd en aan de Europese Commissie toegezonden

In de artikelen 4a Elektriciteitswet 1998 en 52a van de Gaswet zijn deze verplichtingen geïmplementeerd. De bepalingen bieden een grondslag nadere regels te stellen bij ministeriële regeling. Deze regeling strekt daartoe en bevat regels met betrekking tot:

• de soort en het type gegevens die de Minister van Economische Zaken kan gebruiken ter uitvoering van zijn monitoringstaak,

• nadere aanduiding van instanties die deze informatie moeten verstrekken,

• de termijnen waarbinnen de informatie aan de Minister van Economische Zaken worden verstrekt.

De monitoringstaak wordt door middel van een aanwijzingsbesluit opgedragen aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet (TenneT). De basis hiervoor is gelegen in artikel 16 van de Elektriciteitswet 1998. In artikel 10a van de Gaswet is eveneens een basis opgenomen om deze taak te zijner tijd ook aan de landelijk netbeheerder gas op te dragen.

Duidelijkheidshalve wordt opgemerkt dat deze paragraaf uitsluitend betrekking heeft op het monitoren van de leverings- en voorzieningszekerheid. Dit monitoren moet worden onderscheiden van het ‘monitoren’ door de directeur van de dienst van de ontwikkeling van de elektriciteits- en gasmarkt, meer in het bijzonder of deze markten niet-discriminatoir en transparant zijn en gekenmerkt worden door een daadwerkelijke mededinging en doeltreffende marktwerking (artikel 9, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998).

Ten slotte merk ik nog op dat in het najaar van 2004 de regeling verder wordt uitgewerkt. Het gaat dan om het format waarin gegevens moeten worden aangeleverd. Onder andere nadere eisen die in het kader van voorzienings- en leveringszekerheid zijn gesteld, zullen hier onderdeel van uitmaken.

5. Uitvoering, toezicht en handhaving

Het toezicht op en de handhaving van deze regeling ligt bij de (directeur van) de Dienst toezicht en uitvoering energie op grond van diens algemene taakstelling en bevoegdheden op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Waar nodig zijn aanvullende regels gesteld. Zo zijn leveranciers en producenten verplicht in het kader van stroometikettering gegevens te verschaffen aan de directeur van de dienst die nodig zijn voor een effectieve controle op de juistheid en volledigheid van de etiketten

Over een concept van deze regeling heeft de DTe advies uitgebracht met betrekking tot de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid ervan. DTe komt tot een positief oordeel terzake de uitvoering en handhaving van de onderdelen voorwaarden, monitoring en stroometikettering. Dit met inbegrip van het doorvoeren van enkele aanpassingen en verduidelijkingen. Bij de uitwerking van de regeling is met dit advies rekening gehouden.

Met betrekking tot het onderdeel switch heeft DTe geadviseerd om de huidige switchprocedure zoals opgenomen in de NetCode en het MTAG ongewijzigd over te nemen in de ministeriële regeling. Met het oog op de marktopening is besloten om de huidige in de codes vastgelegde switchprocedure te handhaven en enkel bij ministeriële regeling bepalingen op te nemen over de termijn en de bij een verzoek tot switch te verstrekken gegevens, waarbij zoveel mogelijk is aangesloten bij hetgeen hierover thans in de codes is bepaald.

6. Administratieve lasten

In deze paragraaf wordt ingegaan op de administratieve lasten die voortvloeien uit deze ministeriële regeling. In lijn met het kabinetsstandpunt is het uitgangspunt bij het ontwerp van deze regeling geweest om administratieve lasten zoveel mogelijk te voorkomen of te minimaliseren. Dit komt bijvoorbeeld terug in de wijze waarop het onderwerp monitoring is vormgegeven. Maar ook bij de regels betreffende het in kennis stellen van kleinverbruikers van wijzigingen in het contract zijn duidelijke keuzes gemaakt die erop gericht zijn de administratieve lasten te beperken. In het navolgende wordt hier nader op ingegaan. Daar waar in de regeling richtlijnverplichtingen worden geïmplementeerd, is zo nauw mogelijk aansluiting gezocht bij de teksten en bedoeling van de richtlijn zodat de administratieve lasten niet meer dan noodzakelijk zullen stijgen.

Wijze van meting

Naar de toename van de administratieve lasten van deze ministeriële regeling is door het bureau EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid (hierna: het EIM) onderzoek gedaan. De structurele lasten van deze regeling zijn begroot op maximaal € 5.592.400 voor de Elektriciteitswet 1998 en € 5.278.000 voor de Gaswet. Dit is een forse stijging die voornamelijk wordt veroorzaakt door de verwachte verhoging van het aantal switches door de liberalisering en door de eis dat leveranciers hun kleinverbruikers rechtstreeks in kennis stellen van tariefstijgingen. Naar verwachting zal in de praktijk efficient worden omgegaan met deze bepaling, waardoor de lasten niet zo hoog zullen zijn. Na invoering zal bekeken moeten worden wat de werkelijke lasten zijn; dit zal meegenomen worden bij de evaluatie van de wetgeving. In het navolgende wordt per onderwerp een korte omschrijving gegeven van de informatieverplichtingen. Tevens wordt ingegaan op de hoogte van de structurele en eenmalige administratieve lasten en de mogelijke alternatieven.

A. Positie kleinverbruiker

Het EIM verwacht een efficiënte uitvoering van deze consumentenbepalingen waardoor de structurele lasten zullen meevallen. Op jaarbasis zijn deze lasten begroot op € 56.000 voor gas en elektriciteit tezamen. De éénmalige lasten vloeien voort uit het doorvoeren van aanpassingen in overeenkomsten en algemene voorwaarden en de kleinverbruikers hiervan op de hoogte brengen. De kosten hiervoor zijn begroot op €100.000. Het in kennis stellen van wijzigingen van het contract is hier niet in meeberekend maar komt in het navolgende aan de orde.

De richtlijn schrijft voor dat de netbeheerder en de leverancier de kleinverbruiker rechtstreeks in kennis moeten stellen van iedere tariefstijging. Het EIM schat in dat een rechtstreekse melding van een tariefstijging via verzending per post voor netbeheerders en leveranciers van gas en elektriciteit samen op maximaal € 15 miljoen per mailing zal uitkomen. Hierbij is uitgegaan van 7,48 miljoen adressen en € 0,50 per bericht voor respectievelijk netbeheerders en leveranciers van gas en elektriciteit. Dit zou een substantiële last betekenen voor de energiebedrijven. Derhalve is in de regeling gekozen voor een alternatief dat minder administratieve lasten veroorzaakt.

In de regeling wordt onderscheid gemaakt tussen de netbeheerder en de leverancier aangezien de kleinverbruiker van leverancier kan wisselen maar gebonden is aan zijn netbeheerder. Juiste en tijdige informatie speelt een grote rol bij het maken van een keuze voor een leverancier. Tariefstijgingen van de leverancier moeten dan ook rechtstreeks aan de kleinverbruiker worden gemeld. Dit is een dwingende verplichting uit de Bijlage. De verwachting is dat de leverancier in de praktijk efficiënt zal omgaan met deze verplichting door zoveel mogelijk aan te haken bij het versturen van reguliere mailings en door gebruik te maken van email. De bedoeling is immers dat de boodschap aan de afnemer persoonlijk is gericht. Dit kan zowel per post als per mail. De administratieve lasten voor de leveranciers van gas en elektriciteit worden dan ook begroot op maximaal 7,48 miljoen euro. Hierbij is uitgegaan van een mailing per post die niet tegelijk met een reguliere mailing wordt verstuurd.

Wijziging van de voorwaarden kan indirect worden bekendgemaakt. Onder indirecte bekendmaking wordt bijvoorbeeld verstaan het adverteren in dagbladen of het plaatsen van informatie op de website. De administratieve lasten hiervan worden begroot op maximaal € 56.000. Het aantal uren dat nodig is voor het opstellen van een advertentie en de kosten voor de plaatsing van de advertentie in de dagbladen, is hierin verwerkt.

De netbeheerder kan zowel tariefstijgingen, als wijzigingen van de voorwaarden op indirecte wijze bekendmaken om de eerder genoemde reden.

B. Switch

In de eerder genoemde nulmeting heeft EIM een berekening gemaakt van de administratieve lasten die gepaard gaan met de switchprocedure voor elektriciteit. Op basis van die berekening is nu een inschatting gemaakt van de administratieve lasten die voortvloeien uit het formeel vastleggen van de switchprocedure. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat bij liberalisering de lasten toe zullen nemen omdat meer mensen kunnen en zullen switchen. De lasten voor switchen onder de Elektriciteitswet 1998 zijn in de nulmeting geraamd op € 1,7 miljoen en zullen door de liberalisering toenemen met ruim € 1,6 miljoen tot een totaal van € 3,3 miljoen. Voor gas worden de lasten geschat op € 1,5 miljoen op jaarbasis. Hoewel dit aanzienlijk bedragen zijn, betekent dit in de praktijk dat de lasten per maand per energieleverancier uitkomen op € 2.217,– en per netbeheerder op € 3.394,–.

EIM heeft aangegeven dat er geen eenmalige lasten gemoeid zijn met het wettelijk vastleggen van de switchprocedure aangezien alle systemen reeds zijn aangepast om het huidige switchverkeer te kunnen verwerken.

EIM heeft als alternatief voorgesteld om de verschillende informatieverplichtingen die samenhangen met de switchprocedure vast te leggen in een convenant. Convenanten brengen geen administratieve lasten met zich mee, omdat hierbij geen sprake is van wettelijke verplichtingen. De Elektriciteitswet 1998 (artikel 24a) en de Gaswet (artikel 17a) verplichten er echter toe bepaalde onderdelen van de switchprocedure (termijn, gegevens) bij ministeriële regeling te regelen. Deze regeling beperkt zich tot deze onderdelen, en laat de rest over aan marktpartijen (Netcode, MTAG).

C. Stroometikettering

De administratieve lasten die voortvloeien uit stroometikettering hangen samen met een aantal informatieverplichtingen. De eerste informatieverplichting omvat de melding van de leverancier aan zijn afnemers van de opwekkingsgegevens van de geleverde elektriciteit. Dit gebeurt op of bij de eindafrekening en geadresseerd promotiemateriaal. De tweede verplichting omvat de melding van de opwekkingsgegevens door producenten en handelaren bij wie de leverancier elektriciteit inkoopt. Ten slotte bestaan er informatiestromen tussen leveranciers, producenten en de beheerder van het landelijke hoogspanningsnet (TennetT) en de Dte, opdat laatstgenoemde effectief toezicht kan uitoefenen.

Deze regeling beoogt een balans te bieden tussen zo laag mogelijke administratieve lasten enerzijds en een effectief en betrouwbaar systeem van stroometikettering anderzijds. Dit laatste punt speelt vanuit de eisen die de richtlijn stelt, een belangrijke rol. EIM adviseert om de wijze waarop de energiebedrijven hun afnemers bekend maken wat de opwekkingsgegevens van de door hen afgenomen elektriciteit is, zoveel mogelijk over te laten aan de energiebedrijven zelf. Aan dit advies is gevolg gegeven door de regels met betrekking tot stroometikettering zoveel mogelijk op te stellen als kaderbepalingen waarbinnen energiebedrijven de vrijheid hebben om op eigen wijze uitvoering te geven aan stroometikettering, met dien verstande dat een aantal minimumnormen aan het etiket worden gesteld die noodzakelijk zijn om dit aan zijn doel te laten beantwoorden.

D. Monitoring

Het Adviescollege toetsing administratieve lasten heeft in haar advies aangegeven dat zij het wenselijk vindt dat informatie nodig voor het monitoren van de leverings- en voorzieningszekerheid niet uitgevraagd mag worden als die om een andere reden al is opgevraagd. Met de strekking van dat advies ben ik het eens aangezien tweemaal dezelfde informatie opvragen leidt tot onnodige administratieve lasten. Anders dan het college, ben ik echter van mening dat dit afdoende is geregeld door de Elektriciteitswet 1998 en deze ministeriële regeling door middel van een optimaal gebruik van bestaande informatiestromen.

Advies van het Adviescollege toetsing administratieve lasten

Het Adviescollege toetsing administratieve lasten heeft op 11 juni 2004 advies uitgebracht over deze ministeriële regeling. Het College adviseert de regeling vast te stellen nadat de memorie van toelichting op een aantal punten aangevuld is. Naar aanleiding van dit advies is deze paragraaf aangevuld.

II. Artikelen

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit artikel worden een aantal belangrijke begrippen die in de ministeriële regeling worden gebruikt, gedefinieerd.

– Onderdeel a. Onder ‘kleinverbruiker’ wordt verstaan de afnemers bedoeld in artikel 95a van de Elektriciteitswet 1998 (afnemers met een aansluiting met een totale maximale doorlaatwaarde van 3*80 A) en artikel 43 van de Gaswet (afnemers met een geschat gebruik van minder dan 170 000 m3 per jaar).

– Onderdelen b. Onder een ‘leveringsovereenkomst’ wordt verstaan een privaatrechtelijke overeenkomst tussen een leverancier een afnemer tot het door de leverancier tegen een bepaalde vergoeding leveren van elektriciteit of gas aan die afnemer.

– Onderdeel c. Onder een ‘transportovereenkomst’ wordt verstaan een privaatrechtelijke overeenkomst tussen een netbeheerder en een afnemer tot het door die netbeheerder tegen een bepaalde vergoeding uitvoeren van transport van elektriciteit of gas naar die afnemer.

– Onderdelen d en e. Dit betreft richtlijn nr. 2003/54/EG van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van richtlijn 96/92/EG (tweede elektriciteitsrichtlijn) respectievelijk richtlijn nr. 2003/55/EG van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG (tweede gasrichtlijn).

– Onderdeel f. Een ‘EAN-code’ is een uniek nummer waarmee een aansluiting kan worden geïdentificeerd.

– Onderdeel g. De wisseling of ‘switch’ is de omschakeling door de netbeheerder van een afnemer naar een andere leverancier. De uitzondering aan het slot van de definitie bewerkstelligt dat een switch ten gevolge van bijvoorbeeld een verhuizing buiten het bereik van deze regeling valt.

– Onderdeel h. Met ‘etiket’ wordt bedoeld het ‘format’ voor de gegevens die in het kader van stroometikettering op of bij de rekening moeten worden geplaatst of gevoegd en/of in het geadresseerd promotiemateriaal moeten worden opgenomen.

§ 2. Bescherming van kleinverbruikers

Artikelen 2 en 3

De artikelen 2 en 3 strekken ter implementatie van onderdeel a van Bijlage A bij de tweede elektriciteitsrichtlijn respectievelijk de tweede gasrichtlijn. De artikelen stellen een aantal formele en materiële eisen aan leverings- en transportovereenkomsten; zij laten andere wettelijke voorschriften die op deze overeenkomsten van toepassing zijn, onverlet. Hierbij moet in het bijzonder gedacht worden aan de algemene eisen die in het Burgerlijk Wetboek aan overeenkomsten worden gesteld. Ook de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet zelf stellen, mede ter implementatie van de bijlagen bij de richtlijnen, eisen aan deze overeenkomsten.

Op grond van de artikelen 2 en 3 moeten leverings- en transportovereenkomsten op schrift worden gesteld. Ik merk voor de goede orde op dat deze eis niet constitutief is, dat wil zeggen geen voorwaarde is voor de totstandkoming van de overeenkomst; het blijven consensuele overeenkomsten. Voorts worden in genoemde artikelen een aantal gegevens opgesomd die in de overeenkomst moeten zijn geregeld.

Met de in onderdelen b en c van artikel 2 bedoelde ‘diensten die niet rechtstreeks in verband staan met de levering van gas of elektriciteit’ worden met name ‘onderhoudsdiensten’ bedoeld (zie onderdeel a, derde streepje, van Bijlage A bij bovengenoemde richtlijnen). Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het onderhoud van de C.V.-ketel of de geiser. Een netbeheerder mag zulke diensten op grond van de artikelen 17 en 17a van de Elektriciteitswet 1998 en de artikelen 10b en 10c van de Gaswet niet aanbieden. Om deze reden is het niet nodig dergelijk diensten ook in artikel 3 op te nemen.

Artikel 4

Dit artikel strekt ter implementatie van de onderdelen b en c van Bijlage A bij de beide richtlijnen.

Het eerste lid strekt ter implementatie van de tweede volzin van onderdeel b van de bijlagen bij de richtlijnen. Op grond van dit artikellid moet een leverancier kleinverbruikers rechtstreeks in kennis stellen van elke tariefstijging. Tevens moeten zij daarbij gewezen worden op hun wettelijke recht de overeenkomst op te zeggen. Onder ‘rechtstreeks’ wordt verstaan dat de informatie persoonlijk aan de kleinverbruiker moet zijn gericht; niet kan worden volstaan met een aankondiging in bijvoorbeeld een dagblad of plaatsing op een website; wel is er een zekere keuzevrijheid bij de manier waarop de kleinverbruiker wordt benaderd. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een systeem, waarbij de kleinverbruikers per elektronische post (e-mail) van de tariefstijging op de hoogte worden gesteld, tenzij zij hebben aangegeven deze informatie per gewone post te willen ontvangen. De kennisgeving moet worden gedaan binnen een redelijke termijn na invoering van de tariefstijging. De Bijlagen bij de richtlijnen noemen als uiterste termijn ‘de normale factureringsperiode’. Dit kan een lange termijn zijn. Immers, bij sommige klanten worden slechts een keer per jaar gefactureerd. In de regel zal een termijn van een maand redelijk moeten worden geacht.

Het tweede lid strekt ter implementatie van de eerste volzin van onderdeel b, van de bijlagen bij de richtlijnen. Dit artikellid bepaalt dat de leverancier voornemens tot wijziging van de voorwaarden op een toereikende wijze aan kleinverbruikers bekend moet maken. Daarbij dient hij hen tevens te wijzen op hun wettelijke recht de overeenkomst op te zeggen. De zinsnede ‘op toereikende wijze’ is ruimer dan ‘rechtstreeks’. Hieronder lijkt bijvoorbeeld ook een aankondiging in één of meer dag- of weekbladen of plaatsing op een website te kunnen worden begrepen. Het spreekt vanzelf dat de leverancier kan verkiezen de kleinverbruikers ‘rechtstreeks’ te benaderen.

Het derde lid heeft uitsluitend betrekking op de netbeheerders. Dit lid bepaalt dat netbeheerders zowel tariefstijgingen, als wijzigingen van de voorwaarden op toereikende wijze bekend moeten maken; zij hoeven niet te wijzen op een recht op opzegging. De achtergrond hiervan is dat een netbeheerder, anders dan de leverancier, monopolist is, hetgeen betekent dat de afnemer geen reële keuze heeft de transportovereenkomst op te zeggen.

Artikel 5

Het eerste lid van dit artikel strekt ter implementatie van de eerste en tweede volzinnen van onderdeel d, van Bijlage A bij de richtlijnen. Het eerste lid bepaalt dat kleinverbruikers een ruime keuze uit betalingsmethoden moet worden geboden. Onder betalingwijzen wordt in ieder geval verstaan: contante betaling, betaling door middel van een creditcard, betaling door middel van een acceptgirokaart, betaling via het internet en automatische incasso. Voor alle duidelijkheid merk ik op dat leverancier en netbeheerder niet verplicht zijn om contante betaling als betalingswijze te accepteren; zij kunnen deze betalingswijze uitsluiten, mits zij meerdere andere betalingswijzen toestaan.

Het tweede lid bepaalt dat de differentiatie in tarieven en voorwaarden tussen aangeboden betalingswijzen overeen moet komen met de kosten verbonden aan die betalingswijzen. Een toeslag op het tarief bij gebruik van een bepaalde betalingswijze mag dus niet meer bedragen dan de kosten die voor de leverancier en netbeheerder zelf verbonden zijn aan die betalingswijze (bijvoorbeeld bankkosten). Ik merk in dit verband overigens nog op dat ‘betalingswijze’ strikt moet worden uitgelegd, en wel in die zin dat het moet gaan om de wijze waarop het verschuldigde bedrag wordt voldaan. De betalingsfrequentie hoort daar bijvoorbeeld niet toe. Dit betekent dat leveranciers en netbeheerders hun klanten bepaalde extra voordelen kunnen bieden als zij kiezen voor een lage betalingsfrequentie (bijvoorbeeld één keer per jaar).

Artikel 6

Dit artikel strekt ter implementatie van onderdeel f van de Bijlagen A bij de richtlijnen. Het artikel bepaalt, dat kleinverbruikers geschillen met hun leverancier of netbeheerder via een transparante, eenvoudige en goedkope procedure door een onafhankelijke geschillencommissie moet kunnen laten beslechten. Rekening moet worden gehouden met de Aanbeveling nr. 98/257/EG, van de Europese Commissie van 30 maart 1998, betreffende de principes die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen (PbEG L 115). Een afnemer die bezwaar heeft tegen een beslissing of een handeling van zijn leverancier en/of netbeheerder zal zich in de regel eerst verstaan met die leverancier of netbeheerder. Het ligt in eerste instantie op de weg van die leverancier of netbeheerder daarop adequaat te reageren. Als dit niet tot een oplossing leidt, staan vervolgens grosso modo vier meer formele wegen open waarlangs afnemers geschillen met hun leverancier of netbeheerder kunnen oplossen:

a) Klachtenprocedure

Op grond van de artikelen 19d van de Elektriciteitswet 1998 en 35d van de Gaswet moet een netbeheerder voorzien in een klachtprocedure voor afnemers. Dit betreft een interne procedure. Er hoeft in deze fase nog geen sprake te zijn van een geschil. Er gelden wel enkele formele eisen (zo mag de klacht niet worden behandeld door degene tegen wie zij is gericht).

b) Directeur van de dienst

Op grond van de artikelen 51 van de Elektriciteitswet 1998 en 19 van de Gaswet, kan een afnemer een geschil met een netbeheerder ter beslechting voorleggen aan de directeur van de dienst. Het geschil moet in dat geval gaan over de wijze waarop de netbeheerder zijn verplichtingen op grond van de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet naleeft respectievelijk de wijze waarop hij zijn bevoegdheden op grond van die wetten uitoefent. Dit houdt nauw verband met en ligt in het verlengde van de algemene taak van (de directeur van) de dienst om toezicht te houden op de naleving van die wetten.

c) Bindend advies

De in dit artikel geregelde procedure betreft geschilbeslechting door middel van bindend advies. Immers, er is sprake van een geschil dat ter beslechting wordt voorgelegd aan een externe instantie. Hierbij kan gedacht worden aan de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven. Een andere geschillenregeling is mogelijk, mits deze regeling aan de waarborgen opgesomd in artikel 6 voldoet. De procedure dient te worden vastgelegd in offertes en in een geschillenregeling. Deze procedure geldt alleen voor kleinverbruikers.

d) Burgerlijke rechter

De in het onderhavige artikel geregelde procedure laat de bevoegdheid van de burgerlijke rechter onverlet. Indien sprake is van een geschil tussen een leverancier of netbeheerder en een afnemer, kan zowel de kleinverbruiker, als de leverancier of netbeheerder direct, dus met voorbijgaan aan de in dit artikel bedoelde procedure, een vordering bij de burgerlijke rechter wegens wanprestatie of onrechtmatige daad instellen. Een andere benadering zou op gespannen voet staan met artikel 17 van de Grondwet.

Artikel 7

Dit artikel strekt ter implementatie van onderdeel g van Bijlage A bij de richtlijnen. Het eerste lid bepaalt dat kleinverbruikers bij het sluiten van een overeenkomst tot levering of transport van elektriciteit moeten worden gewezen op hun recht op universele dienstverlening, als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de elektriciteitsrichtlijn.

Het tweede lid bepaalt dat kleinverbruikers met een aansluiting op een gastransportnet moeten worden gewezen op hun rechten op transport en levering van gas op grond van de Gaswet.

De (directeur van de) Dte kan toezicht houden op de naleving van de regels in deze paragraaf (artikel 5 van de Elektriciteitswet 1998; artikelen 59 en 60 van de Gaswet), en bij niet-naleving handhavend optreden (artikelen 77h en 77i van de Elektriciteitswet; artikelen 60ac en 60ad van de Gaswet).

§ 3. Wisseling van leverancier

Artikel 8

Dit artikel bepaalt welke gegevens een afnemer in ieder geval aan de netbeheerder moet overleggen in het kader van zijn switchverzoek. Dit zijn de EAN-code van de aansluiting, de gewenste switchdatum, de factureringswijze (al dan niet integraal) en het factuuradres als dat afwijkt van het aansluitingsadres. De opsomming is niet limitatief. Ook Netcode of MTAG kunnen verplichtingen bevatten bepaalde gegevens te overleggen.

Artikel 9

Het eerste lid bepaalt dat de netbeheerder hetzij de switch uitvoert, hetzij de beoogde leverancier en de afnemer bericht dat de switch niet wordt uitgevoerd, binnen vijf werkdagen na ontvangst van het switchverzoek. De netbeheerder kan zelf kiezen of hij de afnemer rechtstreeks of door tussenkomst van de beoogde leverancier bericht. Indien de switch wordt uitgevoerd, hoeft geen kennisgeving te worden gedaan. Immers, in dat geval hoeft er door de afnemer noch de beoogde leverancier actie te worden ondernomen. Dit laat overigens onverlet dat in de Netcode of de MTAG ook op dit punt aanvullende regels kunnen worden gesteld.

Het tweede lid bepaalt dat een bericht dat de switch niet wordt uitgevoerd gemotiveerd is. Reden om de switch niet uit te voeren is in ieder geval dat de afnemer niet de wettelijk vereiste gegevens heeft overgelegd. Daarnaast kunnen de Netcode en de MTAG redenen kennen om een switch niet uit te voeren.

Artikel 10

Dit strekt ter implementatie van onderdeel e van bijlage A van de richtlijnen. Het artikel bepaalt dat voor kleinverbruikers een ‘switch’ kosteloos moet zijn.

§ 4. Monitoring van leverings- en voorzieningszekerheid

Artikel 11

In het eerste lid is bepaald dat de Minister van Economische Zaken bij de uitvoering van de monitoringstaak met betrekking tot elektriciteit in ieder geval gebruik maakt van de gegevens en inlichtingen in de jaarverslagen van de directeur van de dienst (artikel 9 van de Elektriciteitswet 1998), de kwaliteits- en capaciteitsplannen (artikel 21 van de Elektriciteitswet 1998) en de storingsregistraties (artikel 39 van de Elektriciteitswet). Deze verslagen, plannen en registraties bevatten veel informatie over de te monitoren aspecten. De opsomming is niet uitputtend. De minister kan daarnaast gebruik maken van inlichtingen en gegevens die hij anderszins in verband met werkzaamheden ter uitvoering van de Elektriciteitswet 1998 heeft verkregen (artikel 78, derde lid, van die wet). Voorts kan hij natuurlijk altijd met toepassing van artikel 78, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 aanvullende informatie opvragen bij de in dat artikellid genoemde personen en organisaties.

De K&C-plannen en de storingsregistraties worden ingediend bij de directeur van de dienst. Om zeker te stellen dat de minister ter uitvoering van zijn monitoringstaak kan beschikken over de in deze plannen en registraties vervatte inlichtingen en gegevens, is in het tweede lid bepaald dat de directeur van de dienst hem deze plannen en registraties zo spoedig mogelijk na ontvangst toestuurt. Voor de K&C-plannen is dit tweejaarlijks, waarbij het tijdstip van ontvangst per netbeheerder kan verschillen. De storingsregistraties moeten de netbeheerders jaarlijks voor 1 maart bij de directeur van de dienst indienen. De directeur van de dienst zou deze registraties kort na 1 maart ‘gebundeld’ aan de minister kunnen toezenden. Hierover zouden werkafspraken kunnen worden gemaakt tussen de minister en directeur van de dienst.

Het verslag van de directeur van de dienst wordt jaarlijks voor 1 mei aan de minister uitgebracht. In dit verslag zou ook aandacht kunnen worden besteed aan de leverings- en voorzieningszekerheid in breder perspectief en zouden dwarsverbanden met andere onderdelen van het energiebeleid kunnen worden gelegd. Met het oog op de rapportageverplichting aan de Europese Commissie (artikel 4a, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998) is het wel van belang dat ik uiterlijk op 1 mei beschik over de op dat moment beschikbare, meest recente verslagen, documenten en registraties.

Ten slotte wordt opgemerkt dat eventuele vertrouwelijkheid van de gegevens voldoende is gewaarborgd. Immers, voor informatie die bij de minister berust, geldt, evenals voor informatie die bij de directeur van de dienst berust, de algemene geheimhoudingsplicht op grond van artikel 2:5 van de Awb. Voorts valt deze informatie onder het regime van de Wet openbaarheid van bestuur. Deze wet kent mogelijkheden om in bepaalde gevallen, zoals bedrijfsvertrouwelijkheid, informatie niet te verstrekken. Indien met toepassing van artikel 16, tweede lid, onderdeel f, van de Elektriciteitswet 1998 de monitoring geheel of gedeeltelijk aan de beheerder van het landelijke hoogspanningswet respectievelijk met toepassing van artikel 10a, eerste lid, onderdeel f, van de Gaswet aan de beheerder van het landelijke gastransportnet wordt opgedragen, is die beheerder op grond van artikel 79 van de Elektriciteitswet 1998 respectievelijk artikel 37 van de Gaswet tot geheimhouding verplicht.

Artikel 12

In het eerste lid is bepaald dat de Minister van Economische Zaken bij de uitvoering van zijn monitoringstaak met betrekking tot gas in ieder geval gebruik maakt van de inlichtingen en gegevens, vervat in de volgende documenten: kwaliteits- en capaciteitsplannen (artikel 8 Gaswet), de rapportage kwaliteitsindicatoren (artikel 35a Gaswet), de storingsregistraties (artikel 35e Gaswet), calamiteitenplannen (artikel 51 Gaswet), de jaarlijkse overzichten van Gasunie omtrent de ramingen voor de eerstvolgende 20 jaren met betrekking tot het kleine velden-beleid (artikel 54 Gaswet), de jaarlijkse overzichten van de beheerder van het landelijk gastransportnet (GTS) omtrent de ramingen voor de eerstvolgende 20 jaren met betrekking tot het kleine velden-beleid (innamepunten) (artikel 54a Gaswet), de door Gasunie en GTS ad hoc verstrekte gegevens met betrekking tot het kleine velden-beleid (artikel 56 Gaswet), de naleving van de kwaliteitsindicatoren (artikel 83 Gaswet), ingediende winningsplannen (artikel 34 Mijnbouwwet) en, tot slot de gegevens over aangetoonde winbare hoeveelheden gas per voorkomen en de verwachte hoeveelheden jaarlijks uit een voorkomen te winnen hoeveelheden gas gedurende 10 jaar (artikel 113 , eerste lid, onder e en f, van het Mijnbouwbesluit). De inlichtingen en gegevens in bovenvermelde documenten bevatten veel informatie over de te monitoren aspecten. Evenals bij elektriciteit, is deze opsomming niet limitatief. De minister mag ook gebruik maken van andere inlichtingen en gegevens die hij heeft verkregen in het kader van werkzaamheden ter uitvoering van de Gaswet (artikel 52a, derde lid, van die wet). Ook kan de minister, net als bij elektriciteit, te allen tijde met toepassing van artikel 34, eerste lid, aanvullende informatie vragen bij de in dat artikellid genoemde personen en organisaties.

De K&C-plannen en de rapportages over de kwaliteitsindicatoren worden ingediend bij de directeur van de dienst. Om zeker te stellen dat de minister ter uitvoering van zijn monitoringstaak kan beschikken over de in deze plannen en registraties vervatte inlichtingen en gegevens, is in het tweede lid bepaald dat de directeur van de dienst hem deze plannen en registraties zo spoedig mogelijk na ontvangst toestuurt. Voor de K&C-plannen is dit tweejaarlijks, waarbij het tijdstip per netbeheerder kan verschillen. De rapportages moet de netbeheerders jaarlijks voor 1 maart bij de directeur van de dienst indienen. De directeur van de dienst zou deze registraties kort na 1 maart ‘gebundeld’ aan de minister kunnen toezenden. Hierover zouden werkafspraken kunnen worden gemaakt tussen de minister en de directeur van de dienst.

De registratie van de onderbrekingen in het gastransport worden door de netbeheerders bijgehouden; zij maken de actuele stand van zaken met betrekking tot de geregistreerde onderbrekingen op geschikte wijze openbaar. Het derde lid bepaalt dat de netbeheerders jaarlijks voor 1 mei een actueel overzicht van die registraties aan de minister toezenden.

§ 5. Etikettering

Artikel 13

Het eerste lid verplicht de leverancier een etiket op of bij de rekening te plaatsen of te voegen en op het promotiemateriaal te plaatsen als het etiket betrekking heeft op het voorafgaande kalenderjaar respectievelijk op of bij de rekening te plaatsen of te voegen als het etiket betrekking heeft op de periode waarop de rekening betrekking heeft, dat betrekking heeft op de totale hoeveelheid elektriciteit die de leverancier in het desbetreffende kalenderjaar respectievelijk de desbetreffende periode aan eindafnemers heeft geleverd, uitgedrukt in kilowatturen, uitgesplitst naar de energiebronnen opgenomen in de bijlage bij de regeling en onder vermelding van het procentuele aandeel van die energiebronnen in de totale brandstofmix.

De tabel in de bijlage bepaalt in grote lijnen hoe het etiket er uit moet zien. Er is gekozen voor een model waarin een aantal belangrijke energiebronnen (kolen, gas, duurzaam) worden onderscheiden, waarbij de leverancier voor elke bron het procentuele aandeel in zijn totale brandstofmix dient aan te gegeven. Indien een leverancier duurzaam opgewekte elektriciteit levert, dient hij nog een nadere uitsplitsing naar opwekkingswijze te maken (wind, zon, waterkracht, biomassa). Dit sluit aan bij artikel 1, eerste lid, onderdeel t, van de Elektriciteitswet 1998. Met betrekking tot ‘biomassa’ wordt nog opgemerkt dat is aangesloten bij de definitie in artikel 1, eerste lid, onderdeel r, van de Elektriciteitswet 1998; met het oog op de overzichtelijkheid en begrijpelijkheid van het etiket is er vanaf gezien te differentiëren tussen zuivere en niet-zuivere biomassa, zoals in de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2003.

Het model noemt geen energiebron ‘stookolie’. Reden hiervoor is dat deze energiebron in Nederland slechts op kleine schaal wordt gebruikt. Bovendien is zij niet opgenomen in de in het algemeen deel van deze toelichting genoemde richtsnoeren van de Europese Commissie.

De restcategorie ‘onbekend’ is bedoeld voor elektriciteit waarvan de opwekkingswijze niet kan worden achterhaald. Het is wenselijk dat het percentage ‘onbekend’ zo beperkt mogelijk blijft. In voornoemde aanbevelingen van de Europese Commissie wordt een maximumpercentage van vijf procent genoemd.

Een aparte categorie ‘import’ is niet opgenomen. Het is de bedoeling dat geïmporteerde elektriciteit zoveel mogelijk wordt getraceerd en gerubriceerd onder de desbetreffende energiebron in het etiket. Bij duurzaam opgewekte elektriciteit kan dit door middel van het systeem van garanties van oorsprong. Indien de opwekkingswijze van de geïmporteerde elektriciteit redelijkerwijze niet te achterhalen is, maar wel bekend is dat het om import gaat, wordt zij vermeld in de subcategorie ‘onbekend – import’; indien de herkomst noch de opwekkingswijze bekend is, komt zij in de subcategorie ‘onbekend – overige’ terecht.

Het tweede lid bepaalt dat, als de leverancier een in het etiket opgenomen energiebron niet in zijn portfolio heeft, die bron wel op het etiket wordt vermeld, maar op nul wordt gesteld. De achtergrond hiervan is de vergelijking van de etiketten te vergemakkelijken.

Het derde lid heeft betrekking op de informatie die het etiket moet bevatten over de door de elektriciteitsproductie veroorzaakte milieugevolgen, in termen van uitstoot van koolstofdioxide en radioactief afval, veroorzaakt door de totale brandstofmix van de leverancier in het voorgaande jaar. Een uitzondering is gemaakt voor de categorie ‘onbekend’. Immers, de milieugevolgen van de opwekkingswijze van deze elektriciteit zijn naar hun aard onbekend.

De leverancier heeft de keuze de informatie op of bij de rekening of het geadresseerd promotiemateriaal zelf te verstrekken dan wel te volstaan met duidelijke verwijzingen naar publiek toegankelijke bronnen, zoals websites. Deze websites moeten onafhankelijk en betrouwbaar zijn. Hierbij kan gedacht worden aan websites die worden beheerd door overheidinstanties of onafhankelijke wetenschappelijke instituten, die internationaal geaccepteerde gemiddelden hanteren voor milieueffecten per opwekkingsbron. Een voorbeeld is de website van ECN. De eigen websites van de leverancier of een site van een belangenorganisatie zal in de regel niet voldoende onafhankelijk zijn om te kunnen fungeren als referentiebron.

Ten slotte wordt opgemerkt dat het in dit artikel voorgeschreven etiket een minimum is. Het staat een leverancier vrij om, in aanvulling op dit etiket, zijn eindafnemers nadere informatie of informatie in een andere vorm (bijvoorbeeld ‘pie charts’) over de door hem geleverde elektriciteit, te verstrekken.

Artikel 14

Op grond van artikel 95k, tweede lid, van de Elektriciteit 1998 is een producent of handelaar verplicht om de leverancier binnen twee maanden na een kalenderjaar de opwekkingsgegevens te verstrekken over de door hem geproduceerde of verhandelde elektriciteit. De volledigheid en betrouwbaarheid van de informatieverstrekking aan de afnemers wordt versterkt door de verplichting om voorafgaande schakels in de keten de informatie door te laten geven aan de leverancier. Doordat ook de producenten en handelaars gegevens bekend moeten maken wordt de betrouwbaarheid van de informatie vergroot.

In dit artikel wordt voornoemd artikel 95k, tweede lid, nader uitgewerkt. De producent of handelaar moet de opwekkingsgegevens aanleveren in kilowatturen en uitsplitsen naar energiebronnen en percentages op dezelfde wijze als de leverancier op het etiket. Dit betekent overigens niet dat producent of handelaar deze informatie ook in etiketvorm moet verstrekken; voldoende is dat de gegevens die de leverancier nodig heeft voor zijn etiket gemakkelijk uit de door de producent of handelaar verstrekte gegevens zijn af te leiden. Dit komt tot uitdrukking in de zinsnede ‘rekening houdend met’.

Artikelen 15 tot en met 17

Het toezicht op en de handhaving van de juistheid en volledigheid van het etiket is een belangrijke schakel bij het slagen van stroometikettering. De artikelen 15, 16 en 17 beogen dit te regelen. De grondslag hiervoor ligt in artikel 95k, vijfde lid, onderdeel d, van de Elektriciteitswet 1998. Daarnaast geldt dat ten aanzien van de betrouwbaarheid van de opwekkinggegevens van de elektriciteit waarvoor certificaten of garanties van oorsprong worden verstrekt, deze door middel van die certificaten of garanties van oorsprong wordt gewaarborgd.

Artikel 15 heeft betrekking op de leverancier. Het eerste lid bepaalt dat de leverancier verantwoordelijk is voor de volledigheid en de juistheid van het etiket. Hierdoor wordt buiten twijfel gesteld wie de normadressant is. Om een effectieve controle op de naleving van deze verplichting mogelijk te maken, bepaalt het tweede lid dat de leverancier de directeur van de dienst tijdig van bepaalde gegevens voorziet die van belang zijn voor de bepaling van de juistheid en volledigheid van het etiket.

Artikel 16 heeft betrekking op de producent. Het verplicht de producent om de directeur van de dienst bepaalde gegevens te verstrekken die essentieel zijn voor de controle op het systeem van stroometikettering.

Artikel 17 bepaalt dat de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet de directeur van de dienst jaarlijks binnen drie maanden na aanvang van een kalenderjaar een overzicht verstrekt van de totale invoer en uitvoer van elektriciteit in het voorafgaande kalenderjaar, alsmede van het aantal in dat jaar afgeboekte garanties van oorsprong.

De verplichting van leverancier en producenten de directeur van de dienst periodiek uit eigen beweging bovengenoemde gegevens te verstrekken, laat de algemene bevoegdheid van de directeur van de dienst gegevens en inlichtingen te verlangen (artikel 7 van de Elektriciteitswet 1998) uiteraard onverlet.

De directeur van de dienst is belast met het toezicht op en de handhaving van de regels met betrekking tot stroometikettering. Indien uit het toezicht of anderszins mocht blijken dat deze regels niet in acht worden genomen, is hij bevoegd een last onder dwangsom (artikel 77e van de Elektriciteitswet 1998) dan wel een bestuurlijke boete (artikel 77f van de Elektriciteitswet 1998) op te leggen.

§ 6. Overgangsbepalingen

Artikel 18

Dit artikel voorziet in een overgangsrechtelijke regeling voor op het tijdstip waarop deze regeling in werking treedt bestaande leverings- en transportovereenkomsten die niet in overeenstemming zijn met de eisen die daaraan in deze regeling worden gesteld. Betoogd zou kunnen worden dat zulke overeenkomsten hun gelding verliezen omdat zij vanaf het tijdstip waarop de regeling in werking treedt niet voldoen aan daaraan gestelde wettelijke eisen. Het eerste lid stelt buiten twijfel dat deze overeenkomsten hun gelding behouden.

Het tweede lid bepaalt dat kleinverbruikers die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling een overeenkomst hebben die niet aan de eisen van de regeling voldoet, binnen zes maanden na inwerkingtreding in de gelegenheid moeten worden gesteld hun overeenkomst om te zetten in een overeenkomst die wel aan deze eisen voldoet.

Artikel 19

Dit artikel bevat een overgangsrechtelijke regeling voor het verwerken van het verwachte grote aantal switches de eerste maanden na de marktopening. Het artikel bepaalt dat, in afwijking van de in artikel 9, eerste lid, de termijn waarbinnen de netbeheerder de switch uiterlijk moet uitvoeren tot 1 januari 2005 tien werkdagen is, gerekend vanaf de dag waarop hij het switchverzoek ontvangt.

Artikel 20

Dit artikel geeft een overgangsregeling voor stroometikettering. De regeling houdt in dat de verplichting tot etikettering niet geldt in het kalenderjaar waarin deze regeling in werking treedt. Immers, de leverancier beschikt in dat jaar nog niet over de gegevens van producenten of handelaars die nodig zijn om het etiket samen te kunnen stellen.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Naar boven